KERSTVERHAAL

Daar heb je Flipper

De merkwaardige geschiedenis van de Fokker Friendship C-8

LKOL B.D. P. DEKKERS

In 1959 bestelde de Koninklijke Luchtmacht 12 Fokker F-27 Friendship vliegtuigen die bij 334 Squadron op de vliegbasis Ypenburg de twintig oude C-47 Dakota’s moesten vervangen. De Friendships voor de KLu kwamen begin jaren zestig in dienst in drie verschillende uitvoeringen: de C-1 in VIP-uitvoering, de C-2 en de C-3 werden geleverd in de normale passagiersuitvoering en de overige negen vliegtuigen waren uitgevoerd als zogenaamde Troopships. Deze verschilden van de eerdergenoemde uitvoeringen door een versterkte vloer, een grotere laaddeur vooraan en twee grote deuren achter voor het droppen van parachutisten. Tot zover de bekende geschiedenis; minder bekend is dat een van deze vliegtuigen een rijkere historie heeft dan de andere, de C-8. In dit kerstverhaal wordt geprobeerd iets van deze historie weer te geven, het geheel gebaseerd op feiten maar aangevuld met enkele minder-feitelijkheden.

‘Er komen 120 Starfighters in Nederland’, dat was de slogan waarmee de Afdeling Personeelspubliciteit in 1964 vliegers trachtte te werven die de ‘geweldige mach-2-energie’ naar hun hand konden zetten. Die moesten dan deel gaan uitmaken van ‘een hecht team door-en-door getrainde specialisten’. Nu viel op dat laatste wel iets af te dingen, want de F-104 Starfighter was voorzien van een voor die tijd hypermoderne Autonetics R-14 NASARR-radar [1] met meerdere air-to-air en ground mapping modes. In combinatie met de andere elektronica waarmee het vliegtuig was volgestouwd zou de vlieger hiermee in staat moeten zijn om ook bij nacht en ontij vijandelijke vliegtuigen te onderscheppen en, onder de radar vliegend, gronddoelen te identificeren en aan te vallen. Het merendeel van de vliegers die op de F-104 werden opgeleid had echter totaal geen ervaring in het werken met radar; alleen degenen die van de F-86K, onze eerste all weather fighter, af kwamen hadden gewerkt met een tamelijk rudimentaire air-to-air radar. Radar bombing was voor ons en onze Duitse en Belgische collega’s nog volledig terra incognito en de opleiding hiervoor verliep moeizaam. Zoals in een brochure van Fokker destijds werd opgemerkt: ‘While flying in the F-104G already requires a certain amount of concentration, not all attention can be devoted to the electronic aids for navigation and attack, resulting in a cumbersome learning process, expensive in flying hours and money’.

De simulator bracht weinig soelaas in dit opzicht, die was alleen geschikt als proceduretrainer. De luchtmacht had om die reden een aantal vliegerinstructeurs uitgezonden naar George Air Force Base waar zij op de F-105D van de US Air Force (USAF) de fijne kneepjes van het vak konden leren. Na terugkeer in Nederland van een verblijf van een jaar in de VS zouden zij dan vanuit de achterste cockpit van de tweezits Starfighter hun kennis kunnen verspreiden onder de cursisten van de F-104 opleiding op de vliegbasis Twenthe. Echter, in navolging van hun Duitse collega’s constateerden de beleidsmakers bij de KLu dat dit goedkoper moest kunnen. Het zou toch mogelijk moeten zijn om de radarneus van de F-104 op een transportvliegtuig te monteren, compleet met de NASARR-radar. Zou dan in de cabine een F-104 cockpit geplaatst worden, dan was de perfecte trainer ontstaan, en dat tegen een fractie van de kosten per vlieguur. Tijdens een drie uur durende vlucht zouden drie à vier vliegers getraind kunnen worden. Bijkomend voordeel zou ook nog zijn dat het directe contact tussen instructeur en cursist zou resulteren in een snellere en meer efficiënte kennisoverdracht. De fabrikant van de radar beschikte al over een dergelijke trainer, zij het dat die was opgebouwd op een oude DC-3 die was voorzien van een radarneus [2].

Medio juli 1965 benaderde de KLu vliegtuigfabrikant Fokker om te onderzoeken of een van de negen Troopships zou kunnen worden omgebouwd tot radar-trainer, naar voorbeeld van de elders in de wereld al rondvliegende Dakota’s met Starfighter neus. Begin 1966 werd bij Avio-Diepen op Ypenburg met de ombouw begonnen en een klein jaar later werd de C-8, voorzien van Starfighter-radar en -neus, afgeleverd aan de KLu. Door de bemanningen werd de kist al snel Flipper genoemd, naar de dolfijn uit de gelijknamige, toentertijd populaire tv-serie. De carrière van de C-8 als radartrainer kon beginnen.

Wat weinigen echter nog weten is dat de C-8 er al een respectabele loopbaan op had zitten. Na eind 1960 afgeleverd te zijn aan de luchtmacht ging dit vliegtuig door middel van een leaseconstructie in maart 1962 terug naar Fokker als PH-FSC. De reden was dat Fokker de Troopship graag in de Verenigde Staten (VS) wilde verkopen. Al enkele jaren eerder, in 1958, was al een licentiebouw overeenkomst met vliegtuigfabrikant Fairchild-Hiller aangegaan om de passagiersuitvoering van de Fokker te bouwen voor de Amerikaanse markt. Om een Troopship te kunnen demonstreren aan de Amerikaanse luchtmacht (USAF) was het nodig een vliegtuig in deze configuratie de Atlantische Oceaan te laten oversteken. In april van dat jaar werd de C-8 doorverhuurd aan Fairchild-Hiller voor een serie demonstratievluchten voor het Pentagon. Maar niet al deze optredens verliepen naar wens: in mei 1962 was de C-8 betrokken bij een bijna-botsing boven de Potomac rivier bij Washington DC. En niet zomaar een bijna-botsing, het andere vliegtuig was niet minder dan de presidentiële helikopter, de Marine One met John F. Kennedy aan boord. Of dit de verkoopkansen van de Troopship nadelig heeft beïnvloed vermeld de historie niet, maar er werden uiteindelijk slechts twee vliegtuigen aan het Amerikaanse leger verkocht. Deze waren bestemd voor het parachuteteam The Golden Knights dat er vele jaren naar volle tevredenheid mee gewerkt heeft. Pas in 2019 werden hun Troopships gepensioneerd na ruim 27.000 uur gevlogen te hebben.

De C-8 met Starfighter neus

Duitse Dakota met Starfighterneus

De Starfighter cockpit in de C-8

In juni 1962 keerde de C-8 terug naar Nederland en na nog een demonstratietournee door Zweden in een poging om het vliegtuig aan het Zweedse leger te slijten, kwam het terug in de vloot van de luchtmacht. Daar vloog de -8 vier jaar zijn opdrachten voor volk en vaderland tot aan de ombouw tot NASARR-trainer. In die hoedanigheid werd de C-8 nog een paar maal uitgeleend om aan andere krijgsmachten getoond te worden, zoals bijvoorbeeld voor het Amerikaanse leger in Wiesbaden. Maar meestentijds vloog Flipper zijn uren bij elkaar met jonge F-104 vliegers achterin, tot aan een fatale dag eind 1968. Op een typisch Nederlandse winterdag, nevelig met een waterig zonnetje dat maar nauwelijks aan kracht won, steeg de C-8 op van Ypenburg met als bestemming Twenthe. Daar zouden de cursisten die in Ypenburg waren opgestapt worden afgelost door een drietal collega’s afkomstig van de omscholingseenheid The Dutch Masters. Of het door de laagstaande zon kwam in combinatie met de ochtendnevel, de cockpitbemanning die mogelijk vertrouwde op de oplettendheid van de radarinstructeur achterin, maar plotseling doemde daar een ander luchtvaartuig op, zo laat dat het net niet meer te ontwijken was.

Het Leidsch Dagblad had daarna een opmerkelijke primeur. Onder de pakkende kop ‘Radioactieve vliegtuigneus afgebroken’ werd gewag gedaan van een Fokker Friendship van de Koninklijke Luchtmacht die tijdens een vlucht van Ypenburg naar Twenthe door de bliksem was getroffen. De koeien van boer Sturkenboom, die vredig aan het grazen waren in een weiland bij Houten, hadden de schrik van hun leven. Een lang puntig object was plotseling in hun midden geland en niet veel later had Hilversum 2 er al lucht van gekregen. Niet veel later, gewaarschuwd door een telefoontje van Sturkenboom, wist men in de uitzending al te melden dat er sprake was van radioactieve straling. De boordtelegrafist en de boordwerktuigkundige (BWK) hadden echter een andere verklaring. De laatste zat op zijn gebruikelijke plaats, de jumpseat tussen de beide vliegers, waar hij zich bezighield met de synchronisatie en de spoed van de propellers. Niet bepaald een dagtaak, vandaar dat de BWK zich voor een groot deel van de kruisvlucht kon toeleggen op de lookout. ‘Ik keek op een gegeven moment naar rechts en toen zag ik uit mijn ooghoeken iets raars. Ik zou zweren dat het een slee was met rendieren ervoor. En vlak daarna een donderende klap en een lichtflits, of we door de bliksem waren getroffen. En toen was onze neus weg’.

Het weiland van boer Sturkenboom werd later afgezet door de marechaussee en de brokstukken die van de Flipper waren afgevallen werden door de luchtmacht afgevoerd op een vrachtauto. Maar toen de boer die avond de koeien op stal ging brengen vond hij nog iets dat de militairen kennelijk over het hoofd hadden gezien…een jute zak met kerstcadeautjes…

Epiloog

De C-8 werd in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht, met zijn eigen oude neus. Het gebruik van een vliegend klaslokaal werd toch als van onvoldoende meerwaarde beoordeeld voor de training van F-104 vliegers. In 1996 ging de C-8 met pensioen na bijna 12.000 vlieguren. Haar laatste jaren slijt zij als poortwachter, gespoten in de kleuren van het F-27 demoteam. Een waardig einde voor een vliegtuig met zo’n rijke historie.

De Starfighter-neus van de C-8 tussen de koeien

C-8 als poortwachter op Eindhoven

Eindnoten

  1. NASARR, North American Search and Ranging Radar.
  2. https://youtu.be/OFJ-W7LcpYs
  3. Feiten en foto's bij dit artikel zijn ontleend aan Forum Nederlandse Luchtvaart, de bijdrage 'Een puntig verhaal' van Jaap de Moor.