Pensioenen

Indexatie 2022 vanaf dekkingsgraad 105%

door: Martin Weusthuis

Staatssecretaris Wiersma van SZW heeft de Tweede Kamer toegezegd dat hij eerder indexeren van pensioenen mogelijk wil maken. De regels daarvoor worden in de loop van 2022 met een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangepast en gelden dan met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022.

Wiersma wil de AMvB gelijktijdig met het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen naar de Tweede Kamer sturen. Dat betekent dat het eenvoudiger wordt om de pensioenuitkeringen te verhogen, ook als de nieuwe pensioenwet nog niet door de Tweede Kamer is aangenomen. Eerder stelde Wiersma wel de eis van instemming door het parlement met de Wet toekomst pensioenen, maar nu door deze AMvB niet meer. Indexeren wordt dan mogelijk voor pensioenfondsen die een beleidsdekkingsgraad hebben van ten minste 105% in plaats van de huidige 110%. Hieraan stelt hij wel nadere eisen, waaronder een onderbouwing door pensioenfondsen waarom ze indexeren. Het wetsvoorstel is net voor advies naar de Raad van State gestuurd. Daarna, en dat is naar verwachting ergens in het voorjaar 2022, worden het wetsontwerp en dus de AMvB doorgestuurd naar de Tweede Kamer.

Beleidsdekkingsgraad

De beleidsdekkingsgraad is het voortschrijdend gemiddelde van de 12 laatste actuele dekkingsgraden. Die zien er bij ABP als volgt uit:

Het draait vooralsnog om de beleidsdekkingsgraad op peildatum 1 januari 2022, zoveel is intussen duidelijk uit de TK-handelingen. We kunnen uit bovenstaande tabel veilig aannemen dat dat voor het ABP betekent dat er geen indexatie zal zijn in 2022. Alhoewel, de tekst van de AMvB moet nog worden geschreven. Misschien zit er een anders vormgegeven tussentijdse indexatie verderop in 2022 toch nog in.

Intussen zijn er al kritische geluiden te horen. In de Tweede Kamer zelf, van leden die stellen dat je niet vooruitlopend op de grote omwenteling in 2026 nu al moet gaan indexeren. Je hebt het geld nodig om straks een goede overgang te realiseren, waarbij er bij het invaren niet gekort hoeft te worden en ook niet meteen in het daaropvolgende jaar. Dat zou de acceptatie en vertrouwen in het nieuwe stelsel niet ten goede komen. Daarnaast moet er geld zijn voor de compensatie van het zogenoemde veertigersverdriet, de deelnemers die in het verleden in het huidige systeem steeds de oudere deelnemers hebben gesubsidieerd en nu ze zelf aan beurt zijn naar die subsidie kunnen fluiten.

Er doen verhalen de ronde alsof na ingang van het nieuwe stelsel meteen groots geïndexeerd kan worden, doordat de pensioenen worden bepaald op basis het zogenoemde projectierendement. Dat projectierendement heeft voor het berekenen van de pensioenen dezelfde functie als de rekenrente in het huidige stelsel, maar valt hoger uit omdat er ook een deel verwacht aandelenrendement in wordt opgenomen. Op dit moment wordt dat projectierendement in 2026 op 1,5% geschat. Een rekenrente van 1,5% zou bij het ABP in het huidige stelsel een dekkingsgraad opleveren tussen de 115% en 120%. Die dekkingsgraad geldt voor alle deelnemers op dezelfde wijze en dus kan de gepensioneerde net als de jonge deelnemer weer voor een groot deel worden geïndexeerd.

Echter, in het nieuwe stelsel kent de gepensioneerde maximaal 35% rendementstoedeling zakelijke waarden. De andere 65% rendementstoedeling komt uit de vastrentende waarden met op het ogenblik een rendement rond de -0%. Oftewel, in het nieuwe stelsel kent de gepensioneerde een lager verwacht rendement en er zit dus niet echt een sterke pensioenverhoging in. Voor de jongere ligt dat anders. Zijn rendementstoedeling ligt voor het grootste deel in de zakelijke waarden en hij kan dus bij een positief beleggingsrendement wel een grote pensioenverhoging tegemoet zien. De zaken liggen andersom bij een negatief beleggingsrendement. In dat geval zal de wijze van rendementstoedeling in het nieuwe stelsel de gepensioneerde behoeden voor een grote pensioenterugval, terwijl de jongere dat wel kan overkomen met zijn in opbouw zijnd pensioen.

Besturen van pensioenfondsen met hoge dekkingsgraden willen wel indexeren. Dat deden ze toch al steeds in de voorbije jaren. De pensioenfondsbesturen van de grote 5 pensioenfondsen met dekkingsgraden in de buurt van die van het ABP, laten weten dat ze niet meteen staan te trappelen. Ook zij leggen de relatie met onbekende financieel-economische ontwikkelingen en het komende nieuwe pensioenstelsel en de daarvoor benodigde gelden.

Kortom, een deel van de BV Nederland zit te springen om geld nu, terwijl het andere bepalende deel liever nog afwacht om het geld later, als het er op dat moment is, in te zetten.