OPINIE - BUITENLAND

Observaties over het verloop van de Oekraïne-oorlog

LKOL B.D. PATRICK BOLDER

Foto: Wikimedia Commons

Op 24 februari 2022 begon, wat de Russische president Poetin en zijn minister van buitenlandse zaken Lavrov daags tevoren nog hadden ontkend, de 'speciale militaire operatie’ tegen Oekraïne. Er is echter ook iets te zeggen voor de stelling dat de oorlog tegen Oekraïne in feite al acht jaar eerder, op 20 februari 2014 was begonnen. Toen werd door het Russische leger van 'groene mannetjes' de Krim ingenomen en onder Russisch gezag gesteld. Maar, kijken we louter naar het hoog-kinetische gevecht, dan kunnen we stellen dat de oorlog eind augustus 2022 een half jaar heeft geduurd. Een goed moment om eens terug te kijken, te duiden en van te leren.

Over de Russische motieven voor de militaire operatie van 2022 is al genoeg gezegd. Ik wil mij hier beperken tot mijn observaties over het verloop van de oorlog; een oorlog die, vrees ik, nog lang niet is afgelopen. Wel kunnen er al enkele conclusies aan worden verbonden, conclusies die wellicht ook keuzes voor de Nederlandse krijgsmacht beïnvloeden. Juist nu er eindelijk structureel meer geld naar Defensie gaat is het van belang dit juist en toekomstbestendig te besteden. Niet om op de vorige oorlog te zijn voorbereid, maar juist om trends, die in toekomstige oorlogen van belang zijn, goed te kunnen plaatsen en er zo op voor te bereiden.

Er is al veel geschreven over het lage moreel van de Russische militairen. Door valse informatie te geven aan de frontsoldaten, slechte arbeidsvoorwaarden en beruchte initiatierituelen lijkt de motivatie van de gewone Russische soldaat zeer laag te zijn, waardoor de gevechtskracht sterk is aangetast. Zorg en aandacht voor het personeel is een uiterst belangrijke factor voor het effectief kunnen inzetten van de krijgsmacht. De nieuwe arbeidsvoorwaarden voor het Nederlandse defensiepersoneel weerspiegelen eindelijk eens het belang van dit soort factoren voor een goede krijgsmacht!

Ik zal me echter vooral richten op directe militaire/operationele zaken die van belang zijn om te benoemen: luchtoverwicht, asymmetrie, precisiemunitie, cross- en multi-domein optreden, own the narrative en de weaponisation of everything. Ik sluit af met een drietal aanbevelingen voor de Nederlandse defensieorganisatie.

Een van de meest duidelijke en voor de hand liggende observaties is dat het luchtoverwicht essentieel is en blijft om militaire doelste­llingen op de grond te kunnen bereiken. Een oude les eigenlijk, kijk bijvoorbeeld naar de Zesdaagse Oorlog in 1967, waar Israël begon met de vijandelijke luchtstrijdkrachten in het luchtgevecht, maar vooral door middel van offensive counter air (OCA) operaties, uit te schakelen en zo het luchtoverwicht te winnen en te behouden. Een les die wellicht ook hier op de achtergrond is geraakt na jaren zonder tegenstand in de lucht en het luchtoverwicht dus een gegeven was.

In de Oekraïne-oorlog bleek dat Rusland er niet in is geslaagd de luchtverdediging uit te schakelen met langeafstandsraketten. Er bestond die eerste paar weken geen onbetwist luchtoverwicht boven de Russische grondtroepen bij Kiev en de geplande inname van die stad werd een volledige mislukking. Ook de Russische inname van het militaire vliegveld Hostomel bij Kiev mislukte grandioos omdat de Russen geen vrijheid van optreden in het luchtruim hadden. De transportvliegtuigen met parachutisten moesten onverrichterzake terugkeren naar hun bases, zodat deze troepen niet konden worden ingezet voor de belegering van Kiev. Maar wellicht doet zich een kentering voor bij de benadering van luchtoverwicht, en gaat het er niet zozeer meer om het luchtoverwicht te bevechten en te behouden, maar eerder om met effectieve denial-strategieen het de vijand onmogelijk te maken het luchtoverwicht te behalen of te behouden.

Asymmetrie

Asymmetrisch optreden heeft bewezen effectief te zijn. Waar de Russen wilden optrekken met hun gemechaniseerde colonnes konden de Oekraïners met kleine mobiele teams, uitgerust met door westerse landen geleverde antitankmunitie, veel en gevoelige slagen toe brengen aan de Russen. Deze moesten zich terugtrekken uit de omgevingen van Kiev en Charkov. Toen eenmaal de strijd om de Donbas echt van start ging, met klassiek staal tegen staal, mede mogelijk gemaakt door o.a. levering van Tsjechische T-72 tanks en ander voormalig Warschaupact-materieel aan Oekraïne, bleek de kracht van massa de overhand te krijgen. En massa is iets wat Rusland vooral heeft. Vandaar dat, waar president Zelensky het in juni over had, Loehansk uiteindelijk is ingenomen ten koste van zo’n tweehonderd gedode Oekraïense strijders per dag. Maar door de levering van westerse langeafstandsartillerie, de M777 getrokken artillerie, de pantserhouwitsers van Duitsland en Nederland (PzHb2000) en vooral de High Mobility Artillery Systems (HIMARS) kon Oekraïne asymmetrisch optreden en bleek het mogelijk om interdictie ver achter de Russische linies uit te voeren en zodoende gevoelige verliezen toe te brengen aan commandoposten, brandstof- en munitieopslagplaatsen en logistieke knooppunten. Hiermee kwam de Russische opmars min of meer tot staan en werd zelfs een beperkt Oekraïens tegenoffensief bij Cherson ingezet.

Cross- en multi-domein

De oorlogvoering beperken tot optreden over de grond is een onbegaanbare weg gebleken. Zeker als de tegenstander over veel en veel meer materieel en mensen beschikt. Het informatiedomein, vooral gevoed vanuit de lucht en de ruimte, en het gecombineerd optreden van lucht- en landstrijdkrachten, bewijst nog steeds effectief te zijn zeker als daarbij de nieuwste technieken worden gebruikt. Als voorbeeld kan worden genoemd de inzet van onbemande vliegende wapensystemen waarmee de Oekraïners succesvolle aanvallen hebben uitgevoerd op de Moskva en op het Slangeneiland. Maar ook hoe de verkregen informatie succesvol werd gebruikt voor targeting, vooral in de diepte, maar ook aan de frontlinie zelf. Niet voor niets is door beide partijen meermaals de behoefte aan de UAV's gesteld. Voor Oekraïne is dat de Turkse Bayraktar en de Amerikaanse Switch Blade en Phoenix Ghost, voor Rusland de Iraanse drones. Dit bewijst eens te meer hoe in alle gevallen over de domeinen 'lucht' en 'land' de onderlinge afhankelijkheden in force multiplier effecten worden omgezet.

HIMARS (foto: Wikimedia Commons)

De Bayraktar Akıncı UCAV (foto: Wikimedia)

Het narratief

De strijd om het narratief bepaalt ook de aandacht en waardering die de strijdende partijen krijgen. President Zelensky is een bedreven en gedreven communicator die, door zichzelf kwetsbaar op te stellen door bijvoorbeeld de troepen aan het front te bezoeken, veel internationaal aanzien heeft verkregen en daarmee grote wapenleveranties kon ontvangen. Het Russische bewind lijkt veel minder vocaal naar de internationale gemeenschap, Poetin sluit zich vooral op, ver weg van het front. Het narratief wordt door beide partijen als wapen in de diplomatie ingezet, door Zelensky naar de VS en Europa en door Rusland vooral in Afrika, China en Iran. Met name de Russische buitenlandminster Lavrov doet het woord voor Poetin en liet zich in Afrika zien.

Meer dan ooit is de weaponisation of everything zichtbaar. Naast reguliere oorlogvoering in de vijf militaire domeinen is er ook een economische oorlogvoering gaande, zich uitend in de wederzijds afgekondigde sancties. Maar ook lawfare wordt door de Russen beoefend, door in de bezette gebieden tot russificatie over te gaan door het uitdelen van paspoorten, de invoering van de roebel, het hervormen van het onderwijs en het houden van (nep-)referenda en tribunalen tegen bijvoorbeeld de strijders van de Azov-staalfabriek in Marioepol. Ook gevangengenomen buitenlandse strijders voor Oekraïne, afkomstig uit bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk (VK), worden voor tribunalen gebracht en wellicht ter dood veroordeeld. Het hongerwapen en het gaswapen kunnen door de Russen naar believen worden ingezet, door het blokkeren van voedseltransporten en het geheel of gedeeltelijk afsluiten van de Nordstream pijpleiding met alle bijbehorende eisen en voorwaarden.

De Amerikaanse ambassadeur bezocht Hostomel eind mei. Op de achtergrond de verwoeste unieke An-225 Mriya, het grootste vliegtuig ter wereld (foto: Wikimedia Commons)

Aanbevelingen voor de Nederlandse Defensie(-planning)

Bovenstaande observaties gelden natuurlijk voor een oorlog waar Nederland zelf niet direct in betrokken is. Wel bieden ze een aanknopingspunt voor de zaken die in de oorlogen tegenwoordig van belang zijn. Maar in de nabije toekomst zie ik deze zaken als belangrijke factoren waar wij als Nederland, lid van de NAVO en de EU, met belangrijke te beschermen belangen zoals vrijheid en democratie, vrijhandel en zelfbeschikking rekening mee moeten houden. Voor de defensieplanning zijn ze dan ook belangrijk om mee te nemen, nu de Nederlandse defensie-inspanningen naar de 2% bbp gaan groeien.

Wat kan hieruit worden geleerd voor de Nederlandse defensie? Ten eerste en misschien wel de belangrijkste les is wat mij betreft de noodzaak om de luchtverdediging weer een serieuze plek te geven. Het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC) is ondergebracht bij het CLAS. Daardoor lijkt de Patriot meer een paraplu voor grondtroepen (on the move) te zijn geworden dan een verdedigend systeem voor Nederlands strategische belangen en kritieke infrastructuur. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de havens van Rotterdam en Vlissingen om Amerikaanse troepen de kans te geven aan te landen en richting de Europese oostgrens te trekken, en aan de Vliegbasis Volkel om de nucleaire afschrikking inzetbaar en dus geloofwaardig te houden. Bovendien is een succesvolle luchtverdediging vooral ook afhankelijk van Intelligence en Command en Control (C2), geleverd door een netwerk van Control en Reporting Centres (CRC) en Combined Air Operation Centres (CAOC) die allemaal zijn georganiseerd in het NAVO combined luchtdomein. Daarbij: de komst en de proliferatie van een steeds breder spectrum aan dreigingen vanuit de lucht, met kleine drones die autonoom en in zwermen opereren tot en met ballistische raketten en hypersone wapensystemen, vraagt om een geheel nieuwe architectuur en filosofie over de inrichting van de luchtverdediging. Daarom moeten we ons afvragen of de indeling van het DGLC bij het CLAS nog wel een gelukkige keuze is. Omdat dit luchtverdedigings- en dreigingengebied zich momenteel sterk aan het ontwikkelen is, moet Defensie hier de samenwerking met kennisinstituten aangaan. Dáár bestaat kennis van en is toegang tot de nieuwste technieken die op de middellange termijn dit domein verder gaan beïnvloeden. De kennisinstituten zoals TNO en Koninklijke NLR moeten hier nauw optrekken met Defensie om over de juiste kennis en middelen te adviseren.

Ten tweede: we moeten vooral slim kunnen opereren en anticiperen op vijandelijke wijzen van optreden en doctrines. Niet zozeer de confrontatie zoeken in gelijksoortige middelen, maar de vijand aangrijpen en verzwakken (en het liefst al verslaan) vóórdat hij zijn gemechaniseerde troepen tegen ons wil inzetten. Dit vereist uiterst goede inlichtingen en het vermogen om interdictie-operaties, vér in de diepte uit te voeren. Uiteraard vraagt dit om penetrerend vermogen, bijvoorbeeld door in de dimensies ruimte en lucht op te treden, zoveel mogelijk met onbemande middelen, voorzien van precisiewapens met lange dracht. Het optreden van de Russische strijdkrachten laat zien dat de gebrekkige integratie van de domeinen land en lucht ertoe heeft geleid dat het momentum snel verloren ging. Het is daarom van groot belang om dit voor onszelf juist wel goed te regelen. De som der delen is groter dan de afzonderlijke elementen, dat is hier duidelijk.

De financiële ondersteuning van de kennisinstituten moet verbeterd worden

Als laatste moet de Nederlandse krijgsmacht dus veel meer een joint krijgsmacht worden, daar waar het gaat om planning en uitvoering. Niet ieder opco van onderaf middelen laten aankopen die op operationeel niveau aan elkaar geknoopt moeten worden, maar een visie over het optreden van de krijgsmacht. Die visie moet gaan over de rol en taken, prioriteiten en internationale samenwerking. Waar is de krijgsmacht wel voor en waarvoor niet, en voorzien van een langjarig gezekerd financieel perspectief. Daarbij moet worden teruggerekend van te behalen en te leveren effecten naar benodigde capaciteiten, naar benodigde middelen in ieder van de vijf militaire domeinen en niet andersom zoals nu te veel geldt. Omdat technische mogelijkheden zich razendsnel ontwikkelen is de ondersteuning van kennisinstituten op lagere Technology Readiness Levels (TRL) vereist, denk aan niveau 2 tot en met 6 (TRL-9 betekent dat iets klaar is voor productie). Om dit te realiseren dient de financiële ondersteuning van deze instituten te verbeteren en moeten ze een veel meer strategische samenwerkingspositie gaan verkrijgen. Zeg maar, zich kunnen spiegelen aan het Amerikaanse Defense Advance Research Projects Agency (DARPA) of het Air Force Research Laboratory (AFRL).