DEFENSIEBELEID EN KRIJGSMACHT

Rutte III 2017 - 2021

Het derde kabinet-Rutte op het bordes bij de koning in 2017 (foto: Wikimedia Commons)

GENM B.D. J.H. DE JONGE; BGEN B.D. IR. L.P. BOOMAN; LKOL B.D. F.A. EBBELAAR

Tijd om de balans voor Defensie op te maken

In haar meest recente Capability Review trekt de NAVO harde conclusies over de Nederlandse militaire bijdrage aan het bondgenootschap. Wederom levert Nederland niet de bijdrage in capaciteiten ten opzichte van wat ze had toegezegd en waar de bondgenoten op rekenen. Dit betreft met name het grondgebonden optreden. Tevens realiseren wij ons ook dat het hebben van goede, moderne (wapen)systemen weinig zinvol is als de hele krijgsmacht kampt met een steeds groter tekort aan voldoende getraind personeel. De Gezamenlijke Officieren Verenigingen (GOV) willen dat Defensie zich hier niet bij neerlegt en dat we op zo kort mogelijke termijn weer worden gezien als betrouwbare ondgenoot. Daarbij is het goed om te beseffen dat Rutte III dat niet voor elkaar heeft gekregen. Dit artikel legt uit waarom.

Inleiding

Als denktank van de GOV hebben we niet alleen het oordeel van de NAVO op ons in laten werken, maar hebben we een breder beeld gemaakt van de ontwikkeling van de krijgsmacht gedurende de laatste regeringsperiode. In Carré 1–2021 heeft cmdre drs. Don Nagel een terugblik gegeven aan de hand van de rapportages van de Algemene Rekenkamer. De focus lag daarbij op de bedrijfsvoering, zo u wilt dus intern gericht. Dat is nu eenmaal hun opdracht en de Rekenkamer heeft ook geen inhoudelijke expertise, dus kan ze uiteindelijk weinig zeggen over de effectiviteit van de krijgsmacht.

Deze D&K-analyse kijkt dus meer ‘van buiten naar binnen‘. Het is van belang te weten hoe de bondgenoten binnen NAVO en EU de ontwikkelingen van de Nederlandse Defensie in de periode Rutte III beoordelen. Dat is relevant zolang we Nederland niet beschouwen als het machtscentrum van de wereld, maar als een handelsland dat afhankelijk is van andere staten. Als radertje in het hele speelveld zijn wij extreem gebaat bij internationale samenwerking en willen we worden gezien als een betrouwbare bondgenoot. Dat wordt overigens expliciet bevestigd in de partijprogramma’s voor de verkiezingen van maart 2021 van VVD, PVV, CDA, D66, PvdA, CU, SGP, GL en 50+.

De centrale vraag in dit artikel is: hoe heeft Nederland het de laatste jaren op militair gebied gedaan en wat hebben we waargemaakt van de toezeggingen aan de NAVO? Daartoe kijken we eerst naar de voorafgaande kabinetten onder minister-president Rutte. Vervolgens bezien we de afspraken en wat daarvan terecht gekomen is in NAVO-verband. We duiden een cruciaal element in het daadwerkelijk realiseren van militaire capabilities, namelijk het personeel. We besteden enige woorden aan de boodschap die het kabinet aan het einde van de huidige regeerperiode heeft afgegeven, in de vorm van de Defensievisie 2035. We sluiten af met een vijftal boodschappen aan de defensieleiding, die ook de volgende minister weer zal gaan ondersteunen. En als bonus geven we een advies voor een nieuw regeerakkoord.

Op voorhand ook een relativering. In dit artikel gaan we niet in op de operationele taakuitvoering, de missies en ondersteunende activiteiten van onze krijgsmacht in de afgelopen jaren. De NAVO constateert dat de Nederlandse bijdragen (NAVO term: contributions) in de laatste vijf jaar relatief bescheiden zijn geweest. Maar daar laten we het in deze bijdrage bij.

Rutte I

Defensie heeft in de periode Rutte I (2010-2012) de grootste bezuinigingen sinds de Tweede Wereldoorlog doorgevoerd. Mede ingegeven door de naweeën van de financiële en de economische crisis is, onder leiding van defensieminister Hillen, één miljard euro op de defensie-uitgaven bezuinigd. Dit resulteerde in een reductie van 12.000 functies op een bestand van 64.000; materieel werd afgestoten en er werd diep gesneden in de investeringen.

Een maand na het aantreden van Rutte I werd door de NAVO een nieuw Strategisch Concept gepresenteerd, waarin de nadruk onder meer werd gelegd op anti-terrorisme en bescherming tegen cyber. Rusland werd in dat concept nog beschouwd als een gewenste partner. De aandacht voor collectieve verdediging verdween geheel naar de achtergrond. Zo lagen de kaarten toen nog, niet wetende dat de wereld er na enkele jaren volledig anders uit zou zien.

Rutte II

In de periode Rutte II (2012 – 2017) vond er een omslag plaats van het dreigingsniveau. Mede vanwege de Russische annexatie van de Krim transformeerde de Russische Federatie van partner tot tegenstander en kreeg naast crisisbeheersing ook de collectieve verdediging weer meer aandacht binnen de NAVO. Dit cumuleerde tijdens de NAVO-top in 2014 in Wales tot het maken van afspraken om tot uiterlijk 2024 te groeien naar 2% van het bruto binnenlands product (bb) aan defensie-uitgaven en de afspraak dat 20% van die 2% zou worden uitgegeven aan investeringen.

De eerste helft van Rutte II kenmerkte zich door de voortzetting van teruglopende defensiebudgetten. Zo waren in 2014 de defensie-uitgaven (met 191 miljoen ten opzichte van 2013) gedaald tot 7,4 miljard euro, 1,1% van het bbp. Een groot aantal bondgenoten zag met bezorgdheid dat Nederland in de voorgaande twee decennia, evenals sommige andere westerse landen, haar krijgsmacht aan het afbouwen was. De grootste zorg was dan wellicht nog het feit dat de investeringsquote voor Defensie ruim onder de norm lag die de NAVO in onderling overleg voor de lidstaten wilde aanhouden. Het investeringspercentage lag in 2014 op 10,6%, ver onder de vereiste 20%.

Nederland had inmiddels afscheid genomen - veelal onder de politieke premisse dat de systemen ‘niet meer van deze tijd waren’ - van maritieme patrouillevliegtuigen, luchtverdedigingssystemen, squadrons gevechtsvliegtuigen, fregatten, tanks en infanteriegevechtsvoertuigen, logistieke capaciteiten, etc. Parallel daaraan leek het alsof Nederland het beloningssysteem van haar krijgsmacht, dat dateerde uit de vorige eeuw, niet wenste te vernieuwen. Kortom, een periode waarin de Nederlandse defensie hard op weg was om outdated, outgunned en out of order te worden.

Onze bondgenoten lieten hun grote twijfels blijken, uiteraard in diplomatieke NAVO-taal, over de betrouwbaarheid van Nederland. Immers, het gat tussen wat Nederland toegezegd had aan militaire middelen (en waar de bondgenoten dus op rekenen) en wat daadwerkelijk beschikbaar kon worden gesteld, werd niet gedicht. Dat werd onder meer geuit in de tweejaarlijkse evaluatiecyclus die de NAVO uitvoert naar de bijdragen van alle bondgenoten: de NATO Defence Planning Capability Review (NDPCR). De NAVO kijkt dan terug naar de wijze waarop Nederland invulling geeft aan de toegewezen en door Nederland geaccepteerde Capability Targets. Deze evaluatie is in feite een beoordeling van de algehele staat van de krijgsmacht.

Eerste tekenen van herstel

Met wijziging van de Rijksbegroting 2014 (geïnitieerd door D66, CU en SGP) werd voor het eerst sinds geruime tijd het defensiebudget enigszins bijgeplust: een bescheiden 115 miljoen vanaf 2015. Overigens kwam dit overeen met de inflatiecorrectie, dus er werd slechts iets minder bezuinigd en het investeringspercentage bedroeg in 2015 een magere 11,1%. De SGP zou in latere jaren de voortrekkersrol voor een toename van het budget blijven vervullen. Het was ook hoog tijd.

Dit is wat de NAVO in het kader van de NDPCR 2015-2016 over Nederland rapporteerde: ‘Configuring the Netherlands Armed Forces to meet the significant challenges of the new security environment, with its increased demands on readiness, responsiveness and resilience, without sustained, predictable increase in defence expenditures in real terms, will be an almost impossible task’[1].

Iets eerder, voorjaar 2016, had defensieminister Hennis zelf al aan de Kamer gemeld dat Defensie niet meer volledig voldeed aan de inzetbaarheidsdoelstellingen voor de verdediging van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied. Belangrijkste redenen: gebrek aan gevechtsondersteuning, onvoldoende geoefendheid voor optreden hoog in het geweldspectrum, beperkingen in de materiële gereedheid en tekorten bij de personele vulling, met name van technisch personeel[2].

Too little and too late; zo laten de ingezette budgettaire herstelstapjes van Rutte II zich kenmerken. De uitholling van de krijgsmacht was al langer bezig zijn tol op te eisen. Gebrek aan oefening en training, te weinig middelen en het wegvloeien van expertise uit de krijgsmacht leidden onder meer tot onveilige situaties en dodelijke ongelukken. Kabinet en Kamer hadden onvoldoende krachtig ingegrepen. Minister Hennis verbond daar consequenties aan en diende op 4 oktober 2017 haar ontslag in.

Start van Rutte III

Op 10 oktober 2017, zes dagen na het vertrek van Hennis, presenteerde Rutte het Regeerakkoord 2017 – 2021 ‘Vertrouwen in de toekomst’. Daarin lezen ook onze NAVO-partners enkele bemoedigende voornemens. ‘Het kabinet zal de investeringen in Defensie fors opvoeren (…) loopt op tot ruim 1,5 miljard euro per jaar’. En: ‘Ook actualiseert het kabinet periodiek de Defensienota waarbij zij rekening houdt met het planningsproces van NAVO en EU’.

In het voorjaar van 2018 presenteerde minister Bijleveld haar Defensienota (DN2018), genaamd ‘Investeren in onze mensen, slagkracht en zichtbaarheid’. In die nota lezen we ondermeer: ‘Met investeringen oplopend tot 1,5 miljard euro per jaar kunnen we een goede stap maken. Verdere investeringen zijn nodig om aan de capaciteitendoelstellingen van de NAVO te voldoen’. En ook: ‘NAVO wijst erop dat veel van de capaciteitendoelstellingen (sic: doelen die aan Nederland zijn toebedeeld en door Nederland expliciet zijn geaccepteerd) nog niet of onvoldoende zijn verwezenlijkt. (…) Die zorgen nemen wij serieus. (…) Een stapsgewijze groei om de capaciteitendoelstellingen van de NAVO te realiseren nemen wij op in de herijking van de Defensienota in 2020’. En de minister zet ook in op ‘extra inspanningen (…) om een aantrekkelijk werkgever te zijn’; overigens zonder duidelijk te maken wanneer en hoe dat in de financiële plannen opgenomen gaat worden. Kortom, wat Nederland aan de bondgenoten toegezegd heeft om bij te dragen in capaciteiten moet nog wel even worden geregeld. De NAVO wil het graag zien en houdt, zoals gebruikelijk, de vinger aan de pols door middel van die NDPCR-evaluaties.

De defensie-uitgaven tijdens Rutte III groeiden naar 1,49% van het bbp; de investeringsquote ging naar 26,1%

De defensie-uitgaven zouden gedurende Rutte III gestaag blijven groeien, van 1,15% van het bbp in 2017 naar 1,49% in 2020. Wat in het oog springt is de realisatie van de verhoging van de investeringen, van 14,7% in 2017 naar 26,1% in 2020. Dat is aanzienlijk boven de vereiste 20%, al vinden met name de Verenigde Staten (VS) dat het nog te weinig is, omdat Nederland ver achterblijft in absolute uitgaven.

Foto: NATO/SHAPE

NDPCR 2017-2018

De NATO Review van 5 juni 2018 meldt erkentelijk te zijn voor de uitleg van onze minister van Defensie betreffende de voornemens van Nederland zoals neergelegd in de DN2018. Maar er wordt ook heel kritisch geconcludeerd:

  • Far higher levels of investment will be required to meet future plans, and address the results of many years of underinvestment.
  • Plans are not yet in place to fully implement the heavy infantry brigade, which currently lacks sufficient battalions, and which has insufficient combat power.
  • So far no plans to provide the additional JISR platforms requested by NATO in the medium term.

Daarna volgt nog een niet mis te verstane conclusie:

  • The Netherlands is not able to provide all of the quantitative land contributions as sought by NATO Capability Targets for the period 2018 to 2023, mainly because there are insufficient numbers of battalions in both the heavy infantry brigade and the medium infantry brigade and the lack of combat power. There is insufficient artillery to support both of these brigades simultaneously (sic: hierbij vermeldt men niet eens dat met deze artillerie ook de beide bataljons van het Korps Mariniers moet worden gesteund). Furthermore, readiness requirements for the requested HRF maneuver brigades and amphibious battalion cannot be met, mainly due to logistic shortfalls. The Netherlands’s land forces would be seriously challenged if engaged in a high-end battle against a peer opponent.

De Capability Review toont zich opgelucht over de introductie van de F-35, maar wijst erop dat er toch nog wel een aanvullende verwerving moet komen van vijftien vliegtuigen om op een totale inbreng van minimaal 52 F-35A airframes te komen. Tevredenheid voorts over de aanschaf van de Multi-Role Tanker Transport (MRTT) vliegtuigen voor strategic airlift and air-to-air refuelling en de MQ-9 Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s). Anders gezegd: met een klein zetje erbij ligt de luchtcomponent gelukkig op schema.

De NAVO is bezorgd over de financiële kans van slagen van de grote vervangingen bij de marine

Betreffende de maritieme component toont NAVO zich tevreden tot aan de horizon van 2022, maar wijst er tevens op dat het budgetteren van de grote vervangingen die daarna nodig zijn, nog wel erg ambitieus lijkt. In gewone taal zegt men dus: we houden ons hart vast of dat financieel gaat lukken.

Samenvattend zegt de Review: ‘The Netherlands is recommended to address urgently the structural and combat power weaknesses of the land forces, identified as a priority by the Allied Defence Ministers. (…) also, investments to enhance joint enabling capabilities (…) will require considerably more funds. If this is not done, then potentially other Allies will need to assume part of the Netherland’s fair share of the overall burden.’

Tijdens de NATO Heads of State Summit in juli 2018 werden de Europese landen fors aangesproken om ernst te maken van de NATO-pledge, het streven naar de 2% bbp-norm in 2024. Er werd afgesproken om in december 2018 daartoe plannen in te dienen. De Nederlandse bijdrage werd later bekend als het ‘Nederlands Nationaal Plan voor de NAVO’.

Nationaal Plan voor de NAVO[3]

In december 2018 maakt Nederland bekend hoe zij de bondgenoten gerust gaat stellen. Het herhaalt wat al in het regeerakkoord staat, namelijk een structurele verhoging van het defensiebudget met 1,5 miljard. En het plan geeft ook aan dat met prioriteit ingezet gaat worden op vijf gebieden die in de Reviews werden genoemd, namelijk meer F-35’s, versterking van capaciteiten voor het landoptreden (‘… our landforces will become more robust due to additional firepower’), idem voor het maritieme optreden (‘… maritime BMD-capabilities, as requested in the 2017 capability target package’), extra capaciteiten voor SOF (Special Operations Forces) en uitbreiding van capaciteiten in het cyber- en informatiedomein. Dit lijstje van vijf is een antwoord op de wake-up call die NAVO aan Nederland gaf in de NDPCR 2017-2018. Echter, er wordt geen prioriteitsvolgorde in de lijst aangebracht. De oproep van NAVO aan Nederland was to address urgently the structural and combat power weakness of the land forces. En ook het personele domein wordt in de lijst geheel niet genoemd.

Die ‘nationale plannnen’, waarin beschreven wordt hoe elk land die toezegging aan de NAVO nu gaat waarmaken, worden op de ministeriële bijeenkomst van de NAVO van 13 en 14 februari 2019 niet echt besproken, zo lijkt het. Maar Nederland krijgt via minister Bijleveld - aanzittend aan een working dinner - nog wel de aandacht van de acting US Secretary of State Shanahan. Deze stelt dat verdere concrete vooruitgang op korte termijn nodig is om de benodigde capaciteiten te kunnen financieren. Shanahan noemt daarbij Nederland expliciet als een land dat weliswaar plannen heeft om in de richting van de 2% bbp te bewegen, maar daarvoor nog geen financiële onderbouwing heeft. Bijleveld meldt de Kamer: ‘Vervolgstappen zijn daarom nodig voor een eerlijke en evenwichtige lastenverdeling. (…) Nederland wil daarin een betrouwbare bondgenoot zijn die zich aan de gemaakte afspraken houdt (…) die vervolgstappen te zetten in de herziening van de Defensienota in 2020’[4].

Dan verloopt een periode (2019 – 2020) waarin het kabinet met minister Bijleveld kennelijk poogt om de toegezegde versterkingen, die zo trots werden gepresenteerd in december 2018, in een concreet financieel plan onder te brengen. Het resultaat wordt duidelijk in de defensiebegroting 2021, maar dan wel pas nadat er Kamervragen over worden gesteld.

De minister wordt gevraagd[5] waarom zij ‘de motie van Helvert c.s. over het nog in deze kabinetsperiode verder invulling geven aan het nationaal plan bij de NAVO als afgedaan beschouwt’. Zij antwoordt dat is ingezet op negen extra F-35’s, extra ondersteuning van SOF en op het cyber- en informatiedomein door het versterken van de IT-infrastructuur. Vervolgstappen zijn nodig en daarover zullen volgende kabinetten zich buigen, aldus de minister. Daarmee worden blijkbaar de Nederlandse prioriteiten ‘reinforcement of land capabilities through investment in direct and indirect fire power en strengthening of maritime capabilities through investment in BMD-capabilities’ weggemoffeld uit de eerder geformuleerde ambities van Rutte III.

Defensieminister Ank Bijleveld (foto: Ministerie van Defensie)

NDPCR 2019- 2020[6]

Waar hebben alle inspanningen tijdens Rutte III nu toe geleid? En wat vinden onze bondgenoten binnen de NAVO daarvan? Laten we daartoe eens kijken naar enkele passages uit de derde NATO Capability Review in deze beschouwing (de tweede in de periode Rutte III):

'In 2017, Allied Defence Ministers identified capability priorities for the Netherlands: a fully-capable infantry brigade, with CS and CSS; the development of JISR capabilities; the development of theatre-level enabling capabilities.’ De NAVO oordeelt daar over: ‘Current defence funding plans are clearly insufficient for the implementation of these capability priorities. The availability of sufficient personnel to staff (…) the NATO-deployable forces, is expected to be a limiting factor, although the efforts to identify more flexible career structures, as well to make greater use of reservists, are welcome and encouraged.

Ten aanzien van het Nationaal Plan 2018 constateert de NAVO dat daadwerkelijk uitgevoerd, respectievelijk gepland met financiële basis, is de verwerving van negen extra F-35’s, investeringen in SOF, cyber en IT. Zij constateert ook dat aan de vergroting van vuurkracht voor land- en maritieme strijdkrachten helemaal niets meer wordt gedaan. Dat leidt dan tot de volgende opsomming van capability shortfalls:

LAND: (…) continues to be unable to provide land contributions for the period 2020 to 2025’. Twee brigades (in NAVO-termen de heavy en de medium brigade) missen nog steeds de sterkte van elk twee bataljons, waaronder een tankbataljon. Voor alle drie brigades geldt dat er tekorten zijn aan vuursteun en logistieke eenheden. Bovendien hebben ze alle een veel te lage graad van gereedheid. Rutte III heeft in dit domein geen vooruitgang laten zien; in feite alleen maar achteruitgang, gelet op de tekorten aan personeel en daarmee een verder inzakkende personele gereedheid. Terwijl het wel de door de NAVO gewenste prioriteit betreft, zoals eerder in deze beschouwing aangegeven met verwijzing naar de Capability Reviews en zoals toegezegd door het kabinet in december 2018 (Nationaal Plan). Zie hier ook de reden voor onze stelling dat het geen pas maakt om eindeloos te blijven herhalen ‘dat we een betrouwbare bondgenoot (willen) zijn’.

NAVY: (…) can provide the majority of the maritime forces as requested by NATO, (…) also there will be shortfalls during the transition to new platforms’. Rutte III heeft in dit domein het vertrouwen van de NAVO gewonnen door veel grote investeringsprojecten in de plannen op te nemen, hoewel nog moet gaan blijken of die op termijn wel financieel haalbaar zijn. Dat is dus volstrekt afhankelijk van het snel ‘doorgroeien’ naar die 2% bbp-norm in de volgende kabinetsperiode.

AIR: (…) is enhancing the air combat capability with the F-35 (…) planned additional nine aircraft (…) meets not the NATO target of total 52 (…) concern that no real funded plans exist to deliver the signal collection manned and unmanned assets requested from 2028’. Tijdens Rutte II is de kogel door de kerk gejaagd aangaande de F-35 als opvolger van F-16. In Rutte III is het ‘financiële hek‘ rond die aanschaf weggehaald en is beslist om de capaciteit verder uit te breiden. Bovendien is een duidelijk signaal afgegeven voor Europese samenwerking met de MRTT. En niet te vergeten de verwerving van de MQ-9 Reaper.

SOF: (…) is able to provide all four land task groups en two maritime groups (…).other shortfalls have been addressed in part (…) however SOF aviation requirements remain unfunded’. Prima stappen voorwaarts, zegt NAVO in de kern; met enige kritiek op het ontbreken van financiële dekking voor SOF-dedicated helicopters en vliegtuigen.

Joint enabling Capability Targets: (…) its ability to support theatre-level enabling requirements simultaneously with full support for its tactical level units, is very limited, if not impossible in some scenario’s (…) particular concern are the provision of logistics and medical capabilities’.

Hier is het oordeel duidelijk negatief: te weinig en te kort. De Review sluit af met een opmerkelijke constatering: ‘(…) recent increases in funding have started to reverse the decline (…) however, NATO and Dutch defence planning priorities are misaligned (…) the foreseen shortfall in funding is linked to an imbalance between the services, with the great majority of capital expenditure being directed towards the maritime and air domains (…) increased funding would permit much-needed investment in the land forces’.

Personele component

Het ontwikkelen van een vernieuwd en aan de tijd aangepast bezoldigingssyteem - waarover al sedert 2005 gesproken wordt - blijkt opnieuw in 2020 niet van de grond te komen. Defensie faalt ondanks grote druk vanuit de Kamer. Onderkend is dat dit sterk negatieve consequenties heeft voor het behoud en aantrekken van personeel. In de periode Rutte III is het aantal vacatures op militaire functies toegenomen van circa zesduizend tot ruim negenduizend. Op een bestand van ongeveer 47.000 militaire formatieplaatsen[7] - in de reparatieslag is/wordt de organisatie enigszins uitgebreid en neemt dit bestand dus iets toe - is dit een forse handicap met directe gevolgen voor de getraindheid, de inzetbaarheid en de (uitzend)gereedheid.

Defensievisie 2035

Er was een herijking van de DN2018 aangekondigd, maar gaandeweg het traject van Rutte III werd duidelijk dat een aanpassing van de Defensienota zou betekenen dat er politieke steun moet zijn voor meer geld. En dus kwam er een visie, met als titel ‘Vechten voor een veilige toekomst’.

Er is inmiddels nog nauwelijks in de Kamer gedebatteerd over de Defensievisie 2035, maar er is al wel veel over geschreven. Wij kunnen er in deze beschouwing kort over zijn: een prima verhaal over de ontwikkeling van het veiligheidsbeeld in de wereld en de consequenties daarvan voor Nederland, fraaie moderne teksten en heldere plaatjes, veel mogelijke paden die we zouden kunnen bewandelen. Maar … geen beslissingen, geen vastgestelde nieuwe richting voor Defensie en geen extra financiële middelen. Belangrijkste boodschap van de minister: ‘dat is voor volgende kabinetten’.

Planners en analisten, in eigen land of werkzaam bij de NAVO, die de krijgsmacht nu en voor de komende jaren moeten positioneren of beoordelen, hebben hier niet zo veel aan. Ergo: er is in de periode Rutte III wel meer budget voor Defensie vrijgemaakt, maar de actuele situatie is niet minder penibel dan aan het begin van de kabinetsperiode en het is onduidelijk waar Nederland met haar krijgsmacht naar toe wil.

Resultaat van de periode RUTTE III

We sluiten af met een vijftal opmerkingen, die impliciet ons oordeel over de regeerperiode Rutte III weergeven en waarvan we vinden dat ze tot nadenken moeten stemmen in het ambtenarenapparaat dat ook de volgende minister van Defensie gaat ondersteunen.

  1. Een aantal van de structurele tekorten van onze krijgsmacht, zoals door de NAVO onderkend en gerapporteerd, is onder Rutte III aangepakt. Echter lang niet alle capability shortfalls. Dat legt een stevige last en verantwoordelijkheid op het kabinet in de komende regeerperiode. Hoewel de Defensievisie 2035 geen keuzes maakt, laat die wel zien dat het volwaardig samenwerken in NAVO-verband en dus ook het voldoen aan de afspraken een hoog prijskaartje heeft.
  2. De NAVO betreurt het dat Nederland de door alle defensieministers onderschreven topprioriteit voor onze krijgsmacht - het herstel van krachtige en logistiek zelfstandige brigades voor het landoptreden - volkomen genegeerd heeft. Dit ondanks beloftes daartoe in het Nationaal Plan 2018. De laatste Capability Review constateert enigszins verbitterd daarover dat die last door Nederland op de schouders van andere bondgenoten wordt gelegd, tenzij Nederland dit alsnog oppakt. Daarmee is Nederland nog lang niet de ‘betrouwbare bondgenoot’, de wens die vele malen verwoord is in de Defensievisie 2035.
  3. In gewone mensen taal is de inschatting van de NAVO dat onze landstrijdkrachten weinig kans maken als ze ingezet worden in het hogere deel van het geweldsspectrum tegenover een krachtige tegenstander. Je kunt je de vraag stellen of Nederland al een voorschot aan het nemen is op de opties van ‘taakspecialisatie‘, zoals voorgesteld in de Defensievisie 2035.
  4. Het hebben van goede moderne (wapen)systemen is weinig zinvol als de krijgsmacht zulke grote tekorten heeft aan voldoende getraind personeel. Het falen om te komen tot een modern personeelssysteem, inclusief een bezoldigingssysteem dat past bij deze tijd, is iets wat de topleiding van Defensie in deze periode moet worden aangerekend.
  5. Het herstel van de bestaande capaciteiten waarover de defensieleiding aan het begin van de regeerperiode nog zo opgewekt dacht, is te traag en te verbrokkeld verlopen. Je kunt je dan de vraag stellen of het nu zo handig was om de eerste drie jaar veel aandacht op het departement te geven aan de reorganisatie van de topstructuur, in plaats van alle energie te richten op de werkmaatschappijen - de defensieonderdelen dus - waar het echte reparatiewerk moest geschieden.

Het zal toch niet zijn dat de 'kerneigenschap' - het zijn van een betrouwbare partner en beschermer - pas in 2035 bewaarheid wordt

Tot slot een advies aan de opstellers van het nieuwe regeerakkoord 2021 - 2025, die ongetwijfeld ook in de Defensievisie 2035 zullen zoeken naar doelstellingen voor de komende periode. Het zal toch niet zo zijn dat de betreffende ‘kerneigenschap’ zoals verwoord in de visie - ‘een betrouwbaar partner en beschermer’ - pas in 2035 bewaarheid wordt. Daarvoor dient geïnvesteerd te worden, in personeel, materieel en infrastructuur. En in capaciteiten om nieuwe dreigingen te pareren en de krijgsmacht relevant te houden in het huidige informatietijdperk. Ofwel, in helder Nederlands:

Er moet vanaf nu veel meer geld naar Defensie!

Eindnoten

  1. NATO Defence Planning Review; brief Mindef aan Kamer d.d. 24 maart 2016
  2. Jaarverslag en slotwet Mindef, gepubliceerd op 18 mei 2016
  3. Kamerbrief dd. 14 december 2018
  4. Kamerbrief Verslag NAVO Defensie Minsteriële 13/14 februari, d.d. 22 februari 2019
  5. Deze vraag is mede ingegeven door D&K van de GOV in gesprekken met Kamerleden
  6. NDPCR van 14 oktober 2020; aangeboden aan de Kamer op 30 oktober 2020
  7. Bron: Begroting 2021