HISTORIE

Hoe Zouaven van militaire eenheid tot icoon werden (deel 1)

Fais ce que dois, advienne que pourra

DRS. CEES SOMERS

Gevecht in Algiers

De Franse term Zouave wordt gebruikt voor specifieke infanterie-eenheden die hun oordsprong vonden tijdens de verovering van Algiers door Frankrijk vanaf 1830. Met hun flamboyante uiterlijk, de manier van inzet en optreden, maar met name de tomeloze daadkracht, ontwikkelden zij zich tot een iconisch voorbeeld op diverse andere strijdperken.

Inleiding

Zouaven werden als militaire eenheid opgericht tijdens de verovering door Frankrijk van Algiers dat, onderhorig aan het Ottomaanse Rijk, van 1818 tot 1830 werd bestuurd door de vorst, ofwel dey, Hüseyin bin Hüseyin (1765 – 1838). Hüseyin verkreeg, naast afdrachten van zeerovers, inkomsten uit de oogsten van het land. Frankrijk kocht sinds 1790 tarwe voor haar krijgsmacht in Algiers. Nadat er een forse betalingsachterstand was ontstaan nodigde de dey de Franse consul, Pierre Deval, uit voor een gesprek. Kooplieden hadden op hun beurt onvoldoende belastingen betaald aan de dey. De Franse consul liet het probleem escaleren. Het gesprek tussen beiden verliep dermate onbevredigend dat de dey de consul met een waaier op zijn neus sloeg. De Franse koning Karel X van Bourbon (1757 – 1836) nam dit op als een belediging én als casus belli. Het conflict was een welkom geschenk voor Karel, broer van de tijdens de Franse revolutie onthoofde Lodewijk XVI en van Lodewijk XVIII die hij in 1824 was opgevolgd. Karel had te maken met een groeiende binnenlandse onvrede omdat hij herstel zocht van het Ancien Régime. Hij liet onteigende landeigenaren compenseren voor het afschaffen van het feodalisme, vergrootte de macht van de katholieke kerk en voerde de doodstraf weer in. Het sturen van troepen door Karel die op 5 juli 1830 de dey afzetten was een welkome bliksemafleider. Maar toen zijn conservatieve regering de verkiezingen verloor in 1830 en Karel met verordeningen wilde ingrijpen, sloeg de vlam in de pan en moest hij aftreden. Hij werd vervangen door Lodewijk Philips (1773 – 1850) uit het huis Orléans-Bourbon, die niet tot koning gezalfd en gekroond een eed moest afleggen aan het parlement.

In Algiers bleef het onrustig en na de juli-revolutie van 1830 moest de onder Napoleon I gelauwerde generaal Bertrand Clauzel (1772 – 1842) zijn voorganger en Bourbonnist generaal Lodewijk de Bourmont (1773 – 1846) vervangen. Clauzel versterkte de krijgsmacht met eenheden die bestonden uit inheems geworven strijders, zoals uit de stam van de Zwafa uit Kabylië, de Zaouaoui. Uit respect voor hun strijdlust werd op 1 oktober 1830 een naar hen vernoemd nieuw regiment opgericht, de Zouaven, tot welke eenheid zo’n vijfhonderd strijders toetraden. Op 9 maart 1831 bekrachtigde Lodewijk Philips dit besluit met een koninklijke ordonnantie [1]. Hoewel deze zouaven al snel bewezen geduchte krijgers te zijn bleek de hoeveelheid te werven personen tegen te vallen. Daarnaast combineerde de inzet van Franse officieren minder goed met inheemse soldaten. Al snel viel het besluit de Zouaven-regimenten te laten aanvoeren door de best gekwalificeerde Franse officieren, maar de rangen te laten vullen met Franse vrijwilligers. Wat bleef was het exotische uniform: een mantel met capuchon, een bedaïa (korte jas), een groene tulband, de chechia, een kort donkerblauw geborduurd jasje en een rode serouel, een broek met zeer wijde pijpen. Om de buik droeg men een vier meter lange en veertig cm brede ceintuur en een broek gestoken in windsels van schapenvacht boven witte hoge schoenen. Deze uniformering was praktisch, comfortabel en makkelijk te onderhouden. Het herinnerde aan de schilderachtige mammelukse lijfwacht van Napoleon I, Roustam Raza (1783 – 1845). Het uniform symboliseerde krijgshaftigheid en onverschrokkenheid. De groene kleur van de tulband verwees naar de lievelingskleur van de profeet Mohammed en kreeg een religieuze lading als pelgrims van de hadj. Niet alleen het uniform had Moorse wortels. De zwaardbajonetten waren geënt op de jatagans [2] van de Ottomaanse Janitsaren en werden later ook toegepast bij de in 1866 ingevoerde chassepot geweren.

Zouaven speelden een belangrijke rol bij de pacificering van Algiers, Kabylië, Constantine, Quarensis, Isly en Zaatcha. Een nieuwe revolutie in Frankrijk in 1848 betekende het einde van de monarchie maar niet van de Algiers-expeditie. Na verkiezingen werd prins Lodewijk Napoleon (1808 – 1873), neef van Napoleon I, president. Hij breidde de Zouaven uit tot drie regimenten met, na zijn kroning tot keizer, een regiment Zouaves de la Garde Impériale (uitgerust met witte tulbanden).

De Zouaven onderscheidden zich tijdens de Krimoorlog (1853 – 1856), het conflict tussen Rusland en een alliantie bestaande uit het Franse Keizerrijk, het Britse- en Ottomaanse Rijk en het koninkrijk Sardinië. Zoals bijvoorbeeld bij de slag om de Alma [3] en bij Inkerman, die naast de beslissende bajonetaanval op Malakoff, leidde tot de inname van Sebastopol. Ook in Italië (Magenta en Solferino, 1859), de interventie in Mexico en de Frans-Duitse oorlog (1870 – 1871) waren zij onderscheidend.

Meerdere maarschalken startten hun carrière in een van de Zouaven-regimenten of bij het Franse Vreemdelingenlegioen. Ze waren bereid hun rang in te leveren om desnoods als gewoon soldaat te mogen intreden. Met hun uniformering, bewapening en krijgsprestaties bouwden deze eenheden gestaag aan een imposant esprit de corps. Zouaven toonden een persoonlijke moed grenzend aan doodsverachting en regimentscommandant generaal Christophe Léon Louis Juchault de Lamoricière (1806 – 1865) bracht dit tot de uitspraak: ‘Brave comme Zouave’.

Zouaven, 1843

Jatagans en officierssabel sabel Zouaven

Chassepot met bajonet

Amerikaanse Zouaven

Navolging kon niet uitblijven. Georg Brinton McClellan (1826 – 1885), een Amerikaanse generaal-majoor van de Noordelijk staten tijdens de Amerikaanse burgeroorlog, vertaalde in 1852 een Frans handboek over bajonetvechten. In 1855 werd hij geplaatst als militair waarnemer bij de Krimoorlog. Hij bestudeerde het beleg om Sebastopol en de inzet van Franse Zouaven die hij beschreef als ‘de beste lichte infanterie van Europa’: ‘The most reckless, self-reliant and complete infantry that Europe can produce’. Ook andere Amerikaanse officieren waren onder de indruk van de Zouaven. Terug in Amerika bleken tijdens de Amerikaanse burgeroorlog de leidinggevende capaciteiten van McClellan onvoldoende. Hij werd door president Lincoln (1809 – 1865) ontheven uit zijn functie maar bleef adviseur: ‘Ook al kan McClellan niet vechten, hij blinkt erin uit om anderen te laten vechten’. Zijn analyse van het optreden van Zouaven, zijn handleiding over de cavalerie, maar ook zijn ontwerp voor een nieuw zadel, het McClellan-zadel, dat nog steeds de standaard is bij ceremoniële functies, bleken nuttig.

Elmer Ephraim Ellsworth (1837 – 1861) was een Amerikaans legerofficier en een goede vriend van president Lincoln die, zelf ruim 1,93m, Ellsworth met zijn 1,68m ‘the greatest little man I ever met’ noemde. Ook Ellsworth raakte onder de indruk van de Zouaven. Hij kleedde en trainde zijn drill team vergelijkbaar en ontwikkelde hen tot nationaal voorbeeld. Hij maakte daarbij ook gebruik van de kennis van zijn schermmeester, Charles de Villiers, die als Zouaaf in de Krimoorlog had gediend. Deze kennis werd ook geïntegreerd in de Amerikaanse militaire handleidingen van Winfield Scott en William Hardee. Toen president Lincoln om vrijwilligers riep voor de verdediging van Washington kwam Ellsworth met zijn 11e New York Vrijwilligers Regiment bestaande uit brandweerlieden die al snel de bijnaam de Red Devils verdienden [4]. Ellsworth werd gedood op 24 mei 1861 toen hij de vlag van de Confederatie van een gebouw wilde verwijderen en daarbij werd doodgeschoten door de eigenaar. Toen Lincoln het nieuws hoorde brak hij in tranen uit onder de uitroep: ‘Was zijn offer noodzakelijk?’. De kist met Ellsworth werd opgebaard in het Witte Huis en ‘Remember Ellsworth’ werd een beroemde strijdkreet.

Al snel ontstond het ene na het andere Zouaven regiment. Een Franstalige New Yorkse krant kopte ‘Il pleut des Zouaves’. Enkele voorbeelden zijn de Duryée’s Zouaves (5th New York); Hawkins’ Zouaves (9th New York); McChesney’s Zouaves (10th New York); Ellsworth’s Fire Zouaves (11th New York); Collis’s Zouaves (114th Pennsylvania); Piatt’s Zouaves (34th Ohio) en Wallace’s Zouaves (11th Indiana). De Confederatie bleef niet achter met de Wheat’s Tigers (1st Louisiana Special Battalion) en Coppens’ Zouaves (1st Louisiana Battalion), niet toevallig voornamelijk voortkomend uit Frans Louisiana. Hun exotische uiterlijk, strakke drill en hun strijdkreet ‘zoo-zoo-zoo’ werden legendarisch. Er werden tientallen Zouaven regimenten actief, zowel voor de Unie (de Noordelijken) als de Confederatie (de Zuidelijke staten); ieder van zo’n duizend strijders. Zij trainden op snelheid en mobiliteit naast het element van verrassing. Niet meer aanvallen in rustig marcherende, strak gesloten maar kwetsbare linies of colonnes, maar rennend in losse groepen, met sprongen tot tweehonderd meter, liggend dekken, vuren en verder hollen. Al liggend was er minder last van kruitdampen en hollend konden ze drie keer per minuut vuur afgeven. Thomas Wentworth Higginson sprak: ‘There is a fierce energy about them beyond anything of which I have ever read’. De Zouaven werden symbool voor gedrevenheid en l’audace. Bij iedere slag van betekenis doken zij op: van Gettysburg tot Appomattox. De eerste Unie-officier die sneuvelde was een Zouaaf net als de eerste Unie-militair die een Medal of Honour kreeg. De laatste gesneuvelde Unie-militair was een Zouaaf. Ze vormden een schilderachtig aansprekend geheel op het slagveld, maar dit maakte hen ook kwetsbaar. The New York Times schreef [5] dat Zouaven altijd vechten. ‘Raken ze zonder munitie dan gebruiken ze de kolf van hun geweer. Zonder geweer gebruiken ze hun vuisten en zelfs als ze handen en voeten kwijtraken vechten ze nog met de stompen van hun ledematen’. Een voorbeeld uit velen zijn de Duryée’s Zouaves die bij een woeste bajonetcharge tijdens het beleg van Port Hudson, Louisiana, in 1863 108 man verloor, meer dan een derde van de eenheid, op één namiddag. Zouaven vielen veel individuele onderscheidingen ten deel naast citations voor hun eenheid. Er ontstond een Zouaven-rage met effecten in de mode, literatuur en de kunst. De Zouaaf als voorbeeld- en zelfs cultfiguur, was geboren.

‘This uniform of the 5th New York Volunteer Infantry (Duryée's Zouaves), 1861, consisted of a distinctive jacket, vest, sash, baggy trousers, and fez. The Zouave uniform adopted on both sides by many volunteer units during the first year of the Civil War was based on that of the elite Zouave battalion of the French Army, whose dashing appearance matched its fighting abilities. In their turn, the French Zouaves modeled their uniform and drill after the native dress and fearless tactics of their former Algerian opponents, encountered in the course of the colonial war of the 1830s’ (National Museum of American History, Washington DC).

Poolse Zouaven

In Polen verschenen Zouaven op het strijdtoneel door toedoen van François Rochebrune (1830 – 1870) die tijdens de Krimoorlog diende bij de Zouaven. Na het verlaten van de dienst opende hij in Krakau, Polen, een schermschool die zich ontwikkelde tot een militaire academie waar veel Poolse officieren werden getraind. Tijdens de opstand tegen Rusland in 1863 om Polen te herstellen als onafhankelijke staat, vormde hij een vrijwilligerseenheid die de naam kreeg Zwava smierci, Zouaven van de dood, gevuld met leden van zijn schermschool. Hun uniform was losjes gebaseerd op dat van de Zouaven met een zwarte jas en een groot wit kruis op de borst [6]. Bij de slag om Miechow op 17 februari 1863 leidde Rochebrune een succesvolle bajonetcharge tegen Russische posities, die overigens gepaard ging met hoge eigen verliezen. Binnen enkele maanden bereikte hij, gebaseerd op zijn successen, de rang van generaal en was hij kort in beeld als Pools militair opperbevelhebber van de opstand. Na het instorten van het Poolse verzet keerde hij terug in het Franse leger met de rang van kapitein en kreeg vanwege de Poolse verdiensten het Legioen van Eer toegekend. Tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870 – 1871) voerde hij in de rang van kolonel, gekleed in zijn Poolse Zouaven-van-de-dood uniform, een eigen eenheid aan onder de naam Les Gaulois,. Dienend bij het 19e Nationale Garderegiment werd hij op 19 november 1870 door een Duitse sluipschutter gedood.

Pauselijke Zouaven

Op het Italiaanse schiereiland was de Paus soeverein vorst tussen 754 en 1870 over zijn Pauselijke Staten. De oorsprong was een schenking door Pepijn de Korte (714 - 768) na het verslaan van de Longobarden, later gecodificeerd door Karel de Grote (748 – 814). Tot aan de opkomst van Napoleon werd deze staat door de pausen bestuurd, verliezen dan maar toen verloren ze tijdelijk hun soevereiniteit. Die kregen ze weer na de val van Napoleon terug bij het Congres van Wenen (1814 – 1815). Tijdens het pontificaat van Paus Pius IX steekt de risorgimento, het streven naar Italiaanse eenwording, opnieuw de kop op en door de liberale revolutie van 1848 kreeg deze beweging de wind in de zeilen. De Paus moest vluchten, maar kwam door een ingreep van Franse troepen in 1849 weer terug. De Franse president, de latere keizer Napoleon III, kon de politieke steun van de katholieken in zijn land niet missen. In het noorden van Italië bleef het Koninkrijk Piëmont-Sardinië aandringen, in het zuiden gesteund door de roodhemden van Giuseppe Garibaldi (1807-1882). De Kerkelijke Staat was voortdurend in een toestand van crisis, die echter nooit tot een ramp leek uit te groeien. Premier Camillo Benso di Cavour (1810 – 1861), premier van Piëmont-Sardinië bleef met zijn koning Victor-Emmanuel II (1820 – 1878) het vuurtje opstoken en zocht medestanders. Cavour en Victor Emmanuel II wilden met Napoleon III de macht van Oostenrijk breken op het Italiaanse schiereiland, waarna Piëmont-Sardinië ook delen van de Kerkelijke Staat (via referenda) zou mogen annexeren, op de pauselijke soevereiniteit van Rome en omgeving na. Nadat de Oostenrijkers waren verslagen bij Magenta en Solferino (1859), richtte Cavour echter zijn blik onmiddellijk op de Kerkelijke Staat.

Paus Pius IX had de beschikking over een legertje van vrijwilligers, huursoldaten en leden van prominente katholieke orden. Deze krijgsmacht bestond uit tirailleurs, cavalerie en artillerie, waarvan de kwaliteit echter te wensen overliet. Door de oproep van de Paus in 1860 [7] om hulp, stroomden vrijwilligers toe die werden geplaatst in het naar hun herkomst genoemde korps Tirailleurs Franco-Belges. Generaal De Lamoricière, een Algiers-veteraan, werd opperbevelhebber en Louis-Aimé burggraaf van Becdelièvre (1826 – 1871), opgeleid op Saint Cyr, veteraan van de Krimoorlog, onderscheiden met het Legioen van Eer, nam de tirailleurs stevig onder zijn hoede. ‘La discipline est très sévère’ [8]. Nog onvoldoende voorbereid werd dit samenraapsel echter op 18 september 1860 in de Slag bij Castelfidardo en Ancona verslagen. Het grootste deel van het Italiaanse schiereiland, met een verbinding tussen het noorden en het zuiden, was nu verenigd onder Victor Emmanuel II, die op 17 maart 1861 het koninkrijk Italië uitriep. Onder de pauselijke gesneuvelden bevond zich zoveel oude Franse adel dat de verlieslijsten leken op de gastenlijst van een bal in de tijd van Lodewijk XIV. De crisis was – voor de paus – een ramp geworden. Becdelièvre vertrok al snel na een intern conflict en werd vervangen door de Zwitser Joseph Allet, een Castelfidardo-veteraan.

Uniform van de pauselijke Zouaaf (foto: Wikimedia Commons)

Op dat moment van crisis in de Kerkelijke Staat kwamen een aantal ontwikkelingen bijeen. Het netwerk van oude adel van het Ancien Regime die wel een Bourbon maar geen Orléans, laat staan een Bonaparte, wilde dienen, vond elkaar in het steunen van de Paus als symbool van de door God gegeven rechtsorde, de ‘tweezwaarden theorie’. Die kende een wereldlijk zwaard (de keizer) en een geestelijk zwaard (de Paus), beiden ondergeschikt aan God. Maar de keizer ontleende zijn macht eigenlijk aan de goedkeuring door de Paus, bevestigd door de kroning van de keizer door de Paus. Dat was ook de reden dat Napoleon I op het laatste moment de kroon uit de handen van de Paus nam en zichzelf kroonde. Napoleon kende zijn klassiekers. De verworvenheden van het Ancien Régime en deze tweezwaardenleer moesten worden verdedigd door strenggelovige strijders die zich geestdriftig om hun Heilige Vader wilden scharen. Met de vijand op de drempel was een snelle reactie van belang, naast een eenheid die van meet af aan tot de verbeelding moest spreken. Die werd op 1 januari 1861 opgericht en Zuavi Pontifici, Pauselijke Zouaven, gedoopt. Bedacht door Frédéric-François-Xavier Ghislain de Mérode (1820 – 1874), afkomstig uit een adellijk Belgisch geslacht, aartsbisschop en minister van Oorlog van de Kerkelijke Staat. Hij was een veteraan van het Franse Algerije-Vreemdelingenlegioen, onderscheiden met het Legioen van Eer en daarnaast een goede bekende van De Lamoricière. Deze ontwierp het uniform voor de Pauselijke Zoeaven naar Frans voorbeeld: een hemd, een kort tuniekjasje en een wijde pofbroek in blauwgrijze stof, afgezet met dofrode biezen, tressen en chevrons. Als hoofddeksel geen islamitische fez, maar een grijze kepie. Lage schoenen en slobkousen, soms laarzen, voltooiden het geheel. Comfortabel, makkelijk te onderhouden en imponerend. Opperbevelhebber werd de ervaren militair Herman Kanzler (1822 – 1888), die bij Castelfidardo veel indruk had gemaakt. Al op jonge leeftijd kolonel, werd hij bevorderd tot generaal vanaf 1860 en minister van oorlog in 1865. Onder zijn leiding groeide de krijgsmacht van een kleine 5.000 naar ruim 15.000 man. Onderverdeeld in tirailleurs, artillerie, genie, dragonders, Zwitserse- en Italiaanse huursoldaten, het Legion d’Antibes en een regiment Zouaven. De Zouaven werden grondig getraind door een keur aan oude Franse zo genoemde noblesse d’épée [9]. De voertaal was Frans en was, naast afkomst, een vereiste om promotie te kunnen maken. De fine fleur van de Bretonse adel bevond zich op het Italiaanse schiereiland. Met deze relatief kleine krijgsmacht afgezet tegen de tegenstand stond men echter voor een onmogelijke taak. Desondanks werden veldslagen als Monte Libretti en Mentana (1867) tegen Garibaldi’s roodhemden glorierijk gewonnen, waarbij de Zouaven gesteund werden door een Frans detachement uitgerust met nieuwe, verdragende chassepot geweren met de jatagan zwaardbajonet. Garibaldi was na Mentana geen politieke factor van betekenis meer.

Ook buiten het slagveld onderscheidden de Zouaven zich. Bij het uitbreken van cholera-epidemieën werden Zouaven ingezet, hetgeen meerdere van hen het leven kostte. Van de ruim 10.000 personen die tussen 1861 en 1870 dienden als Zouaaf kwamen er ruim 3.000 uit Nederland. Op een wolk van katholieke emancipatie, uit op avontuur maar vooral om de Heilige Vader bij te staan. Eén van hen was Philip Somers (1838 – 1909; overgrootvader van de auteur) die zich als voluntario per mesi had gemeld. Zijn brieven naar huis [10] bevatten veel informatie over het dagelijkse leven, patrouille lopen, kerkbezoek, het eten en de training. Er werd een strak schema gehandhaafd van reveille met koffie (5h), exercitie (7-9h), soep met vlees (9h), appèl (11h), exercitie (13-16h), soep met vlees, aardappels, rijst of macaroni (16h), gebed en bezinning (17h), 21h (tarwebrood met melk), 22h (rust). Philip was gewapend met een musket met een jatagan opzij. Er was voor de Zouaven een bibliotheek met vooral franstalige boeken en kranten beschikbaar. Philip wisselde boeken uit met zijn kameraden August graaf Guillet de la Brosse en Ernest baron Rabé des Ordons. Toen Philip wegens zijn inzet werd bevorderd tot korporaal, gebeurde dat gelijktijdig met een Poolse prins en twee Romeinse prinsen. Toen hij de dienst verliet ontving hij zijn Cartello di Congedo Servizio Militare della Sante Sede, zijn ‘loopbriefje’ tot afscheid met een schat aan informatie. De reis naar huis ging via de haven Civita Vecchia naar Marseille en vervolgens met de trein door Frankrijk naar zijn woonplaats ’s-Hertogenbosch. Zouaven reisden niet door protestantse landen.

Op 20 september 1870 viel Rome na een, op bevel van de Paus, slechts symbolische tegenstand tegen een overweldigende meerderheid aan vijandelijke troepen. Een dag later nam de Paus afscheid van zijn Zouaven en werd hij de ‘gevangene van het Vaticaan’. Dat duurde tot 11 februari 1929 toen Mussolini (1883 – 1945) het Verdrag van Lateranen sloot met de Heilige Stoel. Vaticaanstad werd geboren en in de tussentijd waren de Zouaven uitgegroeid tot iconen van zelfopoffering en tomeloze strijdlust.

Foto van Philip Somers en zijn 'loopbriefje', ondertekend door zijn compagniescommandant Olivier baron de Kermel, kapitein-schatmeester Louis Ragni, fourier Ferdinand Hefner, bataljonscommandant Charles de Lambilly, Zouaven-kolonel Joseph Allet en opperbevelhebber Herman Kanzler.

In Nederland liepen nog tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw statige ‘bewakers’ rond in de katholieke kerken die als swies – Zwitser – teruggrepen op de pauselijke garde en de eerbied handhaafden in Gods huis. Die rol werd nog lang door oud-Zouaven vervuld. Analoog aan het motto van het boek van François Le Chauff de Kerguenec: Fais ce que dois, advienne que pourra (doe wat je doen moet, wat ook de tegenstand mag zijn). Na 1870 zouden Zouaven op meerdere terreinen hun vleugels uitslaan.

Het tweede deel over de geschiedenis van de Zouaven verschijnt in Carré nr. 8: 'Het laatste réveil. Activiteiten van Zouaven van 1870 tot 1962'.

Eindnoten:

  1. G. Gangloff, Les zouaves. Le corps des zouaves, le Régiment des zouaves, 1830-1852 (1993), p.12
  2. Jatagan, kort Turks zwaard; de chassepot geweren waren de voor die tijd moderne vervangers van de ouderwetse voorladers, Antoine Chassepot; de Janitsaren waren een keurkorps in het Ottomaanse rijk
  3. Er is nog steeds een brug, de pont d’Alma, over de Seine vernoemd naar deze slag. Eerst versierd aan de voet met vier grote militairen, verschillende eenheden voorstellend. Na de renovatie van de brug is alleen de Zouaaf gehandhaafd
  4. Robin Smith, American Civil War Zouaves (1996), p. 6
  5. The New York Times, 20 juli 1860, p. 4
  6. Informatie o.a. afkomstig uit Muzeum Wosjka Polskiego, Warszawa
  7. Charles A. Coulombe, The Pope’s Legion. The Multinational Fighting Force that Defended the Vatican (2008)
  8. F. le Chauff de Kerguenec, Souvenirs des Zouaves Pontificaux 1861 et 1862 (Poitiers, 1890), p. 26
  9. Baron de Charette, Souvenirs du regiment des Zouaves Pontificaux (1870), p. 17; Baron de Charette, Noces dÁrgent du Régiment des Zouaves Pontificaux 1860- 1885. Z.J. pp. 31-32.
  10. Familie-archief Somers, Nijmegen. Dagboek, brieven, persoonlijke documenten Philip Somers (1838-1909).