Pensioenen

Internetconsultatie Besluit FTK

door: Martin Weusthuis

De GOV|MHB heeft onlangs via internetconsultatie gereageerd op de aangepaste tekst van het Besluit FTK pensioenfondsen. Die tekstaanpassing maakt het mogelijk reeds vanaf 105% (gedeeltelijk) te kunnen indexeren, terwijl die ondergrens nu op 110% ligt.

"Wijziging van het Besluit FTK pensioenfondsen door toevoeging van een nieuw artikel 15c, is een klein stapje in de goede richting tot eerder indexeren. Echter, er zijn meerdere redenen om van deze AMvB weinig tot niets te verwachten voor de vele deelnemers van het ABP die per 1 januari 2022 hun pensioenkoopkracht tot 22,8% hebben zien dalen.

Formeel

De AMvB verlaagt de minimale dekkingsgraad voor indexatie van 110% naar 105%. De AMvB treedt in werking per 1 juli 2022 en vervalt per 1 januari 2023. Bij deze aangepaste datums ontstaat de verwachting dat de voor die periode geldende peildatums voor de loon- of prijsinflatie en de actuele en beleidsdekkingsgraad, ook worden aangepast naar die tijdsperiode en ergens in 2022 worden gelegd. Echter, daar rept de AMvB niet over. Vooralsnog ziet het er dan naar uit dat de bestaande interne peildatums die voor het ABP per 1 januari 2022 van kracht waren en tot nihil indexatie leidden, voor heel 2022 van kracht blijven. Als dat zo is, is de conclusie nu al dat deze AMvB voor de vele ABP-deelnemers voor 2022 geen enkele werking zal hebben, omdat ondanks een prijsinflatie van 2,39%, de beleidsdekkingsgraad op de laatst bekende ABP-peildatum 31 oktober 2021, op 101,4% lag. En omdat de AMvB per 1 januari 2023 weer vervalt, is er ook geen enkele werking voor de indexatie voor 2023 te verwachten. Bovendien mag in de werkingsperiode ook de actuele dekkingsgraad niet onder de 105% zakken. Dat zou kunnen betekenen dat op ieder moment tussen 1 juli 2022 en 1 januari 2023, een tussentijdse stand van de actuele dekkingsgraad lager dan 105%, leidt tot nihil indexatie. Dus, ook al zou de beleidsdekkingsgraad op 1 juli 2022 én op 31 december 2022 hoger staan dan 105%, en zelfs ook steeds tussentijds, dan nog volgt geen indexatie als op enig moment in dat halve jaar de actuele dekkingsgraad lager uitvalt dan die 105%.

De combinatie van een actuele en een in tijd voortschrijdende indicator is verwarrend en niet consistent. Verderop in het artikel wordt een fonds ook nog gemaand omstandig te beschrijven waarom de indexatie vanaf 105% en niet vanaf 110% plaatsvindt, of deze indexatie wel evenwichtig is en hoe kwantitatief de generatie-effecten uitpakken. Het geheel riekt naar overregulering en het miskennen van de deskundige en zelfstandige rol van een pensioenfondsbestuur. Alsof een bestuur die afweging in redelijkheid niet zelf kan maken.

Op dit moment bij deze tekst, is de AMvB een dode letter voor de deelnemers van het ABP, en voor de meeste grote pensioenfondsen in Nederland die met hun dekkingsgraden in de buurt zitten van die van het ABP.

Materieel

De verlaging van de benodigde beleidsdekkingsgraad van 110% naar 105%, zal zich nauwelijks financieel materialiseren.

Uitgaande van volledige indexatie vanaf een dekkingsgraad van 125%, betreft het een kwart van deze indexatie. Bij een verwachte langjarige inflatie van 2% gaat het om 0,5%. Uitgaand van een gemiddeld pensioen van € 10.000,- is 2% indexatie € 200,-. Een half procent is dan € 50,- per jaar, d.w.z. ruim € 4,- bruto per maand. Echter, die 125% beleidsdekkingsgraad gaan we in 2022 niet halen. Het zou al heel mooi zijn als het ABP en vergelijkbare grote fondsen 115% zouden halen. In dat geval is bij een pensioen van € 10.000,- de gedeeltelijke indexatie 1%, d.w.z. € 100,-. Dan gaat het verschil om bruto € 2,- per maand. Daar zijn gepensioneerden die al veel pensioenkoopkracht verloren, helemaal niet mee geholpen. Datzelfde geldt ook voor de toekomstige koopkracht van de nu nog actieven die zich dat nog vaak niet realiseren.

Rekenrente

Een andere en meer realistische benaderingswijze om wel tot indexatie te komen is aanpassing van de rekenrente. De rekenregels van het FTK hebben er voor gezorgd dat pensioenfondsen door goede beleggingsresultaten grote buffers hebben opgebouwd. Gevolg is dat veel pensioenfondsen een groeiende berg geld beheren, die ze door de risicovrije rekenrente niet ten goede kunnen laten komen aan hun deelnemers. Echter, juist doordat er intussen sprake is van zo’n enorm pensioenvermogen, zal indexatie met beleid geen schade toebrengen aan de vermogenspositie van de fondsen en dus ook niet aan toekomstige pensioenrechten. Onderzoek wijst uit dat ook de voor de nabije en middellange toekomst verwachte lagere vermogensrendementen van 4% a 5%, voldoende zijn om de pensioenbetalingen en de indexatie over alle pensioenen te kunnen financieren, zonder dat de hoofdsom aan omvang inboet.

De AMvB zegt echter niets over een rekenrente, een gemiste kans. Intussen wordt er vanaf de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, d.w.z. vanaf waarschijnlijk 1 januari 2023, voor pensioenuitvoerders die vanaf die datum gaan invaren in het NPC, rekening gehouden met een prudent projectierendement tussen 1,5% en 2%. Sociale partners betrokken bij het ABP hebben reeds het voorlopig besluit genomen te willen invaren in het NPC.

De GOV|MHB verzoekt het kabinet in het kader van deze AMvB de van toepassing zijnde rekenrente in 2022 tot datum ingang wetgeving nieuw pensioenstelsel aan te passen. Daarbij ligt het voor de hand aan te sluiten bij het prudente projectierendement dat wordt gehanteerd vanaf ingang van het nieuwe pensioenstelsel per 1 januari 2023.”