OPINIE - BUITENLAND
Ius in Bello - II
Humanitair oorlogsrecht, wordt vervolgd
LKOL B.D. P. DEKKERS
Het tribunaal in Tokio (foto: Wikimedia Commons)
Het ontstaan van het humanitair oorlogsrecht
In het vorige nummer van Carré werd een beschouwing gewijd aan het ontstaan van het humanitair oorlogsrecht. Het huidige oorlogsrecht is een uitvloeisel van de bloedige slag bij Solferino tijdens de Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog in 1859. Daarna werd op initiatief van de Zwitserse zakenman Henri Dunant, die getuige was van de verschrikkingen, het Rode Kruis opgericht. Dat zou een neutrale organisatie moeten worden, bestaande uit vrijwilligers die zich over de oorlogsgewonden zouden kunnen ontfermen zonder daarbij bedreigd te worden door een der oorlogvoerende partijen. Een jaar na de oprichting van het Rode Kruis werd in 1864 de Eerste Conventie van Genève bezegeld met een verdrag. De vooralsnog laatste versie, de Vierde Conventie van Genève, die in 1950 in werking trad, telde in 2014 196 ondertekenaars. De tekst van deze conventies is een van de voornaamste bronnen voor het huidige humanitair oorlogsrecht.
Een tweede bron is het Haagse Oorlogsrecht dat tot stand kwam tijdens de twee in Den Haag gehouden vredesconferenties in 1899 en 1907. Deze Haagse vredesconferenties waren een initiatief van de Russische tsaar Nicolaas II. Helaas is echter van het goedbedoelde initiatief van deze tsaar niet veel meer overgebleven. De huidige Russische heerser, Vladimir Poetin, heeft in de door Rusland ontketende oorlog tegen Oekraïne getoond weinig op te hebben met humanitair oorlogsrecht. In dit tweede deel van dit artikel over het humanitair oorlogsrecht wordt ingegaan op vraag wat kan worden gedaan om de naleving van de bepalingen van de Geneefse conventies en de Haagse conventies te verbeteren of af te dwingen.
Naleving van verdragen
Al tijdens de Eerste Wereldoorlog (WO I) werden de zo goed bedoelde en door alle oorlogvoerende naties bekrachtigde bepalingen van het oorlogsrecht maar in een beperkt aantal gevallen nageleefd. Dit illustreert de zwakke plek van dit soort verdragen: de naleving ervan is nauwelijks af te dwingen en overtreders gaan vrijwel altijd vrijuit. Na de Tweede Wereldoorlog (WO II) ontstond met de oprichting van de Verenigde Naties (VN) de hoop dat gewapende conflicten tot het verleden zouden gaan behoren, en dat potentiële conflicten door overleg zouden kunnen worden opgelost. En zou er toch een conflict uit de hand lopen, dan kon de VN-Veiligheidsraad desnoods ingrijpen. Helaas is als gevolg van het vetorecht voor de permanente leden van de Veiligheidsraad dit instituut verworden tot een tandeloze tijger. Resoluties om landen die over de schreef gaan tot de orde te roepen worden vaak uit eigenbelang geblokkeerd door een veto van een der permanente leden.
Maar er zijn natuurlijk ook lichtpuntjes; zo werd bijvoorbeeld kort na WO II een groot aantal Duitse en Japanse oorlogsmisdadigers bij de in Neurenberg en Tokio gehouden processen ter dood veroordeeld of kreeg een lange gevangenisstraf opgelegd. Van meer recente datum zijn de in Den Haag gevoerde processen tegen de grootste oorlogsmisdadigers van de oorlog die uitbrak na het uiteenvallen van voormalig Joegoslavië. Maar de balans is toch dat in de meeste gevallen oorlogvoerende landen zich nog steeds nauwelijks iets aantrekken van het internationale humanitaire recht en er vaak nog mee wegkomen ook. Ofschoon er op dit moment nog weinig zinnigs te zeggen is over de afloop van de oorlog in Oekraïne lijkt de kans zeer klein dat de verantwoordelijke politieke leiders als president Poetin, minister van buitenlandse zaken Lavrov of minister van defensie Sjojgoe ooit voor een tribunaal zullen verschijnen. Te vrezen valt dat de vervolging beperkt zal blijven tot ‘klein bier’; ondergeschikte militairen die zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden en krijgsgevangen zijn gemaakt.
Naleving staat hoog op de politieke agenda
De ICC Ukraïne Accountability conferentie (foto: Wikimedia Commons)
Pogingen om naleving te verbeteren
Uiteraard is het tal van landen en internationale organisaties een doorn in het oog dat er weinig en steeds minder respect bestaat voor het internationaal humanitaire recht, waar uiteindelijk toch vrijwel alle bij de VN aangesloten landen zich aan verbonden hebben en dat bij elk conflict de regels weer met voeten worden getreden. Een recent voorbeeld hiervan is de burgeroorlog in Jemen, waarbij de interventie van een door Saudi-Arabië geleide coalitie tot een humanitaire ramp heeft geleid. De Amerikaanse president sprak zich hierover in felle bewoordingen uit, echter niet veel later, toen de olie-export door Rusland in het gedrang kwam, werd deze veroordeling gauw ingeslikt.
Een aantal jaren geleden heeft een werkgroep in opdracht van het International Committee of the Red Cross (ICRC) zich al eens met deze problematiek beziggehouden. Voor de Informal High-Level Expert Meeting on Current Challenges to International Humanitarian Law van juni 2004 werd een background paper geschreven onder de titel: ‘Improving Compliance with International Humanitarian Law (IHL)’. In de loop der jaren hebben naties en andere actoren zich ingespannen om de naleving van IHL te verbeteren. Niet alleen is het een vast onderdeel geworden van het curriculum op militaire onderwijsinstituten, is het opgenomen in militaire handboeken en doctrines, maar staat de verbetering van de naleving hoog op de politieke agenda’s van tal van regeringen en overheidsinstanties. Het Internationale Strafhof getuigt van de vasthoudendheid om oorlogsmisdadigers verantwoording te laten afleggen voor hun daden. Desondanks blijft de naleving van de bepalingen van het oorlogsrecht tijdens gewapende conflicten een groot probleem. Bij een of meer van de strijdende partijen ontbreekt vaak de (politieke) wil om de bepalingen van het oorlogsrecht te volgen, het zou niet in het belang zijn van de oorlogvoering, of de zich misdragende militaire eenheden of individuen ontbreekt het aan de discipline om zich aan wetgeving te houden. Tal van factoren als angst, wraakgevoelens en vele andere kunnen hier een rol spelen. Ondanks al deze factoren blijft het van groot belang om uit menselijk oogpunt alles te doen om de naleving van IHL te bevorderen en af te dwingen.
Het ICRC ziet een grote rol weggelegd voor derde landen. Dat zou kunnen in de vorm van onderhandelingen met de strijdende partijen en het uitoefenen van diplomatieke of andere druk, zoals bijvoorbeeld door het stopzetten van hulpprogramma’s of wapenleveranties totdat de mensenrechtensituatie verbetert. Een andere weg, die gelijktijdig begaan kan worden is het opzetten van een fact finding mission of het bijdragen aan operaties om oorlogsmisdadigers op te sporen en voor het gerecht te brengen. Een voorbeeld hiervan is de opsporing door de Israëlische geheime diensten Mossad en Shin Beth van de beruchte oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann in Argentinië. De opsporing en veroordeling van verantwoordelijken voor dit soort misdaden kan een afschrikwekkende werking hebben op andere potentiële oorlogsmisdadigers. Een recenter en meer nabij voorbeeld zijn de inspanningen van Nederland om de schuldigen aan het neerhalen van vlucht MH17 te achterhalen en veroordeeld te krijgen. Of hier een afschrikwekkende werking van uit is gegaan, kan op dit moment nog gezegd worden. Onlangs nog werd een van de hoofdverdachten, Igor Girkin, ook wel bekend onder de naam Strelkov en troepenaanvoerder van de afvallige volksrepubliek Donetsk, onderweg naar het front te Cherson om zich aan te sluiten bij de Russisch-gezinde strijders, door de Russen opgepakt, ongetwijfeld om te voorkomen dat hij in handen zou vallen van Oekraïne en mogelijk uitgeleverd zou kunnen worden aan Nederland.
Dit voorbeeld toont nog een andere complicatie aan rond de naleving van het internationale humanitaire recht. Waar reguliere staten nog tot op zekere hoogte kunnen worden aangesproken op hun (wan)gedrag, bij non-statelijke actoren is dat in veel mindere mate het geval. Revolutionaire bewegingen hebben nauwelijks vertegenwoordigingen in internationale gremia, of het moet zijn via met hen sympathiserende landen, zoals destijds de revolutionaire beweging in Zuid-Vietnam, de Viet Cong, werd gesponsord door Noord-Vietnam. Waar de strijders van de Viet Cong al niet bekendstonden om hun menslievende wijze van optreden, waren het de strijders van Islamitische Staat (IS) in Syrië en Irak die in het begaan van wreedheden tegen hun tegenstanders en onschuldige burgers het absolute dieptepunt bereikten. Deze groepering, die een onbegrijpelijke fascinatie uitoefende op sommige elementen in beschaafde samenlevingen, werd uiteindelijk verslagen door militair optreden in een internationale coalitie waar Nederland ook deel van uitmaakte. Een dergelijk optreden als reactie op barbaars optreden door revolutionairen is echter meer uitzondering dan regel.
Het ICC in Nederland (foto: ICC)
Geen goed vooruitzicht
In zijn algemeenheid heeft de Russische invasie in Oekraïne nog eens duidelijk de begrenzingen van goedbedoelde internationale verdragen aangetoond. De vrije wereld staat machteloos om de oorlogsmisdrijven begaan door de Russen te voorkomen en verantwoordelijken voor het ICC te brengen en het is hoogst twijfelachtig of dit ooit nog zal gebeuren. Zelfs alleen maar een door de VN-Veiligheidsraad uitgesproken veroordeling van de Russische agressie zal het nooit halen zolang landen met een permanente zetel hier een vetorecht hebben. De opheffing van dit vetorecht zal wel altijd een utopie blijven. Het lijkt er eerder op dat wij getuige zijn van het afbrokkelen van de naleving van tal van internationale verdragen. Ook wordt de wereld geconfronteerd met een gestage toename van autocratisch geregeerde landen, met regeringsleiders aan het hoofd die het geen probleem vinden om geldende regels en overeenkomsten te negeren zodra die niet passen in hun programma.
Maar ondanks alles zal de vrije wereld niets moeten nalaten om te voorkomen dat schuldigen hun gerechte straf ontlopen. Een lichtend voorbeeld is nog steeds de befaamde Oostenrijkse nazi-jager Simon Wiesenthal (1908 – 2005) die zijn hele leven na WO II wijdde aan de vervolging van voortvluchtige oorlogsmisdadigers en er tot op hoge leeftijd in slaagde deze voor het gerecht te brengen. Tot op de dag van vandaag komt het nog voor dat hoogbejaarde misdadigers ter verantwoording worden geroepen. Want, vrij naar H.M. van Randwijck: Als de wereld voor tirannen zwicht, dan dooft het licht.
Simon Wiesenthal (foto: Wikimedia)