OPINIE - BINNENLAND

Luid en Duidelijk

MARTIJN KITZEN

Het blijft lastig. Hoe leg je aan de samenleving uit dat we in een instabiele wereld vol met reële bedreigingen leven? Voor de gemiddelde Nederlander zijn Rusland, China of niet-statelijke dreigingen heel ver weg. Dat geldt al iets minder voor klimaatverandering en migratie, maar die zaken worden niet direct als veiligheidsvraagstukken gezien. Verreweg de meeste bewoners van ons land wanen zich veilig op onze postzegel aan de Noordzee. Afgezien van de coronacrisis lijkt er hier immers weinig aan de hand. Er is nauwelijks besef van het feit dat onze welvaart grotendeels te danken is aan de sterke internationale positie van Nederland binnen het geglobaliseerde internationale systeem. Dit maakt ons kwetsbaar, omdat instabiliteit en machtsverschuivingen op andere plekken in de wereld grote gevolgen kunnen hebben voor onze belangen. Bovendien zorgt de open structuur van onze samenleving en economie ervoor dat we relatief makkelijk van buitenaf te beïnvloeden zijn. Dat geldt overigens het meest nadrukkelijk voor het virtuele domein waar traditionele grenzen niet eens bestaan. Kortom, we moeten af van het idee dat we ons hier lekker veilig achter onze dijken kunnen terugtrekken – zolang die tenminste nog bescherming bieden – en dat het dan verder wel goed komt.

Het inmiddels vier jaar oude rapport Veiligheid in een Wereld van Verbindingen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) geeft wat mij betreft een mooie aanzet voor een groter bewustzijn over de Nederlandse positie in de wereld en de verschillende manieren waarop deze bedreigd wordt. Nationale veiligheid is een kwestie van internationale verstrengeling en ons nationaal belang beperkt zich dan ook niet tot ons eigen grondgebied. Nederland vaart wel bij internationale stabiliteit. In het bijzonder dient daarbij aandacht te zijn voor belangrijke fysieke en virtuele verbindingsroutes (flow security). Ook is het van belang de internationale gevolgen van instabiliteit te beperken door oog te hebben voor de omstandigheden en het bestuur in instabiele landen (human security). De grootste dreiging komt van statelijke en niet-statelijke actoren die door middel van hybride strategieën in staat zijn het Nederlands belang in binnen- en buitenland aan te grijpen. Deze situatie vraagt om een krijgsmacht die voor haar taak is berekend en een overheid die bereid is te investeren in veiligheid in de breedste zin. Inmiddels is het bijna 2022 en lijkt het erop dat de regering het WRR-advies voor kennisgeving heeft aangenomen. Althans, als ik naar het defensiebudget en de overige investeringen in veiligheid kijk, dan ben ik er niet van overtuigd dat onze regering doordrongen is van de noodzaak de Nederlandse belangen beter te beschermen. Problematisch, omdat de overheid juist ook een grote rol heeft voor wat betreft het veiligheidsbewustzijn in de samenleving. Zeg nou zelf; waarom zou je je als Nederlander zorgen maken over de situatie in de wereld als de regering dat ook niet serieus lijkt te nemen. Als het allemaal echt zo erg was, zou het defensiebudget toch wel substantieel zijn verhoogd en zouden defensiemedewerkers toch wel een beter cao-voorstel hebben gekregen?

Hier raken we een punt dat ik in mijn columns al vaker heb benadrukt. De krijgsmacht, en in het bijzonder het officierskorps, is zo’n beetje de enige plek in Nederland waar het bewustzijn over de onzekere internationale veiligheidssituatie en de noodzaak tot effectievere bescherming leeft. Dat moet natuurlijk ook wel, het is immers onze professie. Ik heb al eerder opgeroepen uw kennis in te zetten om de maatschappelijke bewustwording over het belang van Defensie te vergroten en politici in staat te stellen geïnformeerd het debat te voeren. Daarbij draait het om een heldere uitleg waarom Defensie bepaalde taken moet kunnen uitvoeren in de huidige veiligheidsomgeving. Dat we daarbij nog een weg te gaan hebben blijkt bijvoorbeeld uit de maatschappelijke ophef rond dataverzameling door het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC). Wat mij naast het ontbreken van een juridische basis voor deze activiteiten opviel, was dat het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) er niet goed in slaagde uit te leggen waarom men zo’n eenheid eigenlijk nodig vond. Ik vond het extra pijnlijk om in een recente reconstructie in de NRC [1] te lezen dat ook binnen Defensie nauwelijks aandacht was voor een inhoudelijke discussie hierover. Nu kun je je afvragen waar dat precies aan lag – daarover wellicht een andere keer meer – maar het feit dat er geen duidelijke uitleg was heeft hier ongetwijfeld aan bijgedragen. De les die we in dit geval kunnen leren is dat, naast het zorgvuldig bewaken van de juridische kaders, je een heldere boodschap moet hebben waarin je uitlegt hoe een bepaalde capaciteit bijdraagt aan het beschermen van Nederlandse belangen tegen moderne dreigingen. Strategische communicatie richting samenleving, politiek en andere relevante spelers is essentieel. Wat mij betreft is de officier daarbij de perfecte boodschapper om dit luid en duidelijk over te brengen.

Eindnoot

  1. NRC, 1 november 2021, 'Alle alarmbellen gingen af, maar waarom greep dan niemand in bij Defensie?

Martijn Kitzen is Hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie en voormalig officier