PRIKKEN EN PRIKKELS

De militair 2.0

Al sinds de omschakeling naar een beroepsleger heeft Defensie moeite om de militaire functies gevuld te krijgen. Jarenlang was het militaire vacaturepercentage ongeveer 10% en dat vonden we al die jaren een groot probleem. Inmiddels is dat percentage verdubbeld, dus is het probleem alleen maar groter geworden.

Al sinds de omschakeling naar een beroepsleger heeft Defensie moeite om de militaire functies gevuld te krijgen. Jarenlang was het militaire vacaturepercentage ongeveer 10% en dat vonden we al die jaren een groot probleem. Inmiddels is dat percentage verdubbeld, dus is het probleem alleen maar groter geworden.

Tijdens de afgelopen twintig jaar zijn er meerdere pogingen ondernomen om de krijgsmacht aantrekkelijker te maken voor meer doelgroepen. Inmiddels zijn alle militaire functies binnen Defensie opengesteld voor vrouwen. We hebben bij de werving en selectie een redelijk scoringspercentage onder vrouwen van gemiddeld 30% dat bij ons wil werken. Het behouden van die vrouwen is echter een groter probleem. Soms kiezen zij voor een carrièreswitch, maar soms spelen er interne factoren mee die het voor vrouwen minder aantrekkelijk maken om in dienst te blijven. Onlangs maakten twee vrouwelijke luitenant-kolonels dat in de landelijke pers uitgebreid kenbaar, dus om Defensie aantrekkelijk te houden voor al het personeel moet er blijkbaar nogal wat gebeuren.

Eveneens de vraag is of we nog wel de juiste kwaliteiten werven en selecteren. Het beeld van een militair wordt immers nog voor een groot deel bepaald door het type dat we nodig hebben binnen het kinetische deel van de organisatie. Zo worden voor de basisvaardigheden alle militairen nog over één kam geschoren. Elke militair moet kunnen schieten, de Defensie Conditieproef (DCP) met goed gevolg afleggen en ieder jaar worden bijgeschoold in de militaire basisvaardigheden. Met andere woorden: hij of zij moet als de stereotype militair kunnen optreden.

Bij het toepassen van deze stereotypering in de huidige organisatie kunnen de nodige vraagtekens worden gezet. Het is evident dat de militair, die daadwerkelijk ‘gewapenderhand’ en onder alle omstandigheden haar of zijn werk moet verrichten, dient te voldoen aan fysieke en psychologische eisen en te beschikken over een complete set militaire vaardigheden. Maar in de veranderende militaire wereld, waarin Informatie Gestuurd Optreden (IGO) steeds belangrijker wordt, is het maar de vraag of iedereen aan die eisen moet blijven voldoen. We hebben steeds meer militairen nodig die andere vaardigheden hebben dan snel over een hindernisbaan rennen of vier van de vijf schoten raak kunnen schieten. Er zijn steeds meer militairen nodig die niet het voorterrein ingaan, maar opereren in het achterterrein of vanuit elke willekeurige plek ter wereld.

Je moet het maar kunnen?

Over wat voor militairen hebben we het dan? Dat zijn bijvoorbeeld de drone-operators op Leeuwarden en de cyberspecialisten die doorgaans in Nederland worden ingezet bij het Defensie Cyber Commando (DCC), maar ook de datascientists en –engineers die niet letterlijk aan het front worden ingezet. Een steeds groter deel van de defensieorganisatie werkt namelijk niet in de buurt van de kinetische activiteiten. En in een steeds groter deel van de organisatie worden vaardigheden gevraagd die de ‘standaard-militair’ over het algemeen niet heeft. Cyberdetectie, hacking, data-analyse, het schrijven van algoritmes; deze vaardigheden worden steeds belangrijker. Cyber wordt, als we de Defensievisie 2035 mogen geloven, dominant binnen Defensie. We veranderen dus van een vechtleger in een digitaal leger. De vraag is dan ook of en hoeveel ‘vechtsoldaten’ we nog nodig hebben.

Iedereen kent natuurlijk het beeld van de eenling die al Red Bull drinkend de hele nacht aan het gamen, programmeren of hacken is. We hebben daar nog wel wat stereotypische beelden bij, maar dit type mens wordt wel steeds belangrijker voor Defensie in de IGO-wereld. Een militair uniform kan daarbij wel eens een motivator zijn om voor Defensie te komen werken. We moeten er daarom voor zorgen dat de krijgsmacht aantrekkelijker wordt voor deze mensen. De werving moet dus anders zoals door het ontplooien van wervingsactiviteiten op gaming events, hackerconferenties en dergelijke. Daar moeten we geïnteresseerden laten zien wat voor tof werk Defensie kan bieden. Naast het aanpassen van de werving moet vooral ook het selectieproces veranderen. Of iemand 2500 meter kan rennen binnen twaalf minuten is voor een groot deel van de IGO-banen niet echt interessant. Autisme? We hebben een militaire baan voor je. Dikke buik, maar kampioen gamer? We hebben een militaire baan voor je. In een rolstoel, maar een kei in wiskunde? We hebben een militaire baan voor je!

We moeten alle geïnteresseerden laten zien wat voor tof werk Defensie te bieden heeft

We zoeken een militair 2.0 die net zo divers is als de maatschappij. Een diversiteit die nu eens niet gericht is op vrouwen of minderheden, maar op iedereen die voor de krijgsmacht nuttige vaardigheden heeft. En al mogen dat natuurlijk best vrouwen of minderheden zijn, we moeten niet streven naar een quotum daaruit, maar naar een quotum voor atypische militairen. Het gewenste quotum zou kunnen zijn dat de helft van de militairen weliswaar niet in staat is om de DCP te halen, maar wel digitaal vaardig is. En jazeker, dat mogen ook vrouwen en minderheden zijn. We sluiten niemand uit.

Aan ons allemaal de taak om te accepteren dat een militair ook iemand kan zijn die minder fit is, lang haar heeft, bang is voor een geweer, en het buiten zijn maar vervelend vindt. De vaardigheden waarover die mensen wel beschikken zijn steeds belangrijker voor onze krijgsmacht. Zij zijn juist die belangrijke raderen om de nu stereotype militairen beter, effectiever, sneller en veiliger hun werk te laten doen.

Redactie