PRIKKEN EN PRIKKELS

Klunen of klapschaatsen?

Eigenlijk zijn wij Nederlanders best een schrander volkje, want op de keper beschouwd zijn wij een van de meest innovatieve landen ter wereld. Er zijn veel en veel grotere naties die daar niet aan kunnen tippen. De uitvindingen waar Nederland de wereld mee verblijd heeft zijn niet meer op de vingers van twee handen te tellen. Uit vroeger dagen dateren bijvoorbeeld de microscoop, de duikboot en de multinational.

Maar ook in meer recente tijden lieten onze Willie Wortels zich niet onbetuigd; denk bijvoorbeeld aan het cassettebandje, waardoor jengelend kroost op de achterbank dankzij de walkman voorgoed tot het verleden ging behoren. Neem de variomatic, ooit verguisd in het Dafje, een voertuig dat in de volksmond ook wel truttenschudder met jarretelaandrijving werd genoemd. Later als continu variabele transmissie (CVT) werd deze geniale vinding alsnog toegepast in Fiats en Suzuki’s en in 1993 zelfs met succes in de Formule 1 bij het team van Frank Williams. Wereldfaam verwierf ons land door de ontwikkeling van bluetooth en wifi.

Maar de absolute top van de Nederlandse vindingen wordt ingenomen door de klapschaats. In eerste instantie het lachertje van de schaatswereld, maar nadat Tonny de Jong in 1996 en ‘97 op haar klapschaatsen alle records aan flarden reed, was de concurrentie het lachen wel vergaan. Bij de Olympische Spelen van 1998 in Nagano reed al bijna het hele peloton op de klapschaats en was de opmars van deze flexibele ijzers niet meer te stuiten.

Het duurt altijd even, maar als Nederland eenmaal op stoom is gekomen sprinten we geheid naar de koppositie. Met prikken begonnen we laat en langzaam en bungelden we in Europa onderaan. Maar daarna was het afgelopen met klunen en als op klapschaatsen sprintten we hogerop de Europese lijstjes in om met de boosterprikken uiteindelijk zelfs in de top tien te belanden.

Ook de kabinetsformatie kende een trage start, dit als gevolg van het akkefietje met de ‘functie elders’ notitie. Een tergend lange formatieperiode volgde voordat ieders vertrouwen in elkaar voldoende hersteld was om een regeerakkoord tot stand te laten komen. Maar daarna sloeg de turbo aan en werden in no-time de ministersposten ingevuld. Tot veler verrassing ging jkvr. drs. Karin Hildur Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar een ministersfunctie elders in Den Haag. De reactie van de militaire bonden was, nou ja, lauw. Er is nog weinig bekend over haar standpunt over defensie, maar wel over de opvattingen van haar partij hieromtrent, te vinden in het partijprogramma ‘Een krijgsmacht voor een vrij en veilig leven’. Dat bepleit een Europese krijgsmacht om ingezet te worden voor civiele-, militaire- en vredesmissies.

Men wil toegroeien naar het Europees gemiddelde percentage bbp voor Defensie, zonder dat verder te concretiseren. D66 wil voorts af van onze nucleaire taak, een verbod op autonome wapens en wil internationale afspraken maken voor het gebruik van semiautonome wapensystemen zoals drones. Over het personeel wordt alleen gemeld dat het groeiende tekort eraan een probleem is dat de slagkracht bedreigt.

Dat Defensie er nu drie miljard bij krijgt komt dus niet zozeer voort uit het partijprogramma van D66, maar is ingestoken door de VVD. Maar deze minister zal het wel moeten gaan uitgeven, een minister gespeend van elke militaire ervaring of ervaring met militairen. Nu hoeft dat op zich geen beletsel te zijn, zij heeft immers ‘heel veel’ met Defensie, voor het uitgroeien tot een prima defensieminister. Van de ongeveer dertig naoorlogse bewindspersonen op het Plein hadden er niet meer dan vijf een militaire achtergrond. Aan PvdA-minister ir. Henk Vredeling, afgestudeerd aan de Landbouwhogeschool te Wageningen, die zelfs ooit verklaarde een hekel te hebben aan uniformen, hebben we de F-16 te danken. En dat tegen de wens van zijn eigen partij: ‘Congressen kopen geen straaljagers’, liet hij weten.

Minister Ollongren zal nog tal van zeilen moeten bijzetten om Defensie weer op de rails te krijgen want de nood is hoog en overal aanwezig. Maar, net als minister Vredeling destijds, heeft zij de kans om de geschiedenisboeken in te gaan als een van de weinige defensieministers die wat voor elkaar kreeg. Maar dan moet het haar wel lukken om de toegewezen gelden ook daadwerkelijk te besteden, zonder te vervallen in tijdrovend gekrakeel en gekissebis. Zij kan het aanbinden van de strijd tegen cyberaanvallen voortzetten, iets dat samen met haar voorganger op Defensie al was opgestart.

Minister Kajsa Ollongren (Foto: Wikimedia)

Er moet veel gebeuren bij Defensie, heel veel en snel ook. Dus als redactie bevelen wij aan: niet klunen maar de klapschaatsen eronder, de booster aan, in balans blijven, een coach die de goede richting aangeeft en de ogen gericht op de horizon achter de meet. Redactie