Erkenning en aandacht voor veteranen (foto: auteur)

OPINIE - BINNENLAND

Erkenning en aandacht voor de veteraan

LKOL B.D. DRS. JOHN VAN EENENNAAM PASTORALE COUNSELING/GEESTELIJK BEGELEIDER MA

Het gebeurde op de Oranjekazerne, tijdens een herdenking met Indië-veteranen. Ik was als geestelijk verzorger net klaar met mijn toespraak; terug ingetreden stond ik tussen de militairen in gelid. Taptoe, een moment van stilte en de kranslegging. Toen het defilé volgde, zag ik uit mijn ooghoeken dat een man, klein van stuk, zich uit de voortschrijdende groep losmaakte. Zijn ogen tuurden door de rijen en hij leek de militairen stuk voor stuk te bekijken. Alsof hij naar iemand op zoek was. Misschien familie, vrienden of kennissen? Zoekende ogen, van de ene naar de volgende rij, rij na rij. Ook ons peloton en onze rij kwam aan de beurt. Alle gezichten passeerde hij. Opeens bleef zijn blik rusten. Secondenlang keek hij mij aan. Gevonden!

Een wat vreemde gewaarwording en mijn hart sloeg over. Wat wil deze man? Doordringend bleef hij mij aankijken. Bijna magisch wat er toen gebeurde, alsof de veteraan een bevel van hogerhand kreeg. Zijn lichaam verstrakte. Hij rechtte zijn rug, schokte zijn schouders naar achteren, borst vooruit, armen gespannen langs het lichaam, handen als vuisten. Terwijl hij mij doordringend bleef aankijken nam hij als militair de houding aan. Statig ging zijn rechterhand omhoog, zijn blik onafgewend, hij bracht mij de eregroet. En ik? Ik stond daar als aan de grond genageld, ik wist niet wat mij overkwam. Toen opeens, als in een flits herkende ik hem. Het was meer dan tien jaar geleden dat deze man mij zijn verhaal vertelde, toen ‘oude veteranen’ in gesprek gingen met Dutchbatters.

Dat gesprek tussen oude en jonge veteranen vond plaats na de val van Srebrenica en werd georganiseerd bij het Veteraneninstituut. De militairen die zojuist teruggekeerd waren uit het missiegebied, werden direct voor de camera getrokken en bestookt met vragen van journalisten, op televisie werden zij kritisch besproken en er werd met alle gemak negatief over hen geoordeeld. Nederlandse militairen werden soms zelfs op straat uitgescholden voor ‘moordenaars’. Er waren toen zelfs militairen die een eind maakten aan hun leven. Sommigen omdat zij kampten met een onbehandeld PTSS. Anderen waarschijnlijk omdat zij opgezadeld werden met dat eenzijdig politiek-maatschappelijke oordeel; zij wilden niet meer verder leven in een wereld zonder erkenning. In dat tijdsgewricht moest bij Defensie toen nog een nazorgtraject op maat worden uitgevonden. Maar in de maatschappij was gelukkig ook nog een categorie ‘oude veteranen’ die werd getriggerd door wat ze in de media zagen gebeuren. Zij lieten van zich horen: ‘Wat jullie meemaken, hebben wij ook meegemaakt!’.

Op het Veteraneninstituut, aan de bar, vertelde deze op leeftijd gekomen veteraan het verhaal van zijn missie. Hij werd na de Tweede Wereldoorlog (WO II) in de periode van de wederopbouw zonder enige voorbereiding uitgezonden. Zijn missie op Midden-Java duurde drie-en-een-half jaar lang. Indrukwekkend was zijn verhaal over het moment dat zijn patrouille in een hinderlaag werd gelokt. Hij raakte gewond en enkele kameraden sneuvelden. Tijd voor verwerking en nazorg in het missiegebied was er toen niet. Angsten stapelden zich op, nachtmerries, allerlei lichamelijke klachten, zelfs verlammingsverschijnselen. Terug in Nederland, geen opvang. Uit het oog, uit het hart. Schrijnend dat zelfs zijn moeder hem geen slaapplaats bood. Pas na een jarenlange zwerftocht kwam hij onder professionele begeleiding. Ruime tijd na dat traject op het Veteraneninstituut vonden we elkaar ‘toevallig’ in een gesprek.

‘Als 4 mei nadert, komen al die verhalen weer boven. Met Bevrijdingsdag 5 mei heb ik helemaal niets. Dan zit ik altijd nog met die rotoorlog van Indonesië in mijn hoofd. Ik beleef opnieuw mijn gevechten toen en daar, op leven en dood. Naast mij slaan de kogels in en als in een vertraging zie ik voor mijn ogen mijn kameraad getroffen worden. Mijn verlangen om weer naar huis te mogen keren heeft mij toen geholpen om te overleven. Maar ik ben na mijn missie nooit meer “thuis” gekomen. Rond 4 mei ben ik altijd een paar dagen van slag, raak ik altijd wat bedroefd, voel ik mij leeg en uitgeput en trek ik mij terug’.

Het vertellen van zijn verhaal deed hem goed. Ik vroeg hem dit verhaal te mogen publiceren in een tijdschrift dat bij militairen van de landmacht en de marechaussee thuis op de mat viel. Het kon misschien helpend zijn voor de jonge generatie veteranen. Toen dat tijdschrift eenmaal verscheen en hij zijn verhaal opnieuw las, werd hij ontroerd. Het was alsof er eindelijk een last van hem af viel. De aandacht voor zijn verhaal werkte als een bewijs van uitgestelde erkenning. Daarom bracht hij mij jaren later op zijn geëigende manier die groet.

Als geen ander bevestigde deze man hoe belangrijk het is, om aandacht te hebben voor de veteraan die ‘op verhaal’ komt. Gelukkig is er na de val van Srebrenica in onze organisatie meer aandacht gekomen voor professionele nazorg. Er is sinds tien jaar (2012) een Veteranenwet, waarin erkenning en waardering voor veteranen geboden is. In dat kader heeft de minister een (bijzondere) zorgplicht tijdens en na de inzet. Volgens de jaaragenda valt op 25 juni 2022 de Nationale Veteranendag. Het is een groot goed dat er nu een veteranen-registratiesysteem is, een veteranenloket en een veteranenblad en dat er gecoördineerde zorg wordt verstrekt aan veteranen.