OPINIE - BUITENLAND
Voorlopige lessen van een jaar luchtoorlog in Oekraïne
CDRE B.D. PROF. DR. FRANS OSINGA
Afbeelding: Wikimedia Commons
De redactie van Carré heeft cdre b.d. prof. dr. Frans Osinga bereid gevonden om in dit artikel zijn reflectie op de luchtoorlog in Oekraïne te geven. Vanwege de omvang zal deze analyse in twee delen worden gepubliceerd. Het eerste deel treft u aan in dit nummer. Deel twee, waarin o.a. zal worden ingegaan op de lessen die kunnen worden getrokken uit de oorlog tot nu toe, zal in Carré 4-2023 worden geplaatst.
De vergeten strategische impact van ‘air denial’
De luchtoorlog, die Rusland verloren heeft, krijgt weinig aandacht in de media en analyses. Ook tijdens de recente conferentie over westerse wapenleveranties waarmee Oekraïne het Russische offensief kan weerstaan en op termijn een tegenoffensief kan inzetten, ligt de nadruk op datgene wat urgent is, relatief snel kan worden geleverd en de situatie aan het oostfront kan verbeteren. De vier A’s: Ammo, Armor, Air defence and Artillery, voorzien in die behoefte. Echter, al sinds het begin van de oorlog vraagt president Zelensky om luchtverdedigingscapaciteit en zelfs om een no-fly zone die het Westen zou kunnen optuigen. Als die ingesteld zou zijn voor de inval van Rusland, zo erkende Josep Borrell, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid in het najaar, zou dat vermoedelijk een zeer effectieve afschrikking zijn geweest.
Die verzoeken zijn een wederkerende smeekbede gebleken. Zelensky heeft ook voortdurend gevraagd om de levering van westerse gevechtsvliegtuigen, zoals recent ook weer naar boven kwam tijdens de conferentie in Ramstein in januari van dit jaar. ‘Close the skies’, riep hij recentelijk tot de westerse leiders. Daarin klonk het besef door van het belang van succes in de luchtoorlog. Daarin is Oekraïne deels succesvol geweest. Door effectieve inzet van met name grondgebonden mobiele luchtafweersystemen is het Rusland niet gelukt het luchtoverwicht te veroveren en dat is Rusland duur komen te staan. Het Russische falen in de luchtoorlog heeft direct een strategische impact gehad op het verloop van de grondoorlog. Of, zoals The New York Times recent concludeerde, ‘The failure to destroy Ukraine’s modest air defenses was one of the most significant blunders of the war, foiling Russia’s mighty air force early on’.[1]
Josep Borell (foto: Wikimedia Commons)
Een Soekhoi Su-27UB van de luchtmacht van Oekraïne in 2011 (foto: Wikimedia Commons, Oleg Belyakov)
Die strijd woedt echter nog steeds. Noch Oekraïne noch Rusland bezitten weliswaar luchtoverwicht, maar Rusland beschikt naast drones en kruisraketten nog steeds over een grote overmacht op het gebied van air power. Die kan effectief worden ingezet wanneer Oekraïne door de voorraden luchtafweermunitie heen raakt. En nog steeds kan Oekraïne nauwelijks gebruik maken van eigen luchtsteun door de vele Russische luchtafweersystemen aan het front en moet het zich dagelijks verdedigen tegen lucht-, drone- en raketaanvallen op de frontlinies en op de logistieke en energie-infrastructuur.
In de rol die de luchtoorlog heeft gespeeld in de ontwikkeling van de oorlog in Oekraïne liggen voor het Westen terdege belangrijke vingerwijzingen in het licht van de ambitie om in de toekomst een geloofwaardige afschrikkingsstrategie op te tuigen zoals die in het nieuwe NAVO Strategische Concept is verwoord. Daar stelt de NAVO terecht dat in de toekomst geloofwaardige afschrikking zal berusten op forward presence aan de oostgrens met robuuste eenheden op de grond, in combinatie met grondgebonden lucht- en raketverdediging en permanente aanwezigheid van gevechtsvliegtuigen. Met andere woorden, lucht- en raketverdediging en, indien noodzakelijk, luchtsteun zijn essentiële elementen in deze nieuwe deterrence by denial strategie.
De verslaving van het Westen aan ‘air superiority’
Het strategische belang van het veroveren van air superiority en dat ontzeggen aan de tegenstander – air denial - is evident, maar ook onderschat en als vanzelfsprekend aangenomen sinds het einde van de Koude Oorlog. Het Westen is verslaafd geraakt aan air superiority vanaf het moment dat in Operation Desert Storm werd gedemonstreerd wat het Westen met technologische superieure air power capaciteiten kan bewerkstelligen. Het offensief doorbrak de dominantie van het defensief in de luchtoorlog die heerste in de Koude Oorlog. Tijdens Desert Storm wisten de Verenigde Staten (VS) na een intensieve Offensive Counter Air (OCA) campagne air dominancete verkrijgen boven geheel Irak, en niet alleen aan het front zoals destijds de maximale verwachting was. En dat ondanks het feit dat Irak kon bogen op een aanzienlijke luchtverdediging. Bagdad werd, na Moskou, beschouwd als de stad met de meest indrukwekkende luchtverdediging ter wereld.
Een combinatie van bestaande en nieuwe technologie gaf de doorslag. De VS maakte voor het eerst op grote schaal gebruik van de F-117 stealth vliegtuigen. Daarnaast werden ook kruisvluchtwapens, decoys om luchtverdedigingsradars te misleiden en Suppression of Enemy Air Defence (SEAD)-vliegtuigen, bewapend met AGM-88 High Speed Anti Radiation Missiles (HARM) ingezet. Door elektronische oorlogvoering (EOV) werden vijandelijke communicatie- en radarsystemen gestoord.
Een AGM-88 HARM raket (foto: Wikimedia Commons)
Na een week waren Irakese militaire hoofdkwartieren verlamd of vernietigd, Irakese vliegbases onbruikbaar en de luchtafweer goeddeels geneutraliseerd. Dat stelde vanaf dat moment de luchtmachten van de VS en de coalitiegenoten in staat om ook met non-stealth gevechtsvliegtuigen veilig op middelbare en grote hoogte te opereren. Dit stelde hen verder in staat om, anders dan bij laagvliegtactieken, in relatieve rust gronddoelen (Irakese tanks, pantserwagens, artillerie, loopgraafstellingen) op te sporen en die met precisiewapens uit te schakelen. Ook de logistieke aanvoerroutes en munitiedepots werden op deze wijze stelselmatig vernietigd. De Irakese frontlijn werd zo systematisch gedecimeerd en verlamd. Circa veertig procent van de Irakese tanks en artilleriecapaciteit was al vernietigd voor G-Day, het begin van het grondoffensief. Dat was een kort, honderd uur durend bliksemoffensief, intensief ondersteund met Close Air Support (CAS) waarmee Koeweit werd bevrijd. Tijdens de operatie Iraqi Freedom in 2003 leidden deze capaciteiten al net zo tot een historisch ongekende snelle opmars naar Bagdad en de val van het regime van Saddam Hoessein. Generaal Rommel stelde eens: ‘Als je de luchtoorlog verliest, verlies je de oorlog en je verliest hem snel’. Dat bleek.
De westerse interventies nadien – de peace-enforcement operaties in de Balkan, de interventie tegen het regime van de Libische leider Gadaffi in 2011, de campagnes tegen de Taliban en ISIS – alle bouwden op dat asymmetrische voordeel van het Westen: air superiority en de mogelijkheden die daarmee geboden worden om tegenstanders te observeren, en zo nodig met precisiewapens intensief te bestoken. Daarmee kan direct op strategisch niveau druk op het politieke en militaire leiderschap worden uitgeoefend, en op operationeel en tactisch niveau kan daarmee een grondoperatie worden voorbereid. Logistieke- en commandofaciliteiten kunnen worden uitgeschakeld en de grondstrijdkrachten – tanks, artillerie, pantserwagens – van een tegenstander accuraat worden aangevallen waardoor het risico voor eigen troepen drastisch vermindert en hun operationele tempo kan worden verhoogd. Eliot Cohen gaf dit asymmetrische voordeel treffend weer in zijn analyse van Desert Storm: ‘Anything that moves can be seen and anything that can be seen can be hit’. Beschikt geen van beide partijen over luchtoverwicht, dan is een bloedige langdurige slijtageslag veelal het gevolg. En dat is wat we zien in Oekraïne.
beschikt geen van beide partijen over luchtoverwicht, dan is een bloedige langdurige slijtageslag veelal het gevolg
Het merkwaardige falen van Poetins ‘Speciale Operatie’
Die relatie tussen de luchtoorlog en het verloop van de strijd op de grond ontbreekt veelal in analyses over de oorlog in Oekraïne die nu al een jaar woedt en de lessons learned die daaruit wellicht kunnen worden getrokken. De meeste analyses hebben voornamelijk aandacht voor de grondoorlog. En dat is enerzijds begrijpelijk want de beelden op de media tonen de verschrikkingen die dit teweeg brengt. In de uitputtingsoorlog, waarin Rusland sinds het echec in de eerste week van de invasie is verzand, speelt artillerie in combinatie met infanterie de hoofdrol. Er is sinds het snelle offensief van Oekraïne, waarin de Charkiv oblastwerd heroverd, geen sprake meer van een beweeglijk gevecht van verbonden wapenen.
Rusland ging al eerder over op omsingeling en verpulvering van steden, met verschrikkelijke aantallen burgerslachtoffers tot gevolg. Aan het front slaan barrages van artillerie (soms verschiet Rusland 20.000 tot 30.000 granaten per dag) en golven van Russische infanteristen al maanden stuk op goed ingerichte verdedigingslinies in het terrein, de dorpen en steden, daarbij geholpen door Amerikaanse inlichtingen, westerse houwitsers, HIMARS-salvo’s en slim gebruik van drones. De verliezen – aan Russische zijde dagelijks oplopend tot honderden soldaten en meerdere tanks en pantserwagens – zijn verschrikkelijk hoog. Vermoedelijk heeft Rusland al de helft van zijn inzetgerede tanks en ruim zesduizend pantservoertuigen verloren, evenals 200.000 militairen, waaronder 40.000 tot 60.000 gesneuvelden.[2] Volgens Britse inlichtingen verloor Rusland in februari, toen het verwachtte voorjaarsoffensief over een breed front begon, dagelijks vijf tot achthonderd manschappen. Nu al behoort deze oorlog tot de tien bloedigste oorlogen van de afgelopen eeuw, en dan worden de burgerslachtoffers nog niet eens meegerekend. De geringe Russische vorderingen op het slagveld staan in geen verhouding tot de militaire verliezen die daarvoor worden geleden. Dit verloop van de oorlog, en het feit dat het Rusland niet is gelukt om in de eerste tien dagen (dat was de tijdslijn van het campagneplan) Kyiv te veroveren en er de Russische vlag te hijsen op de Oekraïense regeringsgebouwen heeft iedere westerse analist verbaasd. En dat is mede het gevolg van effectieve Oekraïense air denial.
De numerieke superioriteit en heersende doctrine deden verwachten dat Rusland in staat zou zijn om Oekraïne te overrompelen. Rusland had een troepensterkte van 150.000-190.000 man bijeengebracht langs de lange Oekraïense grens in zogenoemde Battalion Tactical Groups (BTG), verdeeld over vier fronten. Dat zou wellicht niet voldoende zijn om de maximalistische doelstelling van Poetin, zijnde de volledige bezetting van Oekraïne, te behalen met een beslissende militaire overwinning, maar een snelle opmars – te snel voor Oekraïne om eenheden te mobiliseren en te snel voor het verdeelde Westen om tijdig een robuuste reactie te genereren – naar Kyiv om daar het regime te verdrijven, leek zeker haalbaar. Het kon daarbij ook rekenen op, indien nodig, drie keer het aantal tanks en artilleriestukken dat Oekraïne kon mobiliseren, het achtvoudige aantal gevechtshelikopters en het tienvoudige aan gevechtsvliegtuigen. Zapad-oefeningen suggereerden dat deze capaciteiten gecoördineerd en elkaar ondersteunend konden worden ingezet.
De falende luchtoorlog3
De eerste twee-drie dagen leek dit scenario zich te ontvouwen. Rusland vuurde rond duizend kruisraketten en stand-off wapens af op vliegvelden, militaire hoofdkwartieren en luchtverdedigingsstellingen. Communicatie- en radarsystemen werden gestoord door intensieve jamming operaties. De mobiele Oekraïense SAM-systemen waren daardoor nauwelijks effectief.
De Oekraïense gevechtsvliegtuigen dolven het onderspit (ondanks enkele successen door gebruik van slimme tactieken) tegen de kwalitatief en kwantitatief superieure Russische tegenhangers die gebruik konden maken van airborne early warning (AEW) en lucht-lucht raketten met groter bereik. Op het vliegveld Hostomel bij Kyiv landden luchtmobiele eenheden met helikopters. In de straten van Kyiv reed al snel een Russisch pantservoertuig. Het wachten was op de aansluiting met de gemechaniseerde kolonnes die van uit het noorden en noordoosten naar Kyiv oprukten, en op transportvliegtuigen die honderden infanteristen en pantserwagens naar Hostomel vervoerden.
Vanaf dag drie kentert dit. Terwijl in het zuiden de Russische opmars redelijk vlot verloopt, stokt de opmars vanuit het noorden en noordoosten. Debet daaraan was in de eerste plaats dat het Russische plan gebaseerd was op misplaatste aannames. Het veronderstelde een verdeelde Oekraïense bevolking, een zwak regime en een zwakke militaire tegenstand. Het overschatte het eigen militaire vermogen en de geheimhouding van de plannen veroorzaakte dat:
- de fronttroepen veel te laat – soms pas uren voor het begin van de opmars – de opdrachten daartoe ontvingen;
- te weinig coördinatie had plaatsgevonden tussen de BTG’s onderling en tussen de BTG’s en de noodzakelijk ondersteunende artillerie en Russische air power voor de luchtsteun;
- de logistiek niet op orde was en de eenheden met hun tanks en pantservoertuigen niet in gevechtsgerede formaties de grens over gingen. Het weerstandsvermogen van Oekraïne was een tweede factor. Dat wist snel artillerievuur uit te brengen op het vliegveld Hostomel, verschillende helikopters neer te schieten en de gelande Russische eenheden uit te schakelen. Een landing met transportvliegtuigen werd daardoor onmogelijk. De aansluiting vanuit het noorden met de BTG’s kwam ook niet tot stand. De kolonnes werden met artillerievuur bestookt en kleine mobiele infanterieteams schakelden vele tanks en pantserwagens uit met antitankwapens, daarbij veelvuldig gebruikmakend van drones.
Een SA-6 Gainful mobiel SAM-systeem van Oekraïne (foto: Wikimedia Commons)
De strategische impact van het falend luchtoffensief
Een onderbelichte factor is het falen van het luchtoffensief. Daags voor het Russische offensief had de Oekraïense legerleiding, op basis van Amerikaanse voorwaarschuwing, besloten vliegtuigen te verwijderen van de voor de Russen bekende militaire vliegvelden en de mobiele SAM-systemen te verspreiden. Dat lukte grotendeels. De Russische lucht- en raketaanvallen troffen weliswaar het beoogde doelwit en schakelden sommige nog niet verplaatste SAM-systemen en vaste radarposten uit, maar behaalden niet het beoogde operationele doel: de uitschakeling van de Oekraïense luchtmacht. Tot verbazing bleven de Russen deze doelen aanvallen; het Russische inlichtingen- en targetingproces bleek erg rigide en traag. Dit tot opluchting en verbazing van de Oekraïense luchtmacht: ‘Part of Russia’s problem was agility….Russia’s military was so rigid and centralized that it typically needed 48 to 72 hours to update its intelligence and get approval to go after new targets — by which time the Ukrainians were gone’. In datzelfde interview kwam naar voren dat Russische vliegers, ondanks toenemende verliezen, ook hun tactieken niet aanpasten, en veelal alleen en zonder beschermend escorte Oekraïens luchtruim binnenvlogen.
Toen na dag drie Rusland vervolgens besloot om de intensiteit van de jamming van radar- en communicatiesystemen te verlagen omdat ook eigen eenheden daardoor werden gestoord, konden de mobiele Oekraïense SAM-systemen weer effectief worden benut. De problemen die de Russische opmars ondervond leidden ertoe dat de OCA-campagne werd gestaakt en de focus werd verlegd naar luchtsteun. De Oekraïense SAMs, gecombineerd met de inzet van vele Stinger-achtige MANPADs zorgden voor ongekend forse verliezen onder Russische helikopters en jachtvliegtuigen; in de eerste week alleen al naar schatting 88.
De R-77 (NAVO AA-12 Adder) Beyond Visual Range (BVR) lucht-lucht raket
Ook omdat de coördinatie met eigen grondtroepen gebrekkig was met een toenemend risico op fratricide, nam de terughoudendheid toe om nog boven Oekraïens grondgebied offensieve luchtoperaties uit te voeren. Luchtaanvallen werden vanaf maart voornamelijk uitgevoerd vanuit het Russische en Wit-Russische luchtruim. Door gebrek aan precisiemunitie werd overgegaan op vanaf middelbare hoogte afgeworpen niet-geleide munitie, met geringe effectiviteit. Luchtsteun kon alleen nog maar worden uitgevoerd met weinig effectieve low-level tactieken. Mankerende targeting en battle damage assessment (BDA)-processen verminderden de effectiviteit van de steun die de Russische luchtmacht kon leveren aan het grondoffensief nog verder, en de luchtaanvallen richtten zich steeds meer op doelen in steden. Daarbij werden de regeringsgebouwen in Kyiv niet stelselmatig aangevallen. Dat is opmerkelijk want traditioneel zijn die een prioriteitsdoelwit van strategische luchtaanvallen omdat ze de symbolen van politieke macht vormen.
Vanaf april, na wellicht meer dan honderd vliegtuigen te hebben verloren, stopte Rusland met offensieve sorties voorbij de frontlijn. Russische jagers, vooral de Su-35S Flanker E en de Mig-31BM Foxhound uitgerust met R-77-1 en R-37 lucht-lucht raketten met groot bereik, bleven wel zeer effectief in het gevecht tegen Oekraïense vliegtuigen die zich in de buurt van de frontlinies vertoonden.
De intensiteit van luchtoperaties, meestal uitgedrukt in aantallen vluchten die dagelijks worden uitgevoerd, daalde naar ongeveer 140 sorties, een aantal dat rond de zomer steeg naar 250-300. Dat is gezien de aantallen gevechtsvliegtuigen waarover Rusland kan beschikken en gezien de lengte van het front en de omvang van Oekraïne, erg gering. Ter vergelijking: de peace enforcement operatie Allied Force boven Kosovo telde dagelijks rond de vijfhonderd sorties. Het strategische effect was dat Oekraïne in ieder geval bewegingsvrijheid behield voor de eigen grondtroepen en dat logistieke aanvoerlijnen relatief veilig bruikbaar bleven. Ten tweede ontzegt de weinig succesvolle air denialoperatie Rusland het vermogen tot een manoeuvreoffensief met verbonden wapenen.
De luchtoorlog verschuift
Toen Poetin in april aankondigde dat het offensief zich vanaf dat moment zou focussen op de volledige verovering van de Donbas, en niet meer op Kyiv, veranderde ook de luchtoorlog. Ten eerste intensiveerde Rusland de luchtaanvallen met langeafstandsraketten, ballistische raketten en kruisvluchtwapens op de logistieke aanvoerlijnen in geheel Oekraïne, tot en met doelen rond Lviv, de regio waar de westerse militaire steun het land binnenkomt. Dit dwong Oekraïne om de schaarse mobiele SAM-systemen te her-alloceren. De S-300 systemen met een groter bereik dan de SA-11 Buk-raketten werden rond steden en kritieke infrastructuur gepositioneerd. De Buk-systemen die wat meer mobiel zijn, werden ingezet voor de verdediging bij het front.
Het strategische effect van deze air interdictie operatie was uiteindelijk gering. Het Westen bleek ondanks de Russische nucleaire retoriek niet geïntimideerd, de toevoer van westers materieel stokte niet en Oekraïne bleef in staat om troepen en materieel per spoor richting het front te dirigeren. De accuratesse, intensiteit en frequentie van de interdictie campagne was onvoldoende om grootschalige blijvende schade toe te brengen. In de tweede plaats was de Oekraïense luchtverdediging erin geslaagd om een toenemend aantal van die raketten te onderscheppen. Initieel betrof dat 20 à 30% en dat nam in mei-juni toe tot 50 à 60%.
Een tweede verandering was de intensivering van de strijd om het luchtoverwicht aan het front. Russische vliegtuigen kunnen in het oosten vanaf vliegbases relatief dicht bij het front opereren, en zij jagen actief op Oekraïense luchtafweersystemen. Hoogvliegende jachtvliegtuigen verleiden Oekraïense SAM-operators hun radars aan te zetten wat hen echter ook zichtbaar maakt en hun locatie prijsgeeft, waarna laag inkomende Su-24 Fencer en Su-25 Frogfootjachtbommenwerpers deze trachten deze uit te schakelen. De Su-30SM Flanker Cen Su-35S Flanker E gevechtsvliegtuigen vuren ook regelmatig Kh-31P en Kh-58 anti-radiation raketten af op Oekraïense SAM-radars. Ook de artillerie, ondersteund door verkenningsdrones, maakt jacht op de SAM-systemen. Oekraïne doet dat ook, zeker vanaf augustus toen Oekraïne van HIMARS-systemen werd voorzien. In de zuidelijke Kherson oblast werden zo meerdere S-400 systemen uitgeschakeld. Dat deed Oekraïne overigens ook met zijn Mig-29 Fulcrum vliegtuigen die in staat waren om AGM-88 HARM raketten te afvuren. Deze aanvallen stelden vervolgens de Oekraïense Frogfoot vliegtuigen in staat om doelen rond en achter het front aan te vallen. In de Donbas benutten de Russische Su-25 de gaten die soms in de air defence cover ontstonden door deze tactieken en drongen tot honderd km door achter Oekraïense linies. Toch slaagde geen van beide kampen erin om daadwerkelijk een permanent gat te slaan in de vijandelijke luchtverdediging aan het front.
Drones spelen in deze air denialomgeving een belangrijke rol als verkenningsmiddel die bewegingen aan het front signaleren en aan Oekraïense zijde belangrijk zijn om artillerievuur te dirigeren. Zoals twee Amerikaanse auteurs recent concludeerden: ‘The war in Ukraine clearly demonstrates drones are altering the dynamics of war. For Ukraine, airpower is largely taking the form of drones, a first for a large nation. Democratic and authoritarian regimes like Ukraine and Russia know that military drone technology is quickly becoming central to warfare. Given the relative cost-effectiveness of drones—compared to similar manned aircraft—they are challenging the existing assumptions about the use of airpower, allowing lesser adversaries to engage effectively in aerial warfare‘.[4] Daar staat echter tegenover dat de attritie onder drones, van klein tot de grotere Orlan-10 en de befaamde Bayraktar TB2, vanaf de zomer is drastisch is toegenomen. Beide kampen hebben geleerd welke tegenmaatregelen effectief zijn. Luchtafweergeschut en elektronische storingsacties zorgden ervoor dat halverwege 2022 70 tot 90% van drones is neergeschoten en dat drones gemiddeld slechts vijf à zes vluchten kunnen maken voordat ze worden neergehaald.
Hernieuwde strategische luchtaanvallen
Na de herovering van Kherson door Oekraïne ontketende Rusland, dat vanaf november zich richt op de verdediging van de tot dan bezette gebieden, onder de nieuwe Russische commandant Suroviki een nieuw strategisch luchtoffensief, ditmaal gericht op de energie-infrastructuur van Oekraïne. Elektriciteitscentrales en transformatorstations werden stelselmatig aangevallen met tientallen ballistische en kruisraketten, maar ook met door Iran geleverde goedkope Shaheed drones die een bereik van honderden kilometers hebben.
Dit leidt initieel tot wijdverspreide black-outs in grote delen van Oekraïne. Met de winter op komst dreigde een grote humanitaire nood. Het beoogde strategische doel was, voor zover te herleiden, het demoraliseren van de bevolking in de steden en het ondergraven van hun vastberadenheid, om zo druk op Zelenski uit te oefenen en zijn regering te dwingen de status quo te accepteren. Daarnaast was de campagne tegen de stroomopwekking ook gericht op het verstoren van de Oekraïense oorlogsindustrie en het geëlektrificeerde spoorvervoer, dat essentieel is voor efficiënt en snel transport van zware vracht en grote aantallen personen over grote afstanden. Tot slot, dit was een doelgerichte aanval op het voortzettingsvermogen van de Oekraïense luchtverdediging, met andere woorden, er werd gestreefd naar counter air denial effecten. De aanvallen dwongen Oekraïne om schaarse luchtafweercapaciteit in te zetten voor de bescherming van steden en kritische infrastructuur, een moeilijk besluit omdat daarmee onvermijdelijk de luchtverdediging van Oekraïense eenheden aan het front werd verzwakt. Ook deze campagne heeft gefaald.
De door Iran aan Rusland geleverde Shadeed drone (foto: Wikimedia Commons)
Ook de campagne tegen de elektriciteitsvoorziening heeft gefaald
De impact op de strategische besluitvorming in Kyiv is uiteindelijk nihil. De aanvallen kwamen laat in de oorlog. Aannemelijk is dat een dergelijk strategisch luchtoffensief een veel grotere impact zou hebben gehad als die in de beginfase was uitgevoerd. Die aanvallen vinden nu echter plaats op een moment dat Oekraïne aan de winnende hand is. Internationaal leidden de aanvallen met buitenproportionele schade aan burgerobjecten tot grote verontwaardiging en zelfs tot de verklaring dat Rusland een terreurstaat is, en tot nog meer volhardende opstelling dat Oekraïne ondersteund moet worden, net zo lang als dat nodig is. Rusland mag niet winnen, stelt niemand minder dan de Duitse bondskanselier Olaf Scholtz. De oorlog kan alleen eindigen als Rusland is verslagen, zegt de Zweedse premier.
Voor Zelensky spelen ook andere factoren een rol, die alle gerelateerd zijn aan air denial. Bepalend is:
- de vraag of Rusland deze aanvallen met hoge intensiteit en in hoog tempo kan herhalen; met andere woorden hoe groot is de voorraad drones en raketten;
- in welk tempo de vernielingen kunnen worden hersteld;
- in welke mate en hoelang de drones en raketten kunnen worden onderschept; met andere woorden: is het aantal luchtafweersystemen en de benodigde voorraad munitie toereikend. Daarbij rijst ook weer de vraag of systemen vanuit het front moeten worden verplaatst naar de steden. Rusland blijkt de initieel intensieve aanvallen maar beperkt en met ruime tussenpauzes te kunnen herhalen waardoor Oekraïne in staat is om de elektriciteitsvoorziening voldoende te herstellen. Er is steeds minder sprake van langdurige of grootschalige black-outs. De luchtafweersystemen die het Westen tot dan hoe heeft geleverd – onder meer de Duitse IRIS-T, Gepard en de NASAMS – vervullen daarbij een grote rol. Het percentage aanvallen dat wordt onderschept steeg naar ruim 80%. De aanvallen leidden wel weer tot een hernieuwde oproep vanuit Kyiv aan het Westen om meer luchtafweersystemen te leveren. Dit leidde tot het besluit om tot levering van Patriot luchtafweersystemen over te gaan. Daarnaast ontwikkelde zich de discussie over levering van westerse gevechtsvliegtuigen en training van Oekraïense vliegers en technici. Geef me ‘wings for freedom’, zei Zelensky in het Britse Hogerhuis begin februari. Niet alleen voor de luchtverdediging van de steden, maar ook van de fronttroepen en, als in de lente een tegenoffensief van start gaat, ook voor luchtsteun.
Het tweede deel van deze analyse zal worden gepubliceerd in Carré nr. 4-2023 die verschijnt op 27 juni.
Eindnoten:
1. Putin's War: https://cutt.ly/S5oozJG
2. Britse intelligence update van 17 februari 2023
3. Deze reconstructie put dankbaar uit een van de schaarse rapporten over de luchtoorlog: Justin Bronk, Nick Reynolds and Jack Watling, The Russian Air War and Ukrainian Requirements for Air Defence, RUSI, London, 7 November 2022.
4. Adam Lowther and Magbube Siddiki, Combat Drones in Ukraine, Air and Space Operations Review, Vol. 1, No. 4 - winter 2022, p.13.