Juridische zaken

door: Bert Blonk

Eigen bijdrage huisvesting en voeding

Een burgermedewerker was in maart 2021 aan een nieuwe functie begonnen te Amersfoort. Tevens maakte hij aldaar gebruik van huisvesting en voeding en was hij vrijgesteld van de eigen bijdrage daarvoor. In december 2021 ontving de burgermedewerker een besluit waarvan de strekking was dat de vrijstelling werd beëindigd, omdat in zijn dossier geen documentatie was terug te vinden waaruit zou blijken dat hij is vrijgesteld van betaling voor de legering.

De burgermedewerker ging hier niet mee akkoord en vroeg onze hulp bij het maken van bezwaar. Hij betoogde dat de betreffende functietoewijzing was gedaan op basis van artikel 24 lid 1 BARD (de zgn. mobiele burger in schaal 9 of hoger) en dat hij daarmee voldoet aan het in het betreffende aanvraagformulier gestelde vereiste. Ook verwees hij naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waaruit kan worden afgeleid dat voor de aanspraak op de vrijstelling niet de eis geldt dat in een functietoewijzingsbesluit loopbaanafspraken omtrent de mobiliteit zijn opgenomen.

Nog voordat een hoorzitting was gepland kwam het bevoegde gezag met een nieuw besluit waarmee onze burger in het gelijk werd gesteld; de vrijstelling wordt voorgezet. Ik vond dit besluit wat bevreemdend omdat niet werd aangehaakt bij de bezwaargronden, maar terug werd gegrepen op een functietoewijzing die al in 2013 had plaatsgevonden. Gesteld werd dat onze burger toen al een mobiele burger is geworden

Waarom deze ontwijkende beweging? Ik kan het volgende antwoord bedenken. De uitspraak van de Raad komt er eigenlijk op neer dat iedere burgerambtenaar in vaste dienst met schaal 9 of hoger per definitie kan doorgaan voor mobiele burger, omdat diens functietoewijzing volgens artikel 24 lid 1 BARD in beginsel maar voor 5 jaar is. Zo kunnen burgers die van rechtswege wél, maar feitelijk niet echt mobiel zijn, in theorie allemaal voor deze vrijstelling in aanmerking komen. Het lijkt erop dat het bevoegde gezag deze conclusie nog niet helemaal tot zich door wilde laten dringen en daarom de toewijzing van de vrijstelling op een andere manier heeft onderbouwd.