VIERKANT BESCHOUWD

Defensienota 2022 nader bekeken

Eind mei is de Defensienota (DN) 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze DN moet voor deze kabinetsperiode richting geven aan de krijgsmacht, met de Defensievisie 2035 (DV2035) in de hand en de wetenschap dat er de komende jaren fors geld bij komt. Vanuit het coalitieakkoord krijgt Defensie structureel drie miljard euro extra, in de jaren 2024 en 2025 zelfs vier miljard. En naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne komt er nog eens ruim twee miljard bovenop. In totaal dus structureel ruim vijf miljard euro extra. Die vijf miljard extra is een grote stap in de goede richting. Zoals het er nu naar uitziet wordt zelfs de 2% norm van de NAVO – zij het slechts in 2024 en 2025 – gehaald. Het kabinet kiest er bewust voor om dit percentage niet te borgen na 2025.

De DN geeft invulling aan wat we gaan doen met deze gelden om onze krijgsmacht weer in staat te stellen de grondwettelijk opgedragen taken uit te voeren en voorbereid te zijn op de toekomst. Vooraf had de CDS het belang van Informatiegestuurd Optreden (IGO) prominent benoemd en had hij aangegeven dat de krijgsmacht stevig zou gaan transformeren. De verwachtingen waren dan ook hooggespannen. Verwoordt de DN een heldere lijn naar de toekomst en is nu concreet gemaakt hoe we daar gaan komen?

De nota is niet langs dezelfde lijnen opgebouwd als de DV2035. Er wordt tekstueel dus geen heldere invulling gegeven aan de in de visie beschreven drie eigenschappen en tien inrichtingsprincipes [1]. De DN hanteert daarentegen zes actielijnen, waarmee drie effecten moeten worden bereikt. Hierbij moeten we ons wel realiseren dat de DV2035 een langere periode betreft dan deze DN. Die effecten zijn:

  1. Hogere gereedheid en inzetbaarheid; defensieonderdelen moet er sneller, vaker en langer kunnen staan;
  2. Gerichte verbetering van de gevechtskracht; de krijgsmacht moet in staat zijn om te vechten en te winnen;
  3. Meer wendbaarheid: de defensieorganisatie moet zich snel kunnen aanpassen aan dreigingen en crisissituaties.

De bijbehorende actielijnen zijn vervolgens getypeerd als: krachtige ondersteuning, een goede werkgever, versterken van specialismen, meer Europese samenwerking, innoverend vermogen en IGO.

We gaan in dit Vierkant Beschouwd (VB) geen samenvatting geven van de nieuwe DN. Lezers van Carré zijn ongetwijfeld nieuwsgierig van aard en hebben alle berichtgeving rondom de nota en mogelijk de nota zelf al gelezen. In dit VB beschrijven we wat wij goed vinden aan de DN, wat ons heeft verrast, we plaatsen een aantal kritische noten en geven aan wat we missen. We sluiten af met onze mening over in hoeverre de nota invulling geeft aan de DV2035. Waarbij we willen aantekenen dat er sinds het verschijnen van die visie nooit een volwaardig politiek debat over heeft plaatsgevonden. Blijkbaar vinden (de meeste) politieke partijen het een prima visie en accepteert onze volksvertegenwoordiging de ‘lange lijnen’ die voor de Nederlandse krijgsmacht zijn uitgezet.

Waar de DN hout snijdt

Het eindelijk weer toegroeien naar een volwaardig budget voor Defensie is natuurlijk goed. Delen van onze krijgsmacht worden vaak ingezet, zowel nationaal als internationaal, dus is het van belang dat de organisatie er kan ‘staan’ wanneer het nodig is en ‘door kan gaan als anderen moeten stoppen’ (zoals ze zichzelf aanprijst). Het in effect twee gebruikte woord ‘winnen’ klinkt dapper en ambitieus, maar we zien het vooral als een aanscherping van de rol van onze krijgsmacht door dit kabinet. We moeten weer in staat zijn om gevechten tegen andere staatslegers (zogenaamde peers) te winnen, uiteraard samen met onze bondgenoten. Dat impliceert dat de twintig jaar geleden door de toenmalige minister van Defensie Kamp ingezette lijn naar een expeditionaire krijgsmacht weer wordt teruggebogen. Defensie moet vooral weer klaar zijn om het nationale en bondgenootschappelijke grondgebied te verdedigen. Daarnaast moet onze krijgsmacht ook in staat blijven om niet statelijke tegenstanders, zoals IS, te bevechten.

De nadruk op acties om de gereedheid en de inzetbaarheid van het militaire apparaat te verbeteren is van groot belang. Er wordt in deze kabinetsperiode ook geïnvesteerd in de uitbreiding van aanwezige capaciteiten, maar er wordt vooral ingestoken op onderhoud en voorraden, inbegrepen verhoging van de oorlogsvoorraden. Als gevolg van bezuinigingsmaatregelen uit het verleden verkeert onze krijgsmacht thans in een deplorabele staat; met deze DN kan het herstel en de wederopbouw krachtig ter hand worden genomen. De capaciteiten voor combat support en combat service support worden uitgebreid, ten gunste van meer en grotere inzet. Wat voor de bredere inzetbaarheid van de krijgsmacht echt zal helpen, is dat short range air defense (SHORAD) middelen en delen van de vuursteun weer worden toegevoegd aan eenheden, in plaats van de constructie van pooling and sharing. Hierdoor wordt de toolsetvan inzetmiddelen daadwerkelijk vergroot. Zo kunnen de mariniers en de Luchtmobiele Brigade nu tegelijkertijd en separaat van elkaar worden ingezet.

In de DV2035 is het woord ‘specialisatie’ als beleidswoord geïntroduceerd. Dit veroorzaakte bij veel militairen een schrikreactie. Als we echt gaan specialiseren, dan creëren we afhankelijkheid van anderen voor bepaalde taken en – als het soevereiniteitsbeginsel zou worden losgelaten – kan het betekenen dat eenheden moeten acteren daar waar onze eigen belangen niet direct in het geding zijn. De DN stelt dat ervoor gekozen is om eerst Nederlandse specialismen te versterken binnen het complete palet aan capaciteiten. Er worden dus geen capaciteiten afgestoten ten faveure van het versterken van specialismen. Het gaat hierbij om de zaken waar Nederland volgens de nota goed in is, namelijk: inlichtingencapaciteiten, het cyberdomein, special operations forces (SOF) en geïntegreerde lucht- en raketverdediging. Deze laatste capaciteit is schaars binnen de NAVO en de EU. Overigens wekt deze redenering en de keuze van specialismen wel verbazing op, omdat niet eerder is vastgesteld, of (voor zover wij weten) met de bondgenoten in NAVO- of EU-verband is afgesproken, dat Nederland zich vooral hierop gaat richten. De nota vermeldt bovendien dat Nederland de urgentie gaat opvoeren van het langdurige traject naar specialisatie en dat ons land wil optreden als aanjager hiervan binnen Europa.

Nederland wil in Europa optreden als aanjager van specialisatie

Een echte versterking van onze krijgsmacht is het toevoegen van deep strikecapaciteiten. Deze capaciteiten komen beschikbaar voor alle drie de OPCO’s. Wat niet helder naar voren komt is of tevens de benodigde inlichtingen- en targetingcapaciteit wordt ingevoerd, een essentiële voorwaarde om die capaciteiten effectief onder eigen commando te kunnen inzetten. Het feit dat SOF eigen helikoptercapaciteit krijgt vergroot de effectiviteit significant. Ook het komen tot drie volwaardige F-35 squadrons vergroot het reactievermogen van de krijgsmacht en de mogelijkheid om snel en effectief te verdedigen en aan te vallen. Deze maatregelen lijken invulling te geven aan een verandering van het denken over een puur defensieve krijgsmacht naar een meer offensieve krijgsmacht. Zolang het budget niet structureel doorgroeit naar 2% van het bbp, gaat de marine niet uitbreiden qua aantal schepen.

Wat ons verbaast

Met het investeren in de genoemde capaciteiten voldoet Nederland nog steeds niet aan de toezeggingen die zijn gedaan aan de NAVO. Onder het vorige kabinet is een ‘plan voor de NAVO’ ingediend, waarmee Nederland voor een belangrijk deel invulling zou geven aan de opdracht die voortvloeit uit het NATO Defence Planning Process (NDPP). Nederland wordt namelijk al vele jaren en op steeds ernstiger toon op de tekortkomingen gewezen. In een eerder artikel in Carré is uitgebreid ingegaan op de tekortkomingen die de NAVO heeft geconstateerd [2]. Stuitend is het feit dat de DN zwijgt over het gebrek aan slagkracht van onze landeenheden, waar de NAVO al vele jaren op wijst en onze defensieleiding steeds formeel belooft zich te beteren, maar dit gewoon niet doet. Met deze DN zullen tekortkomingen op het gebied van de land forces dus niet worden opgelost. En op de gebieden waar de tekortkomingen wel worden opgelost zal dit nog meerdere NDPP-cycli duren.

De Scania Gryphus, 8-wiel aangedreven modulair transportsysteem (Foto: Ministerie van Defensie)

De recente conflicten in Nagorno Karabach, Syrië en nu in Oekraïne hebben uitgewezen dat drones niet alleen nuttig zijn als Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR)-middel, maar ook als wapen tegen pantservoertuigen en tanks. Het is weliswaar vertrouwenwekkend om te lezen dat Defensie gaat investeren in een eenheid en wapensystemen om drones te bestrijden, maar gezien de ervaringen in bovengenoemde conflicten wekt het wel wat verbazing dat de nieuwe eenheid is bedoeld om statische doelen (vliegvelden, marinehavens, vitale infrastructuur) te beschermen en inzetbaar is tijdens missies. Hiermee lijkt de capaciteit niet geschikt om mobiele eenheden te beschermen. Wellicht gebeurt dat alsnog als de eenheid is opgericht en de Counter Unmanned Aerial Systems(C-UAS) wapensystemen beschikbaar zijn. De DN geeft geen duidelijkheid over de verwerving en het gebruik van meer onbemande systemen (naast de MQ-9 Reaper, waar er meer van worden aangeschaft), terwijl de effectiviteit van deze middelen inmiddels wel is aangetoond. In Bijlage 1 van de nota geven de marine en de landmacht slechts aan hier stappen te willen zetten.

De DN geeft in onze ogen een verschuiving weer van de tweede hoofdtaak naar de eerste (en derde) hoofdtaak. De DN maakt niet duidelijk hoe de operationele aansturing eruit gaat zien. Het ligt echter voor de hand dat de aansturing van een grootschalig conflict-operatie anders zal zijn dan die van een missie zoals bedoeld in de tweede hoofdtaak. Bij deze laatste is vaak een OPCO coördinerend. Deze andere aansturing kan bijvoorbeeld met een Permanent Joint Headquarters (PJHQ), zoals ook in andere landen gebeurt.

Samenwerking

In de DN is samenwerking waarschijnlijk het meest voorkomende woord. Samenwerking binnen Europa, samenwerking met de industrie, samenwerking, samenwerking, samenwerking. Het besef dat Defensie ‘het’ niet alleen kan is reeds doorgedrongen tot in de haarvaten van de organisatie; dat blijkt ook wel uit de uitgebreide infographic over de huidige samenwerkingsverbanden in de DN. Nederland is in een aantal vormen van samenwerking een voorbeeld van hoe het kan. De Multinational MRTT Unit (MMU), de vliegtuigenpool van de NAVO voor tank- en transportvliegtuigen, de Belgisch Nederlandse Samenwerking (BeNeSam) op marinegebied en de integratie van Nederlandse en Duitse landmachteenheden, met de menging van gevechtseenheden tot op compagniesniveau, zijn voorbeelden waarbij verregaande samenwerking effectief en doelmatig is. De insteek in de DN is samenwerking gericht op alle mogelijke vormen en met alle mogelijke partijen. Ook de begrippen pooling en sharing komen geregeld voor. We beseffen dat samenwerking essentieel is om effectief op te kunnen treden. Nu financiën de komende jaren wat ruimer zijn, spreken we dan ook de verwachting uit dat de samenwerking inderdaad primair gericht zal zijn op het vergroten van de effectiviteit en het beschikbaar krijgen van dure schaarse middelen conform de constructie van de MRTT, en niet ‘slechts’ op het zo goedkoop mogelijk beschikbaar krijgen van capaciteiten.

De Airbus A330-MRTT, het tankvliegtuig van de MMU (foto: Wikimedia Commons)

Operationele gereedheid

Na jaren van afkalving van de speelruimte voor Defensie om te oefenen, staat in deze DN benoemd dat Defensie ruimte nodig heeft en mogelijkheden moet hebben om de vereiste gereedheid te realiseren. De in de DV2035 genoemde transparantie richting de maatschappij moet hier een bijdrage aan leveren, maar ook afstemming en besluitvorming op het politieke niveau. Om goed voorbereid te zijn is er inderdaad ruimte nodig waar de krijgsmacht zo nodig veel geluid mag maken en waar serieus kan worden geoefend. Deze lijn zou doorgetrokken moeten worden naar IGO. Ook in de informatie-omgeving zullen afspraken gemaakt moeten worden over hoe de krijgsmacht zich kan voorbereiden op inzet. Eenheden moeten daarom in staat worden gesteld om realistisch te oefenen; over het hoe en binnen welke kaders dienen heldere afspraken te worden gemaakt. Nu staat in de DN dat Defensie zich gaat houden aan alle wet- en regelgeving, o.a. op het gebied van de privacy. En verder dat binnen het mandaat van de MIVD zal worden geprobeerd om ook aan de behoefte aan informatie van de OPCO’s te voldoen. Naar onze mening biedt dit te weinig mogelijkheden voor OPCO’s om op te leiden, te trainen en continu voorbereid te zijn op information maneuver. Werken onder mandaat van de MIVD, met toezichthouders die nu al te weinig capaciteit hebben, zal naar onze mening geen oplossing bieden. Het gevolg kan zijn dat schaarse specialisten uit frustratie de organisatie gaan verlaten.

Personeel

In de DN wordt ruim aandacht besteed aan het personeel. Dat is niet verrassend, want in de drie miljard uit het coalitieakkoord is vijfhonderd miljoen specifiek toegewezen aan personeel [3]. Dat biedt dus ruimte om op diverse manieren een nieuw HR-model in te vullen en de randvoorwaarden te scheppen voor een toekomstbestendig personeelsbeleid. Reeds jaren wordt gesproken over modernisering van het loongebouw en het moeten blijven binden, boeien en behouden. Ook niet heel verrassend is de aandacht voor inclusiviteit, diversiteit en een (nog) grotere focus op reservisten. Wat wel verrassend is, is het feit dat er weinig wordt gezegd over de toekomstige militair en aan welke eisen deze moet voldoen. Men zou verwachten dat een organisatie die meer en meer data- en informatiegedreven is, waar cyber een belangrijke rol speelt, de genoemde diversiteit ook duidelijk betrekking zou hebben op de militair van de toekomst. Alhoewel niet expliciet beschreven, lijkt de tekst te suggereren dat alle militairen aan dezelfde eisen moeten voldoen. In de DN is niet het uitgangspunt dat iedereen (dus ook mensen met beperkingen) militair kan worden, hoewel de nota opmerkt dat naar kwaliteitseisen zal worden gekeken. In een tijd waarin een groter deel van het militair vermogen wordt geleverd door het achterland hadden we nu een duidelijker signaal verwacht.

De DN steekt met name in op het verder ontwikkelen van mogelijkheden om reservisten in te zetten. Deze lijn is reeds een aantal jaar geleden ingezet en zorgt ervoor dat Defensie in het dagelijkse bestaan effectiever wordt, maar vooral ook dat opschaalcapaciteit beschikbaar is wanneer dat nodig zou zijn. De nota stelt tevens dat schaalbaarheid niet vrijblijvend mag zijn. Het is dus goed dat Defensie gaat onderzoeken hoe deze schaalbare capaciteit ook zeker gesteld wordt als dat echt nodig is. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat Defensie reservisten kan opdragen om de militaire functie uit te oefenen. Om te kunnen winnen is vrijblijvendheid wat ons betreft geen goed uitgangspunt.

Gelinkt aan personeel is de nieuwe term ‘dienrecht’ geïntroduceerd. Zelfs de DN ontkomt blijkbaar niet aan een bepaalde mate van opportunisme. Het is goed dat Defensie blijft zoeken naar mogelijkheden om de verbondenheid met de maatschappij te vergroten en meer specifiek met de mogelijke doelgroep. Periodiek popt daarom de dienstplicht weer op. Het dienrecht wordt daarmee wellicht een nieuwe tool in de box om hier wat in te bereiken. We zijn dus heel nieuwsgierig naar de nadere uitwerking hiervan. Enige zorgen hebben we evenwel ook, vooral gericht op de opleidingscapaciteiten die Defensie daarvoor beschikbaar moet hebben. Een groter potentieel aan ‘strijders’ is evenwel wenselijk en dat kan hiermee worden bereikt.

Kritische noten

Ondanks het feit dat een aantal nieuwe elementen wordt geïntroduceerd in deze DN, elementen zoals deep strike capabilities, is de primaire focus van de nota het in stand houden en vervangen van huidige wapensystemen. Er wordt niet een duidelijke lijn ingezet naar ‘anders’. Weliswaar worden initiatieven genomen om de C-UAS capaciteit te vergroten, maar behalve voor de Reaper (die wordt bewapend, zo valt te lezen in Bijlage 1, bij Transitie Koninklijke Luchtmacht) worden geen initiatieven beschreven om meer met drones als wapen te gaan doen.

In de DN wordt duidelijk aangegeven dat Defensie er is om alle drie de hoofdtaken uit te voeren. De primaire focus ligt op het verbeteren van de mogelijkheden in relatie tot de eerste hoofdtaak. Alhoewel we deze grotere focus en de wil om te winnen in dat domein toejuichen is het wel de vraag of de high tech middelen waar Defensie op blijft insteken ook de meest geschikte middelen zijn voor die andere hoofdtaken. Een fregat blijft een duur middel om in te zetten voor de drugsjacht, net zoals het feit dat een F-35 bijzonder duur is om in te zetten in een omgeving zonder gelijkwaardige vijand. We zijn dus wat verrast dat er niet wordt gekozen om de mix van middelen te verbreden, waarbij goedkopere middelen kunnen worden ingezet voor low intensity conflicten en inzet voor de nationale taak. Een single set of forces lijkt (te) duur. Onze suggestie is dat Defensie diverse opties eens goed doorrekent om vast te stellen wat (kosten-)effectiever is.

Hieraan gelinkt is de beperkte aandacht die wordt geschonken aan het ruimtedomein. Het belang van dit domein wordt weliswaar aangegeven, maar er wordt geen pad geëffend naar de toekomst. Er wordt weliswaar aangegeven dat Defensie in de ruimte aanwezig moet zijn, maar vooralsnog beperkt zich dat tot ’zicht houden op wat er zich in de ruimte afspeelt’. Men zou verwachten dat de DN invulling geeft aan wat de krijgsmacht de komende jaren in dit domein wil en kan bereiken. De beschrijving van de toekomst van de luchtmacht (zie opnieuw Bijlage 1 bij de nota) geeft een summier inzicht in de ideeën. Hopelijk zal de nog uit te geven ruimteagenda dit verder uitdiepen.

C-UAS systeem SHORAD Hero (foto: Northrop Grumman)

De gevleugelde kreet IGO komt duidelijk terug als een separate actielijn. Erg helder wordt die lijn echter niet beschreven. We realiseren ons dat IGO breed is, maar het feit dat ook vredesbedrijfsvoering onder deze term wordt gebracht baart wat zorgen. Systemen als SAP en Peoplesoftzijn van groot belang voor de vredesbedrijfsvoering en natuurlijk bevatten deze systemen ook informatie die van belang is voor het gereedstellingsproces, maar het zijn geen systemen die het militair-operationele proces optimaal ondersteunen. Door deze systemen onder de noemer IGO te brengen, verandert de ‘O’ van optreden naar de ‘O’ van organisatie. Waarmee het risico bestaat dat de middelen die beschikbaar komen voor dit onderwerp verdwijnen in de bodemloze putten van (de opvolgers van) SAP en Peoplesoft. Gezien het belang dat de CDS overduidelijk heeft verwoord voor het onderwerp IGO, zou men verwachten dat er inmiddels een heldere lijn zou zijn en met een focus op het operationele optreden en het voorbereiden daarop.

SAP en Peoplesoft ondersteunen niet de militair-operationele processen

De essentie van IGO is dat de juiste informatie, met de juiste snelheid, op het juiste moment en in de juiste hoeveelheid beschikbaar is om effectief op te kunnen treden op alle niveaus. Hiertoe dient zoveel mogelijk data te worden verzameld, slim verwerkt en tijdig beschikbaar te zijn voor alle actoren (commandanten, wapensystemen, individuele militairen, enz.), waarbij veiligheid en integriteit van groot belang zijn. De nota stelt dat Defensie dat op de volgende manier gaat realiseren:

  • De IT-infrastructuur wordt gemoderniseerd om beter en sneller veilig informatie uit te kunnen wisselen en de koppelingsmogelijkheden met partners te vergroten;
  • De mobiele communicatiemiddelen worden vervangen, zodat eenheden beter veilig met elkaar en met internationale partners en bondgenoten kunnen communiceren.

Hiermee wordt gesuggereerd dat door het kopen van spullen de gewenste connectie en de interoperabiliteit zijn gegarandeerd. De werkelijkheid is niet alleen technisch vele malen weerbarstiger, maar vereist ook een andere cultuur om optimaal informatie te delen en te gebruiken.

Meer kritische noten

Gekoppeld aan hetgeen hierboven is geschreven over IGO, is de tekst onder de noemer ‘multidomein optreden’ ook zeer summier. Hier wordt eveneens gesuggereerd dat door het kopen van wat spullen multidomein gesynchroniseerd optreden in verschillende domeinen plaats kan vinden. Alhoewel we blij zijn dat multidomein optreden duidelijk naar voren komt in deze nota, missen we een realistische kijk hierop. Om multidomein te kunnen opereren moet nationaal en internationaal de interoperabiliteit optimaal zijn. Op dit moment zijn we intern de eigen defensieorganisatie al niet interoperabel, laat staan internationaal en met partijen in het publieke domein. Om multidomein optreden te bereiken moet Defensie niet alleen spullen kopen, maar ook zekerstellen dat deze spullen met elkaar kunnen communiceren. En dat is dan nog slechts de technische kant van interoperabiliteit.

De versterking van de rudimentaire logistieke capaciteit wordt wel benoemd in de DN, maar zonder daarbij aan te geven hoeveel inzet logistiek ondersteund moet kunnen worden. Er wordt gesteld dat een van onze specialisaties juist de logistiek is, waarbij de capaciteit samen met het bedrijfsleven op effectieve, efficiënte en duurzame wijze wordt vergroot. Als we in staat willen zijn om meerdere eenheden op diverse locaties in te zetten, is een robuuste logistiek cruciaal. Dat wijst ook de oorlog in Oekraïne weer uit. Ondanks de genoemde samenwerking met het bedrijfsleven geeft de DN echter geen duidelijk antwoord of Defensie voldoende transport- en andere logistieke capaciteit heeft om de ambities te ondersteunen en de gewenste langere inzet in operatiegebieden te garanderen.

En dan nog het onderwerp duurzaamheid. Het is niet verrassend dat Defensie een bijdrage moet leveren op het gebied van duurzaamheid, want dat is onontkoombaar. Maar dat het onderwerp duurzaamheid in nagenoeg alle actielijnen naar voren komt mag verrassend worden genoemd. We hopen dan ook dat Defensie in staat is om een balans te vinden tussen duurzaamheid en effectiviteit. Het militaire vermogen kan worden aangepast aan duurzaamheidseisen, maar uiteindelijk moet het militair vermogen wel effectief kunnen worden toegepast.

Wat we nog missen

De inhoud van de DN weerspiegelt een breed spectrum aan onderwerpen en invullingen over de toekomst van Defensie. Een document als dat kan nooit 100% volledig zijn en alles afdekken. Toch zijn er zaken die we hadden verwacht terug te zien in deze nota en die niet expliciet naar voren komen.

Een onderwerp dat wordt gemist is de invulling van arbeidsextensiviteit. In het blok innovatie wordt gesteld dat dit een aandachtsgebied is en dat Defensie technologie zal inzetten om arbeidsextensiever te werken, primair in het ondersteunende domein. Gezien de prominente positie van dit begrip in de DV2035 – een van de inrichtingsprincipes! – was onze verwachting dat een concretere invulling hiervan zou worden gegeven in de DN. Hierin zijn we dus teleurgesteld. We zijn van mening dat arbeidsextensiever werken noodzakelijk is in de toekomst, daar het lastig is en lastig zal blijven om voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar te krijgen voor de krijgsmacht.

Gelinkt aan het conflict in Oekraïne lag ook in de lijn der verwachting dat antitankmiddelen een prominente plek zouden hebben. De Javelinis gebleken een zeer effectief antitankwapen te zijn. Het is weliswaar een duur wapensysteem, maar altijd goedkoper dan een tank. In de DN wordt wel aangegeven dat eenheden weer hun eigen SHORAD-middelen krijgen en deels weer hun eigen vuursteun, maar er wordt niets aangegeven over antitankmiddelen voor alle eenheden. Ook Unmannend Aerial Vehicles (UAV) als wapen worden niet in de DN benoemd, ondanks de bewezen effectiviteit in recente conflicten. Voor de uitgave van de DN was reeds besloten dat de MQ-9’s wel bewapend mogen worden, maar de reikwijdte van UAV als wapen is veel groter dan alleen de MQ-9. Als IGO vanaf nu toegepast wordt in het plannendomein, moeten operationele concepten en materieelplannen toch ook snel kunnen worden aangepast?

Een onderwerp dat eveneens wordt gemist betreft de autonome wapensystemen. We realiseren ons dat het gevoelig ligt, maar het is wel een onderwerp dat de komende jaren speelt. De stap van loitering ammunitions naar autonoom acterende drones is waarschijnlijk niet heel groot. We hadden verwacht dat in de DN een aantal onderwerpen zou staan, waaronder autonome (wapen)systemen, waar Defensie wellicht nog niet in investeert, maar waar we wel – zeker als dreiging – mee te maken krijgen. Nu lezen we slechts dat, in samenwerking met andere landen, onderzoek zal worden gedaan naar toekomstige onbemande systemen zoals jachtvliegtuigen, helikopters en gevechtsvoertuigen.

De MQ-9 Reaper, die ook zal worden bewapend (foto: Ministerie van Defensie)

Defensievisie 2035

Geeft de DN invulling aan het gestelde in de DV2035? Een groot deel van de tien inrichtingsprincipes die staan genoemd in de DV2035 worden middels deze DN ingevuld. Wellicht nog niet tot een echte desired endstate, maar wel worden er serieuze stappen gezet. Zaken als snel inzetbaar, schaalbaar en zelfstandig, gezaghebbende informatiepositie en zelfredzamer Europa krijgen vanaf nu extra aandacht en invulling. Inrichtingsprincipes zoals multidomein, transparant zichtbaar en specialisatie worden duidelijk minder ingevuld.

Ondanks dat we ons realiseren dat de horizon van de DN korter is dan die van de beleidsvisie van 2020, wordt er geen heldere invulling gegeven aan de DV2035. Er worden, alweer en terecht, nieuwe wegen ingeslagen. De Algemene Rekenkamer (AR) dwingt echter steeds pregnanter af dat Defensie verantwoording aflegt over haar beleid. Door de gekozen insteek van de DN wordt, zo denken wij, niet aan deze wens voldaan. Hiermee zet Defensie dan toch de deur weer wijd open voor kritiek vanuit de AR.

Ten slotte

Concluderend kunnen we stellen dat deze DN een aantal heldere keuzes maakt, maar dat twee van de drie ‘eigenschappen’ die Defensie volgens de DV2035 nastreeft onvoldoende dichterbij worden gebracht. Onze krijgsmacht wordt meer ‘hoog technologisch’, dat zeker. Maar bij de invulling van ‘informatiegestuurd’ is het ons nog altijd niet duidelijk hoe de krijgsmacht hier echt beter van wordt. En op het gebied van de ‘betrouwbare partner’ constateren we dat Defensie op twee cruciale punten tekortschiet: we gaan niet naar de 2% bbp structureel en we voldoen niet aan onze toezeggingen aan de NAVO. De extra gelden voor Defensie zijn noodzakelijk, maar uit de nieuwe DN blijkt dat die gelden niet worden besteed in lijn met de internationale afspraken en toezeggingen. De besluiten die met de nota zijn genomen vormen een aanzienlijke wijziging van het defensie- en veiligheidsbeleid, maar de ratio achter die besluiten wordt geregeld gemist.

Redactie

Eindnoten

  1. De eigenschappen uit de DV 2035: (1) Technologisch hoogwaardig, (2) Informatiegestuurd en (3) betrouwbare partner en beschermer. De in de visie beschreven inrichtingsprincipes: unieke mensen en arbeidsextensieve capaciteiten, flexibel optreden, sterk innoverend vermogen, escalatiedominantie met partners, gezaghebbende informatiepositie, multidomein en geintegreerd optreden, transparant en zichtbaar, zelfredzamer Europa, specialisatie binnen NAVO en EU en strategische capaciteiten.
  2. Carré 2021-2: Rutte III 2017 – 2020.
  3. Op 31 mei is bekend geworden dat Defensie een nieuwe cao krijgt. Daarin is sprake van extra verhoging van de vergoedingen voor laag-gegradueerden en dat is hard nodig om militairen te blijven binden. Voor zover we kunnen nagaan zijn daarmee nog geen besluiten genomen over de structurele versterking van ‘het personeelshuis’.