Pensioenen

Premie en indexatie 2023

door: Martin Weusthuis

Kranten openen met chocoladeletters: “Dekkingsgraden stijgen naar recordniveau”. In het afgelopen jaar is ook de inflatie naar recordniveau gestegen. Volgt er ook een record-indexatie?

Als gevolg van de oorlog in Oekraïne schiet de inflatie omhoog. Mijn Nederlandse grootvaders hebben aan de D-mark inflatie in de crisisjaren geld verdiend met de smokkel van varkens, boter en jenever naar de hongerlijdende Duitsers. Dat niet weer, denkt de ECB in Frankfurt, en verhoogt de beleidsrente om die inflatie in toom te houden. Als gevolg stijgen de marktrentes, ook de risicovrije marktrente (rts) die de dekkingsgraden van de Nederlandse pensioenfondsen bepaalt. Vorig jaar augustus lag de rts voor het ABP op 0,3%, dit jaar augustus op meer dan 2%.

Tussentijds hebben we daarom per 1 juli 2022 al een indexatie gekregen van 2,39%, gebaseerd op de inflatie van sep 2020 tot sep 2021. Wat gaat er nu gebeuren per 1 januari 2023, gebaseerd op de inflatie van sep 2021 tot sep 2022? Welke afwegingen zal het ABP-bestuur hier maken?

De indexatie van het ABP wordt vastgesteld op basis van de beleidsdekkingsgraad per eind oktober 2022. De beleidsdekkingsgraad (de voortschrijdend gemiddelde actuele dekkingsgraad van de laatste 12 maanden) lag eind juli 2022 op 113,0%. Volledige indexatie bij het ABP kan vanaf een beleidsdekkingsgraad van 127%. Die gaan we niet halen in de nog resterende drie maanden. Volledige indexatie zit er dus niet in, maar wel een heel behoorlijke en die is zeer welkom nu we lijden onder die enorme inflatie.

Het ABP-bestuur stelt in november de indexatie per 1 januari 2023 vast. De GOV|MHB zal er alles aan doen om die zo hoog mogelijk te laten uitvallen. De GOV|MHB vindt nl. dat hantering van de door DNB vastgestelde en verplichte rts (intussen bijna een dagrente) voor de over een periode van tientallen jaren uit te betalen pensioenen van een pensioenfonds onzin is. Een langjarige macrostabiele discontovoet van 2% is prudent genoeg om de financiële boekhouding van een pensioenfonds over langere tijd gezond rond te laten lopen, waarbij premie en pensioen op een acceptabel en aantrekkelijk niveau liggen.

Dat wil overigens niet zeggen dat volledige compensatie van een piekinflatie zoals die zich nu voordoet, ondanks de technisch voldoende dekkingsgraad, ook altijd mogelijk is. Iedere procent indexatie is nl. grofweg ook 1%-punt van de dekkingsgraad. 10% indexatie is dan een daling van de actuele dekkingsgraad van 120% naar 110%. U kunt zich voorstellen dat compensatie van de in de afgelopen jaren gemiste indexatie van maximaal 20% in zo’n situatie leidt tot dekkingsgraden onder de 100%, waarbij indexatie niet meer mogelijk is en de premie omhoog moet. En het ABP-bestuur wil ook nog graag invaren in het nieuwe pensioenstelsel met een dekkingsgraad die in 2025 ruim voldoende is om u als deelnemer een voldoende gevulde individuele pensioenpot toe te kennen. Kortom, het ziet er naar uit dat u een interessante indexatie tegemoet kunt zien per 1 januari 2023, maar niet een die de totale inflatie dekt.

Tegelijkertijd stelt het ABP-bestuur in november de pensioenpremie voor 2023 vast. Na een reeks van jaren waarin het bestuur zelf de fout inging door de rekenrente voor het bepalen van de premie (die mag het bestuur wel zelf bepalen) op 5% te leggen, werd de weg ingezet naar beneden, naar 2%, en ook naar een realistischer hogere premie. Per 1 januari a.s. wordt de laatste stap gezet van 2,2% naar 2,0%. Daardoor stijgt de premie met zo’n 1,5%. De premie is in 2022 nog verzwaard met een premieopslag van 1,5%-punt, omdat het bestuur eind 2021 een premieopslag op zijn plaats achtte vanwege de toenmalige lage dekkingsgraad. Die situatie is nu wel voorbij met dekkingsgraden die bijna volledige indexatie mogelijk maken. Kortom, die premieopslag kan vervallen. De premiestijging en het wegvallen van de premieopslag compenseren elkaar. Voor de militair zou dat een gelijkblijvende premie betekenen.

En is het nou toeval of opzet? Bij de vormgeving van het nieuwe pensioenstelsel (Wet Toekomst Pensioenen / WTP) werd ook steeds uitgegaan van een ‘projectierendement’ van 2%, bij de vaststelling van de premie. Het projectierendement is de vervanger van de rekenrente in het huidige systeem. Het verschil is dat in het projectierendement een stukje verwacht rendement op het vermogen mag worden meegenomen. Dat is dus gewoon hetzelfde als een prudente macrostabiele discontovoet die de GOV|MHB al jaren aanbeveelt, maar die in het huidige systeem uit den boze is! Met een premie gebaseerd op het projectierendement van 2% worden ook dezelfde pensioenen behaald als in het huidige systeem met 2% rekenrente. Het verschil is dat de pensioenen onder de FTK-regels nauwelijks kunnen worden geïndexeerd, en onder de WTP-regels wel. Wat is nu het betere stelsel?