OPINIE - BUITENLAND

Cohesion through convergence

De NAVO en Multi-domein Operaties

CARLINA GRISPEN-GELENS MA

Carlina Grispen is als onderzoeker Command & Control en Future Warfighting werkzaam bij het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) in Amsterdam. Op 31 augustus 2020 behaalde zij met haar thesis ‘Cohesion through convergence’, een onderzoek naar het MDO-concept, cum laude haar Master aan de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA). De komende jaren zet Carlina haar masterthesis voort in de vorm van een promotieonderzoek aan de NLDA op het gebied van MDO en vergelijkbare joint warfighting concepts uit het verleden.

De diploma-uitreikingen van 2020 en 2021 werden ten gevolge van de COVID-19 dit jaar gecombineerd. Naast het diploma van de NLDA mocht Carlina Grispen ook de Krijgswetenschapsprijs van de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap (KVBK) in ontvangst nemen. Deze prijs wordt uitgereikt voor de beste masterthesis die aan de FMW wordt geschreven. Carré mocht een samenvatting van haar thesis publiceren.

Multi-domein operaties in beeld (foto: Ministerie van Defensie)

Aan de operationele domeinen waarin krijgsverrichtingen plaatsvinden, land, lucht en zee werd nog niet zo lang geleden een tweetal domeinen toegevoegd: cyber en space. Deze domeinen raken in toenemende mate met elkaar vervlochten en na de annexatie van de Krim door Rusland maken multi-domein operaties (MDO) deel uit van het operationeel concept van de NAVO.

De Defensiedoctrine van 2019 en de Defensievisie 2035 (DV2035) maken al gewag van MDO; DV2035 stelt dat we over de domeinen heen moeten denken, organiseren, opereren en commandovoeren.

Inleiding

Het Amerikaanse MDO-concept wordt op duidelijke wijze in deze thesis uiteengezet. Het onderzoek geeft inzicht in de mate van geschiktheid van MDO voor de hoofdtaak van de NAVO, de collectieve verdediging. Een belangrijk onderwerp, want de NAVO kan niet succesvol zijn in de strijd van morgen met de aanpak van gisteren. Carlina komt tot de conclusie dat het MDO-concept in zijn huidige vorm te generiek van aard is om de verschillen qua dreigingsperceptie en nationale belangen binnen de NAVO te overbruggen, en dat conceptuele verwarring over terminologie als multi-domein een gezamenlijk begrip bemoeilijken. Niet in de laatste plaats omdat deze verwarring ook zijn weerslag heeft op interoperabiliteit.

Carlina Gelens neemt de KVBK-oorkonde in ontvangst (foto: Ministerie van Defensie)

De NAVO en transformatie

Het huidige tijdsgewricht wordt, met name sinds de Russische invasie van de Krim, gekenmerkt door een toegenomen competentiestrijd tussen de grote mogendheden die zich uit in assertief gedrag en verdere opbouw van de strijdkrachten. De NAVO en de Verenigde Staten (VS) worden geconfronteerd met tal van uitdagingen in deze snel veranderende veiligheidsomgeving.

In het verleden hebben doctrines als het Amerikaanse ‘Air-Land Battle’ (ALB) en het NAVO ‘Follow-on Forces Attack’ (FOFA) operationeel concept al de nadruk gelegd op het synchroniseren van de activiteiten in de verschillende domeinen. Door de omvang en snelheid waarmee in deze tijd de gebeurtenissen elkaar opvolgen is deze manier van synchronisatie van de gevechtshandelingen niet langer toereikend. In plaats daarvan moet de tegenstander worden geconfronteerd met tal van dilemma’s en de eigen strijdkrachten zullen op alle fronten moeten integreren, zelfs al voordat een potentieel conflict uitbreekt [1]. De NAVO beschikt echter nog niet over een werkbaar overkoepelend concept om met deze uitdagingen om te gaan, wel is men er aan de tekentafel volop mee bezig. In 2003 werd door de NAVO het Allied Command Transformation (ACT) opgericht; dit commando zou moeten fungeren als drijfveer om een militaire transformatie binnen het bondgenootschap, noodzakelijk na de val van de Sovjet-Unie, in gang te zetten zodat beter geanticipeerd kon worden op een breder scala aan dreigingen. Binnen het bondgenootschap is ACT doende een antwoord te vinden op de verschillende uitdagingen waarmee de NAVO in de 21e eeuw wordt geconfronteerd. Het momenteel in ontwikkeling zijnde NATO Warfighting Capstone Concept (NWCC) beklemtoont het belang van MDO in de toekomstige oorlogvoering [2]. Echter, de modernisering van de NAVO is tot op heden gespeend gebleven van veel succes. De lidstaten gingen hun eigen weg en werkelijke vooruitgang was ver te zoeken. Hiervoor kan een aantal redenen aangevoerd worden; met name was er een groot verschil van inzicht voor wat betreft de dreigingen en hoe daarop te reageren. De ooit eenhoofdige dreiging die van de voormalige Sovjet-Unie uitging had plaatsgemaakt voor een veelkoppig spectrum van dreigingen, variërend van terrorisme tot natuurrampen. Vervolgens waren er nog kwesties als het expeditionaire optreden van de VS na 9/11 en het gesteggel over ongelijk verdeelde financiële lasten van het bondgenootschap. Een andere complicerende factor was het gebrek aan formeel vastgelegd beleid dat ACT richting zou kunnen geven naar de transformatie van de NAVO. De op transformatie betrekking hebbende documenten werden nauwelijks algemeen aanvaard door de lidstaten en zodoende moest men het stellen zonder visie op de vereiste capaciteiten voor toekomstige missies.

Cyber als nieuw defensie-domein (foto: Ministerie van Defensie)

MDO

Het relatieve succes eertijds van ALB en FOFA was aanleiding om te bekijken welke parallellen er bestaan met hedendaagse ontwikkelingen als de toegenomen dreigingen, afgezet tegen de eerdere ontoereikende pogingen van ACT omtrent transformatie, en of deze kunnen worden aangepakt met MDO als vergelijkbaar warfighting concept. De Strategic Foresight Analysis (SFA) van de NAVO uit 2017 voorzag dat de wedijver tussen de grootmachten intensiever zou gaan worden met het risico op ongewenste confrontaties tot en met gewapende conflicten. Deze uitgebreide analyse van het hedendaagse dreigingspalet noopt tot de ontwikkeling van één of meerdere gezamenlijke concepten om tot een aanvaardbaar antwoord in de vorm van geloofwaardige afschrikking en collectieve verdediging te komen.

Het Amerikaanse MDO-concept was een poging om een antwoord te formuleren op de huidige veiligheidssituatie, en met name op de problematiek die was ontstaan door de Russische en Chinese meervoudig gelaagde dreiging (anti-access/area denial -A2/AD) binnen alle machtsinstrumenten, operationele domeinen en in de informatieomgeving [3]. In het verleden was ALB de doctrine die de afzonderlijke activiteiten en operaties in meerdere domeinen onder een noemer bracht, maar in de huidige situatie is dat niet meer voldoende. MDO borduurt voort op een goed idee uit het verleden, maar baseert zich op de nieuwe omstandigheden die zo anders zijn dan een generatie eerder. Vanuit ALB zijn een aantal gedachten meegenomen bij de ontwikkeling van MDO, waaronder de integratie van vuur en manoeuvre tijdens het gevecht. Het cruciale verschil met tegenwoordig is echter dat destijds de politieke omstandigheden, de tegenstander en het terrein redelijk goed bekend waren. Tegenwoordig worden we geconfronteerd met een multitude aan potentiële tegenstanders die niet zullen schromen hun doelstellingen te bereiken zonder te escaleren naar een daadwerkelijk gewapend conflict.

Ook lag de focus bij ALB op joint militair optreden, terwijl MDO uitgaat van de volledige integratie en samenwerking van alle betrokken partijen, inclusief civiel. Op deze wijze zou effectief optreden tegen vijandige acties in het gehele spectrum van operaties mogelijk moeten worden. Zo ontstaat een geheel ander beeld, een paradigma-verschuiving, van wat heden ten dage een conflict behelst, waarbij het traditionele onderscheid tussen oorlog en vrede niet meer van toepassing is. Er is niet direct sprake van termen als winnaars en verliezers, maar eerder van een voortdurende competitie, waarbij het militaire apparaat steeds vaker een ondersteunende rol zal innemen.

Alhoewel er al vele jaren werd nagedacht over de opvolging van ALB duurde het nog tot 2017 voordat MDO werd vastgelegd in Pamphlet 525-3-1 van het Army Training and Doctrine Command (TRADOC). Ook de Amerikaanse luchtmacht (USAF) liet zich niet onbetuigd en kwam niet veel later met eigen documentatie. Om ten slotte de rivaliteit tussen de krijgsmachtdelen te beslechten kwam het ministerie van defensie (DoD) in 2019 met de term Joint All-Domain Operations (JADO) om de nieuwe manier van oorlogvoering te benoemen.

MDO in perspectief

Het hiervoor genoemde Pamphlet 525-3-1 nodigde de lezer uit om mee te denken over het MDO-concept, hetgeen leidde tot tal van publicaties. Verschillende experts hebben zich erover uitgelaten en kwamen tot uiteenlopende standpunten, maar velen zijn het erover eens dat de onderliggende basisgedachte meer aandacht verdient. Het document bevat tal van vaagheden met betrekking tot militaire problemen en voorziene oplossingen. Zelfs de doelstelling van MDO, zoals hier omschreven, is voor discussie vatbaar: ‘Afschrikken en verslaan van Russische en Chinese agressie in competitie en conflict’. Dit mission purpose is te generiek en laat na om onderscheid te maken tussen uiteenlopende tegenstanders met variërende en groeiende capaciteiten, en uiteenlopende dreigingen die vragen om andere oplossingen. In plaats daarvan legt MDO de nadruk op een gewapend treffen tussen relatief gelijkwaardige tegenstanders, en dat gezien door de bril van het Amerikaanse leger.

Bovendien ontbreekt in het concept een theory of victory, een theorie die op logische en coherente wijze de verschillende activiteiten, middelen en/of capabilities verbindt om de gewenste doelstellingen te kunnen behalen. Met een theory of victory wordt de cruciale vraag beantwoord op welke wijze gevechtskracht gegenereerd en toegepast kan worden. Het vormt zodoende de sine qua non van ieder succesvol warfighting concept.

De NAVO en MDO

De terugkeer van de machtspolitiek tussen gelijkwaardige en minder gelijkwaardige tegenstanders om de status quo omver te werpen, is de voornaamste aanleiding voor de huidige, noodzakelijke veranderingen op militair gebied. Dat houdt voor de NAVO in het verlaten van out of area expeditionaire optredens, terug naar de collectieve verdediging. De hedendaagse dreiging staat echter in schril contrast tot die van vroeger omdat zij niet evenredig verdeeld is binnen Europa en afkomstig is uit van elkaar verschillende bronnen.

De brede strekking van het Amerikaanse MDO-concept en de vaag geformuleerde leerstellingen daarin betekent dat zij niet automatisch aansluiten bij de behoeften van het bondgenootschap en die van haar lidstaten. Om die reden heeft de NAVO een vergelijkbare ontwikkeling in gang gezet met het NWCC die moet leiden tot een ‘Europees’ MDO. Maar met de verscheidenheid aan prioriteiten in de NAVO-landen zal de onenigheid tussen de lidstaten nog wel aanhouden, evenals het niet-voldoen aan de 2% bbp-norm. De complexiteit van MDO, die deels wordt gevormd door de civiel-militaire integratie in meerdere domeinen en omgevingen, vraagt van de leden een grotere inspanning dan ooit. Een samenhangende manier van opereren was in het verleden al moeizaam, maar zal vandaag de dag nog moeilijker te realiseren zijn. De NAVO is, deels ten gevolge van de gebrekkige training op het gebied van joint warfare, nauwelijks nog in staat de basisprincipes van de moderne oorlogvoering te beheersen, laat staan deze aan te vullen en uit te breiden naar hoogwaardig geïntegreerd optreden [4]. Afwijkende inzichten qua dreiging en prioriteiten zijn daar debet aan. De inspanningen van ACT hebben niet veel opgeleverd omdat niet overeengekomen is waartoe de transformatie zou moeten leiden. Zonder gezamenlijke overeenstemming over de gewenste end state zullen individuele staten hun eigen weg blijven gaan op het pad van modernisering. De NAVO zal zich grote inspanningen moeten getroosten om de – militaire – achterstand in te lopen; het NWCC heeft veelbelovend potentieel om deze tekortkomingen enigszins weg te werken. De huidige relatie tussen NAVO en MDO heeft twee kanten. Enerzijds leeft het besef dat het omarmen van het MDO-concept een uitweg kan bieden uit de problemen rond de collectieve verdediging. Anderzijds werken de specifieke Europese omstandigheden belemmerend op het aanvaarden van het joint warfighting concept, waarbij de specifieke Europese vragen niet beantwoord worden in het weinig specifieke MDO-concept.

Operaties door de lucht als deel van MDO (foto © NLR)

De Brik II: Space als enabler voor mult-domein optreden (foto: © NLR)

Hier ligt een interessante parallel met het verleden. Het Amerikaanse ALB werd destijds door de NAVO afgewezen omdat het o.a. onvoldoende kon voorzien in specifieke Europese strategische belangen en operationele problemen (de deep battle in Europa) en daarnaast omdat ALB de inzet van voor Europese grond ongeschikte middelen niet schuwde. FOFA, daarentegen, voorzag wel in de specifieke Europese problematiek en ging deze te lijf met conventionele middelen zonder een grootschalig grondoffensief [5]. Bovendien bestond er verwarring over de aard van ALB. Waar de NAVO ALB als een strategisch concept beschouwde, waarin ogenschijnlijk ambitieuze en offensieve politiek-strategische doelstellingen waren opgenomen – ‘to defeat the enemy’ - die totaal niet strookten met de doelstellingen van het bondgenootschap, omvatte ALB in feite veel beperktere militaire doelstellingen die bedoeld waren voor het tactische, met name het operationele niveau [6].

Op soortgelijke wijze bestaat er verwarring over de aard van het MDO-concept en is deze in zijn huidige vorm te weinig toegesneden op specifieke strategische overwegingen en operationele problemen die binnen de NAVO en de leden van de organisatie bestaan. MDO biedt niet meer dan een generieke benadering van het probleem hoe een militaire, agressieve aanval door een tegenstander te weerstaan. Het meest dringende probleem van de NAVO, de gezamenlijke verdediging, wordt niet onmiddellijk opgelost door MDO en verwante specifieke vraagstukken als burden sharing blijven onbelicht. Ook de manier waarop het slim combineren van verschillende middelen en capaciteiten in verschillende fasen gedurende het conflict gewenste effecten kan bewerkstelligen, zowel kinetisch als niet-kinetisch, wordt onvoldoende uiteengezet. Voor een effectieve collectieve verdediging is meer maatwerk benodigd om te kunnen voldoen aan de specifieke behoeften van de naties. Militaire innovatie heeft immers de grootste kans van slagen als deze is toegesneden op actuele, dringende problemen en vraagstukken. De NAVO moet voorbereid zijn op de complexe hedendaagse veiligheidsproblematiek die, ondanks het diffuus en ambigu dreigingsbeeld, weinig baat heeft bij generieke strategische vergezichten. Een generiek vergezicht biedt weliswaar soelaas om consensus onder partijen te vergroten, maar biedt geen concrete antwoorden en koers om op te varen bij urgente problematiek. Het bondgenootschap kan voor het gevecht van morgen simpelweg niet vertrouwen op het beleid van gisteren. De uitdaging bestaat uit het voorbereiden op wat de dag van morgen kan brengen – niet eenmalig of in welbepaalde planningscycli, maar vormgegeven als een voortdurend en iteratief proces. Het NWCC is daarvoor een veelbelovend begin om een relatieve militaire voorsprong van de NAVO op te bouwen.

Ten slotte: van bondgenootschappelijk naar nationaal niveau

Binnen het promotieonderzoek aan de NLDA gaat de aandacht verder uit naar het samenspel van factoren en voorwaarden voor de succesvolle implementatie van joint warfighting concepten en de implicaties die hieruit volgen voor de krijgsmacht om over de domeinen heen te kunnen denken, organiseren, opereren en commandovoeren. Diverse intellectuele, institutionele en technologische factoren bemoeilijken echter de succesvolle implementatie van het MDO-concept. Zo wordt de genoemde conceptuele verwarring vergroot door het in toenemende mate in elkaar schuiven van verschillende niveaus van militair optreden – ook wel ‘strategische compressie’ genoemd. Dit fenomeen bemoeilijkt het duiden van militaire concepten als ‘strategisch’ of ‘operationeel’ en hieraan gerelateerd het duiden van specifieke uitdagingen en oplossingen.

Daarnaast is de invulling van militaire concepten voortdurend aan verandering onderhevig omdat deze onlosmakelijk verbonden zijn met het evoluerende karakter van oorlogvoering. Ook zorgen uiteenlopende percepties van oorlogvoering, en specifieke taken en missies hierbinnen, voor wedijver tussen de verschillende operationele commando’s, wat een gezamenlijke invulling van ends, ways, means and risks bemoeilijkt [7]. Ieder krijgsmachtonderdeel heeft immers zijn eigen visie op oorlogvoering, mede gevormd door operationele ervaringen, en kijkt door een gekleurde lens naar de toekomst. Voor succesvol multi-domein optreden is het echter van belang dat er een gedeelde visie op oorlogvoering tot stand komt en dat er gezamenlijk getraind en geëxperimenteerd kan worden om tot een gezamenlijke aanpak te komen.

Dit alles betekent overigens niet dat we minder verstand van eigen operationele domeinen en specialismen moeten hebben, of dat we militaire cultuur en identiteit volledig los moeten laten. In tegendeel, succesvol multi-domein optreden veronderstelt zowel kennis en kunde van het eigen onderdeel en domein, als ook kennis ‘over de domeinen heen’ van de andere domeinen, om de gewenste effecten en hiermee een strategisch voordeel te kunnen bereiken.

Een ander probleem is dat joint warfighting concepten vaak, in plaats van specifieke, generieke vergezichten beschrijven, uitgedacht door defense planners, waaraan vervolgens afzonderlijke capabilities worden gehangen. De vraag op welke manier deze capabilities verbonden moeten worden om gezamenlijke doelstellingen te kunnen bereiken, blijft vaak uit. Het ontbreekt hedendaagse concepten simpelweg aan een gedegen theory of victory, waardoor defense planning en capability development onvoldoende joint op elkaar aansluiten [8]. Ook kunnen er vraagtekens geplaatst worden bij de mate van gedragenheid van top-down ingestoken concepten op de werkvloer, waar veranderingen juist in de praktijk gebracht moeten worden om te kunnen beklijven.

Tot slot veronderstelt succesvol multi-domein optreden ook een complexe integratie van verschillende volwassen technologieën en systemen om adequaat op de tegenstanders te kunnen reageren. Echter, zogeheten technology maturity-assessments richten zich doorgaans op de afzonderlijke technologieën en niet op de volwassenheid van gecombineerde technologieën in complexe systemen [9].

De grote vraag is nu: hoe gaan we deze wetenschap operationeel maken en in de praktijk brengen? Hoe kunnen we alles samenbrengen zodat we succesvol multi-domein en geïntegreerd kunnen opereren? Hier ligt nog een heel scala aan uitdagingen te wachten, niet alleen voor de krijgswetenschappers maar ook voor de mensen uit de praktijk om er hun licht over te laten schijnen. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden, maar welke? Om met een grote bondgenoot te spreken: ‘Es gibt viel zu tun, packen wir es an!’

Eindnoten:

  1. David G. Perkins, ‘Multi-Domain Battle: Driving Change to Win the Future’, Military Review (July-August 2017).
  2. Rear Admiral John W. Tammen, ‘NATO’s Warfighting Capstone Concept: anticipating the changing character of war’, NATO Review, July 2021.
  3. U.S. Army TRADOC Pamphlet 525-3-1, The U.S. Army in Multi-Domain Operations 2028 (2018).
  4. William Perkins and Andrea Olivieri, ‘On Multi-Domain Operations: Is NATO Sufficiently ‘Joint’ to Begin Discussions Regarding Multi-Domain Command and Control?’, Joint Air Power Competence Centre Journal, Edition 26 (2018).
  5. Bernard W. Rogers, ‘Follow-on Forces Attack (FOFA): Myths and Realities’, NATO Review, no. 6 (December 1984).
  6. Arie van der Vlis, ‘Air-Land Battle in NATO, A European View’, Parameters, Journal of the U.S. Army War College, vol. XIV, no.2 (1984).
  7. Stephen Peter Rosen, Winning the Next War: Innovation and the Modern Military (Ithaca: Cornell University Press, 1991).
  8. John Birkler, C. Richard Neu, Glenn Kent, ‘Gaining New Military Capability: An Experiment in Concept Development’, RAND (1998).
  9. Alison L. Olechowski, Steven D. Eppinger, Nitin Joglekar and Katharina Tomaschek, ‘Technology readiness levels: shortcomings and improvement opportunities’. Systems Engineering, vol. 23 (2020): 399-400.