THEMA LANDOPTREDEN
Interview met de Commandant Landstrijdkrachten
Kol Ronald Smit; drs. Belinda Smeenk
Lgen Martin Wijnen op bezoek in Roemenië bij de Battlegroup Forward Presence o.a. bestaande uit luchtmobiele eenheden (Foto: Defensie)
Exclusief voor dit nummer van Carré werd C-LAS, lgen Martin Wijnen, in januari 2023 geïnterviewd over hoe hij aankijkt tegen alle ontwikkelingen, hoe hij de landmacht wil transformeren en in welke richting hij het operationele vermogen – de gevechtskracht – van de landmacht wil doorontwikkelen. Meer over deze twee onderwerpen is te lezen in de volgende artikelen in dit nummer.
Generaal, fijn dat u tijd heeft voor een interview in dit themanummer van Carré over het landoptreden. Wij willen in dit interview graag met u de consequenties van de Defensienota (DN) 2022 voor de landmacht doornemen; zo willen we weten wat de enorme verhoging van circa 40% van het defensiebudget concreet voor de landmacht betekent. Maar we willen eerst stilstaan bij de oorlog in Oekraïne die nu al meer dan een jaar duurt. Hoe kijkt u terug op dit jaar?
Seedorf
‘De oorlog in Oekraïne heeft een nieuwe werkelijkheid gecreëerd, een waar ik al op de KMA voor opgeleid werd. En bij mijn eerste plaatsing in Seedorf voerden we als eenheid net als onze eenheden in Litouwen nu forward presence uit. Als onderdeel van de afschrikking van de Sovjet-Unie; alleen lag de grens toen westelijker. Veel kennis en ervaring over gevechtsoperaties uit die tijd en met name grootschalig optreden in grotere formaties, zoals met brigades, bestaande uit circa drie- tot vijfduizend militairen, divisies van drie à vier brigades en legerkorpsen met drie of vier divisies, blijkt nog steeds relevant. Maar alleen nog de oudere generaties binnen onze landmacht hebben die kennis en ervaring opgedaan. De laatste divisieoefening was namelijk alweer in het jaar 2000. Dit divisiehoofdkwartier bestaat al enige tijd niet meer. Wel hebben we samen met Duitsland een legerkorpshoofdkwartier (1GNC) waar we onze mensen kunnen trainen voor de aansturing van grotere verbanden, waar de NAVO momenteel om vraagt. 1GNC heeft overigens vrij lang andere taken uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld het uitbrengen van het hoofdkwartier van de ISAF-missie in Afghanistan. We hebben ons immers twee decennia lang door de vele missies in Afrika en Centraal-Azië vooral voorbereid op hoofdtaak 2: expeditionaire missies ter bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit. In deze missies vonden ook gevechten plaats, maar meestal maximaal tot op bataljonsniveau, en tijdelijk en plaatselijk’.
Focus op hoofdtaak 1
‘We waren als landmacht al langere tijd bezig om de focus weer op hoofdtaak 1 te krijgen. Dat kwam voort uit de inval in de Krim in 2014 en de afspraken die vervolgens op diverse NAVO-toppen zijn gemaakt. Het signaal was er. Maar de noodzaak en urgentie dringt pas door als een oorlog daadwerkelijk uitbreekt. Dus nu met meer geld en urgentie is het momentum er pas écht om onze landmacht weer beter uit te rusten en te trainen voor hoofdtaak 1: het verdedigen van het nationaal- en bondgenootschappelijk grondgebied op grond van Artikel 5 van het NAVO-verdrag’.
Mijn eerste plaatsing in Seedorf was een ‘early forward presence’
Steun aan Oekraïne
‘Ondanks het feit dat Artikel 5 niet is afgeroepen, is alles wat we nu doen ook indirect een bijdrage aan onze eigen veiligheid. Zo trainen we sinds vorig jaar Oekraïense troepen in de operatie Interflex samen met o.a. de Duitsers en de Britten en doen we dit nu ook in de European Union Military Assistance Mission to Ukraine (EUMAM) van de Europese Unie (EU) waarover Duitsland samen met Nederland de leiding heeft. Onze eenheden dragen daarnaast in Litouwen, Roemenië en Slowakije bij aan de afschrikking van Rusland en de betere bescherming van het NAVO-grondgebied. En dat dit belangrijk is, merken we aan de dankbaarheid vanuit deze landen. Tegelijkertijd geeft dat onze eenheden meer trainingservaring. Ook werken we mee aan militaire leveringen aan Oekraïne, zoals een aantal houwitsers, anti-tank systemen, Stinger luchtdoelraketten en onlangs Patriot-raketten. Uiteraard levert dat wel een spanningsveld op met onze eigen gereedstelling, want de leveringen vragen veel inzet van ons technisch en logistiek personeel, dus we moeten daarbij de balans goed in de gaten houden. En na zoveel jaren van beperkte budgetten hebben we ook niet veel systemen en voorraden over om weg te geven. Daar staat tegenover dat iedereen op alle niveaus extra gemotiveerd is; want we zien allemaal dat het ergens om gaat. Maar er blijft een risico aan de leveringen, omdat vervangend materieel niet even snel bij de industrie te bestellen is’.
Training, Advise and Assist (TAA) van Oekraïners door Nederlandse militairen in Groot-Brittannië tijdens de missie Interflex (Foto: Defensie)
Door Oekraïne is iedereen op alle niveaus extra gemotiveerd
Wat zijn in uw beleving de belangrijkste lessen van deze oorlog voor de inrichting en doorontwikkeling van de landmacht?
Afschrikking
‘Een belangrijke les is dat we het belang van geloofwaardige afschrikking[1] - en als die faalt, grootschalige verdediging - uit het oog verloren zijn. Dat noemt de NAVO het DDA- concept: Deterrence and Defence of the Euro-Atlantic Area. De krijgsmacht en daarmee de landmacht hebben al waarde door er eenvoudigweg te zijn, en daarmee al oorlogen te voorkomen. Afschrikking gaat over het laten zien aan anderen dat je willing and capable bent om de ander te verslaan, zodat de ander het uit zijn hoofd laat om überhaupt machtsinstrumenten in te zetten. Een landmacht bestaande uit drie divisies van ieder drie brigades, zoals we vroeger hadden en gebaseerd op de dienstplicht, heeft natuurlijk een groter afschrikkingseffect dan de drie brigades die we nu hebben. Het zijn ook andere tijden. Maar omdat we gelukkig de paraplufunctie van de NAVO en EU hebben, moeten we in ieder geval zorgen dat de drie gevechtsbrigades en alle andere capaciteiten weer ingericht worden op hoofdtaak 1 en met deze single set of forces moeten we ook hoofdtaken 2 en 3 uit kunnen voeren’.
Het moreel, opleiding en training zijn essentieel binnen het landdomein. (Foto: Defensie)
Het moreel, opleiding en training zijn essentieel
‘In het landoptreden staat de mens centraal. Moreel van de troepen en de bevolking en de wil om te vechten, is voor een groot deel bepalend. Ook de opleiding en ervaring van militairen is essentieel om de wapens technisch te beheersen maar ook tactisch slim in te zetten. Voor de landmacht is het essentieel om onze opleiding en training meer te richten op hoofdtaak 1, en onze militairen zo vaak en realistisch mogelijk te laten oefenen’.
Beter worden in het landgevecht: multidomein en combined arms
‘Een andere les is dat de oorlog van nu en van de toekomst moeilijk exact te voorspellen is, omdat de tegenstander ook invloed op het geheel heeft en gebruik kan maken van veel verschillende middelen en capaciteiten, waaronder ook niet-militaire wapens zoals de economie. Dat maakt dat je een mix van instrumenten en capaciteiten nodig hebt. Zowel van meerdere departementen (diplomatiek, informatie, militair, economisch, legal - afgekort DIMEL), als meerdere domeinen (land, zee, lucht, cyber en space) als verbonden wapens (combined arms) in meerdere dimensies (fysiek, virtueel en cognitief). Voor de landmacht betekent dit dat we in het landdomein met al haar dimensies en gebruikmakend van de andere domeinen het gevecht moeten kunnen voeren.
In Oekraïne zie je bijvoorbeeld dat op alle fronten van de instruments of power (DIMEL) strijd geleverd wordt. Opvallend zijn natuurlijk de economische strijd via gas en het uithollen van het draagvlak voor Europese steun aan Oekraïne.
Binnen het militaire machtsinstrument gebeurt er zichtbaar veel in het landdomein, maar er worden ook in het cyber, space en luchtdomein volop activiteiten ontplooid. Satellieten leveren voor het landdomein veel op in het kader van communicatie en inlichtingen. In het luchtdomein is continu een strijd gaande om de tegenstander de toegang tot het luchtruim te ontnemen. Zo is de grondgebonden luchtverdediging in Oekraïne vanaf het begin af aan essentieel. Initieel gebeurde dit met handgedragen systemen en inmiddels is de Gepard, het stokoude pantserrups tegen luchtdoelen(PRTL)-systeem, dat wij vroeger zelf ook hadden, daar zeer effectief, ook tegen drones. Daarnaast krijgt Oekraïne nu de beschikking over Patriots. Vanwege het grote belang van luchtverdediging is het goed dat we zelf onze luchtverdedigingscapaciteit flink uitbreiden[2].
Binnen het landdomein blijkt steeds weer dat het gevecht van verbonden wapens – in het Engels combined arms – het meest effectief is[3]. Wij hebben binnen onze brigades een deel van de wapens beschikbaar maar in onvoldoende mate. We hebben te veel capaciteit moeten centraliseren onder het Operationeel Ondersteuningscommando Land (OOCL), omdat er te weinig beschikbaar was. Nu kunnen we dat repareren door de brigades weer luchtverdediging en eigen vuursteun bestaande uit pantserhouwitsers en ook raketartillerie voor de langere afstand te geven. Maar dat lukt nog niet volledig op andere vlakken. De brigades moeten dus beter worden in het nabijgevecht én het diepe gevecht. En we praten niet alleen over het fysieke optreden met wapens, maar ook om de strijd in de virtuele en cognitieve dimensie. In de virtuele dimensie met cyber en elektromagnetische capaciteiten (CEMA) en in de cognitieve dimensie via onder andere sociale media en video’s. Ondanks alle sociale media en sensoren blijft de fog of war bestaan. En van hoog tot laag niveau weet de Oekraïense politiek, maar ook de krijgsmacht, slim met informatie te manoeuvreren. Er wordt al gesproken over tactical TikTok. Daarom is het essentieel dat we binnen de landmacht slimmer gebruik maken van de informatieomgeving. Daarvoor hebben we in 2020 het wapen Information Manoeuvre opgericht’.
Het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC) experimenteert in Roemenië met technologie om drones te bestrijden. (Foto: Defensie)
De brigades moeten beter worden in het nabijgevecht én het diepe gevecht
Technologie als force multiplier
‘Een vierde les is de force multiplier van technologische ontwikkelingen. Met name drones zijn een force multiplier als doelopsporing (target acquisition), als situational awareness en als wapen. In Oekraïne zie je dat er duizenden kleine drones tegelijk ingezet worden omdat ze goedkoop en gemakkelijk aan te schaffen zijn. We zijn als landmacht al een tijd geleden gestart met een drone-catalogus waarbij eenheden kleine drones zelf kunnen aanschaffen. Maar ik vind dat we dat moeten versnellen. Daarnaast schaffen we inmiddels loitering munitions aan, en herkennen we in de oorlog in Oekraïne een bevestiging van de noodzaak hiertoe. Loitering munitions is een geleide precisiemunitie met de eigenschappen van een onbemand vliegtuigje. Ze kunnen daardoor een bepaalde tijd in de lucht rondhangen, voordat het doel al dan niet wordt aangegrepen. Door deze nieuwe mogelijkheden wordt ook counterdrone capaciteit belangrijker. En daarvoor hebben we een dedicated experimenteercapaciteit bij DGLC opgezet, waarmee we snel kunnen bepalen wat we nodig hebben.
Overigens blijft naast de drone warfare op laag tactisch niveau de precisievuursteun voor lange afstand noodzakelijk. Daarin speelt ontwikkeling van technologie ook een belangrijke rol. Maar wat je tegelijkertijd óók ziet, is de kwetsbaarheid van bepaalde complexe technologieën. Opleidingstijd en eventuele storingsgevoeligheden hebben invloed op onze gereedstelling. We moeten nog nadrukkelijker in de gaten houden of onze systemen robuust genoeg zijn onder oorlogsomstandigheden’.
Voortzettingsvermogen en de rol van de maatschappij
‘Een vijfde les is hoe belangrijk het voortzettingsvermogen is. Dit staat ook in de DN 2022: Defensie moet sneller, vaker en langer kunnen optreden. Niet alleen munitievoorraden, maar vooral de logistieke en geneeskundige capaciteiten om onze eenheden te ondersteunen moeten worden vergroot. Hier wordt de samenwerking van de krijgsmacht met de maatschappij van belang. De hele maatschappij heeft een rol in een oorlog, op vele diverse manieren. Dat noemen we whole of society approach. Ik heb het dan niet alleen over de vele vrijwilligers en dienstplichtigen die in Oekraïne meevechten, maar ook ziekenhuizen, opvanglocaties, fabrieken en transportbedrijven die ingezet worden ten behoeve van de strijd. De maatschappij maakt integraal deel uit van de oorlog, en die maatschappij moet daar ook weerbaar voor zijn. Wij experimenteren op dit moment met de maatschappelijke diensttijd en een gap year, en gaan meer reservisten aannemen en met bedrijven samenwerken zoals in het ecosysteem logistiek en de taskforce genie’.
U noemt zo al behoorlijk wat lessen en veranderingen waar de landmacht voor staat. Gaat dat allemaal lukken in de komende jaren met het budget van de DN 2022?
Geen blauwdruk
‘We staan inderdaad voor een grote opgave. We gaan een transformatietijd in waar we nog steeds aan het herstellen zijn van de afgelopen dertig jaar aan beperkte budgetten en tegelijkertijd bouwen aan een landmacht die weer ingericht is op hoofdtaak 1. Extra uitdagend is daarbij dat we geen volledige blauwdruk hebben van hoe die organisatie er exact uit moet zien, want we moeten ons voorbereiden op een oorlog van morgen en klaar staan voor het onverwachte. Van de lessen die de Russische en Oekraïense krijgsmachten nu trekken, moeten wij ook meteen leren. En tegelijkertijd gaan missies en alle andere taken gewoon door’.
Grote stappen met de Defensienota’s
‘Deze opgave gaat daarom in stappen. We moeten ook realistisch zijn. Een krijgsmacht bouw je nu eenmaal niet in één jaar, dat is een proces van meerdere jaren. We hebben daarom een langetermijnplan, de Marsrichting, gemaakt met daaronder liggend diverse marsroutes. De afgelopen jaren hebben we al stappen kunnen zetten met de DN 2018. Daar gaan we de eerste resultaten nu van zien. Zo zie je dat onze eenheden langzaam gaan ‘verpoppen’. Al onze militairen krijgen komende jaren nieuwe kleding en uitrusting. Alle infanteriegevechtsvoertuigen worden de komende twee jaar gemodificeerd met betere bewapening en bescherming. De CV90’s zijn na deze modificatie één van de beste ter wereld. En er stromen door het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW) diverse nieuwe types wielvoertuigen in zoals de Manticore en de Scania vrachtwagens en krijgt luchtmobiel nieuwe air assault voertuigen. Met de DN 2022 kunnen er grotere stappen gezet worden. Zowel een grote stap op het gebied van inzetvoorraden, munitie en reservedelen, als een grote stap in het meerjarenplan voor ons vastgoed op kazernes en een uitbreiding van meerdere eenheden en materieel om onze brigades meer zelfstandig te maken[4]’.
Hoe denkt u alle nieuwe eenheden te kunnen gaan vullen met mensen?
Personeel
‘Dat is een vraagstuk dat overal speelt, en dat is ook een essentieel punt in onze transformatie. Het is in ieder geval goed nieuws dat de vakbonden en Defensie inmiddels twee keer een CAO hebben gesloten die in ieder geval de positie, van met name de manschappen en onderofficieren, versterkt. Tegelijkertijd merken we dat er genoeg animo is om bij de landmacht te komen werken. Inmiddels is onze opleidingscapaciteit een grote bottleneck, doordat de afgelopen jaren veel ervaren capaciteit uitgestroomd is. We hebben daarom de opleidingscapaciteit zo groot mogelijk proberen te maken. Daardoor zie je dat we de afgelopen jaren de nieuwe eenheden voor een groot deel hebben weten te vullen’.
Regionalisering
‘Voor de komende jaren willen we meer regionaal gaan rekruteren en opleiden. De ervaringen daarmee bij DGLC, het project Falcon Legion bij 11 Luchtmobiele Brigade (11 LMB) en de Bison Compagnie bij 43 Gemechaniseerde Brigade, zijn zeer positief. Dat komt door meer maatwerk en versnelling in het proces. We gaan dit nu naar meer eenheden uitbreiden’.
Specialisatie in light, medium en heavy eenheden (Infographic: Defensie)
Sommige militairen zeggen dat het extra lastig is om de landmacht weer op te bouwen omdat er gekozen is voor drie verschillende brigades. Dit maakt het erg lastig om opleiding en training en de logistieke instandhouding in te richten. Is dit een bewust keuze?
Specialisatie in light, medium en heavy
‘Ja, ik snap deze zorg, want het is inderdaad logistiek en qua opleiding gemakkelijker om alles hetzelfde te hebben. Maar gezien de taken van de landmacht is een mix van capaciteiten noodzakelijk en dat vraagt de NAVO ook. Met een heavy brigade kun je een klap uitdelen. De combinatie van combined arms, inclusief artillerie en tanks van deze brigade is noodzakelijk in het zwaartepunt van zowel het verdedigend als aanvallend gevecht; dat blijkt ook nu wel in Oekraïne. Met een medium brigade kun je goed optreden op de flank, in de diepte, of in onoverzichtelijk terrein zodat je met uitgestegen infanterie in combinatie met antitankmiddelen slagkracht creëert. Daarnaast kan deze brigade ook gemakkelijker logistieke bevoorradingslijnen en kritische infrastructuur in ons eigen land beschermen. Met de lichte eenheden zoals KCT en 11 LMB kunnen we snel ontplooien en over grotere afstanden ingezet worden. De brigade wordt daarbij ondersteund vanuit de luchtmacht met onlosmakelijk verbonden transport- en gevechtshelikopters, om deze brigade te voorzien van de luchtbeweeglijkheid en de benodigde vuurkracht voor het gevecht op de grond. Als een welvarend land is wat mij betreft drie brigades een realistische ambitie, waarbij je meteen een drieslag hebt voor langdurige missies in hoofdtaak 2. Voor de beeldvorming: Oekraïne heeft nu 37 brigades in de frontlinie’.
Inbedding in Duitse structuur
‘Onze drie Nederlandse brigades worden in de Duitse divisiestructuur ingebed, zodat we in staat zijn om ook in grotere formaties op te treden. Dat is immers waar de NAVO om vraagt. We sluiten daarbij uiteraard aan op de Duitse lichte en twee zwaardere divisies. De samenwerking met Duitsland is ook een belangrijke reden om meer interoperabel of nog beter: interchangeable met Duitsland te worden. Daarom schaffen we nu samen met Duitsland dezelfde 12KN air assault voertuigen voor 11 LMB aan. We letten daarbij uiteraard ook nog op de interoperabiliteit met andere landen en andere Nederlandse eenheden. Het is steeds een puzzel met meerdere trade-offs. Het voordeel is dat we al sinds langere tijd veel Duits materieel hebben zoals de Boxer, de Fennek, de pantserhouwitsers, brugleggende tanks en de Fuchs voor CBRN en EOV. Daarnaast werken we al vrij lang met Duitsland samen en hebben we een vergelijkbare cultuur. Je ziet dat de integratie van 414 Tankbataljon en integratie op hogere niveaus een katalysator is om onze doctrine, processen, materieel en capaciteiten beter op elkaar aan te laten sluiten. En daar gaan we ook profijt van hebben als we met andere NATO-/EU-landen en binnen andere NATO-/EU-frameworks willen samenwerken.
Daarnaast zijn er nog twee ontwikkelingen waar we mee bezig zijn om de transformatie te vereenvoudigen. Ten eerste zoeken we naar steeds meer familievorming: voertuigen die bijvoorbeeld qua onderstel en aandrijving hetzelfde zijn. Nu werken we vooral met de Boxer-, Leo2-, CV90 en de Scania-families. Ten tweede gaan we onze opleiding en training regionaliseren: dat betekent dat militairen specialist worden in licht, medium of heavy en ook in die regio hun opleiding en loopbaan kunnen volgen. Dat scheelt verhuizingen, maar ook opleidingstijd en zorgt voor een verbetering van het ervarings- en trainingsniveau’.
Hoe zit het met de rest van de landmacht?
‘Naast de drie brigades gaan we ook op andere vlakken meer integreren met Duitsland. Ook het DGLC is ingebed in de Duitse structuur, en binnen het DGLC zit een Duitse luchtverdedigingseenheid onder Nederlands commando. Samen met Duitsland gaan we bezien hoe we gezamenlijk de divisietroepen kunnen invullen. Om te beginnen moeten we de logistieke en geneeskundige ketens meer op elkaar afstemmen, omdat we daarmee gebruik kunnen maken van elkaars capaciteit. Dit is nog niet gemakkelijk omdat we nu een verschillende nationale systematiek en middelen gebruiken. Alleen het KCT werkt in een groter verband samen met Denemarken en België’.
De samenwerking met Duitsland klinkt logisch, maar heeft vast ook nadelen. En wat is de reden dat Duitsland hiervoor kiest? Zij hebben zelf een veel groter leger.
Van elkaar leren ‘Geïntegreerd samenwerken op bataljonsniveau is inderdaad best lastig. Binnen 414 Tankbataljon zijn de Duitse cultuur, doctrine en taal leidend. En de Nederlandse militairen wonen en werken in Duitsland. Maar het heeft ervoor gezorgd dat we kennis en ervaring met het optreden met tanks hebben weten te behouden. En wat interessant is om te zien, is dat Duitsland ook veel van ons kan leren. We zijn als Nederland kleiner en hebben geen grote defensie-industrie, waardoor we gemakkelijker nieuwe concepten in proeftuinen kunnen uitproberen. Zo is Duitsland erg onder de indruk van onze Forward Command Post bestaande uit Boxers met verschillende transmissiemiddelen waardoor je on-the-move commandovoering kan blijven uitvoeren. Dat levert een hogere kans op overleving. Ook kijken ze vol interesse naar onze Robotics and Autonomous Systems (RAS) eenheid waarbij we met onbemande voertuigen en drones experimenteren’.
Grotere formaties ‘Maar de belangrijkste reden voor zowel Duitsland als Nederland is dat de NAVO om grotere formaties vraagt, die we gezamenlijk beter kunnen invullen. Door samen te werken en samen concepten te ontwikkelen, kunnen we onze doctrine gelijktrekken, waardoor we meer interoperabel worden. Door ook nog hetzelfde materieel te gaan aanschaffen, worden we interchangeable en kunnen we gezamenlijk meer op de mat brengen. Ook Duitsland heeft namelijk tekorten, en meer specifiek op raketartillerie, brugcapaciteit en contramobiliteit. Door met ons samen te werken, kunnen we gezamenlijk een VJTF of grotere verbanden vullen en trainen. Ook kijken we of we de logistieke instandhouding voor deze brigades en de divisietroepen gezamenlijk kunnen vullen’.
De drie Nederlandse brigades worden in de Duitse divisies geïntegreerd. (Infographic: Defensie)
We staan net als de Duitse landmacht voor een grote opgave De samenwerking helpt ons beiden
De samenwerking met Duitsland lost echter het tekort aan Nederlandse gevechtskracht, zoals het gebrek aan Nederlandse tanks bij de 43ste Brigade en het gebrek aan vuurkracht bij de 13de Brigade niet op. Hoe ziet u dat?
Bewuste keuzes Defensienota 2022
‘Het Duits-Nederlandse 414 Tankbataljon is inderdaad een oplossing in schaarste en is prima voor Artikel 5 waarin Duitsland en Nederland hetzelfde doel nastreven. Alleen kan deze eenheid in het NATO Defence Planning Proces niet bij twee landen worden meegeteld. En het nadeel is dat de inzet van deze capaciteit in andere hoofdtaken politiek gezien lastiger wordt, omdat er twee regeringen mee moeten instemmen.
In de huidige DN 2022 hebben we bewust gekozen om de balans tussen Combat, Combat Support en Combat Service Support meer in evenwicht te brengen, zodat onze gevechtseenheden meer effectief worden. Zo is gekozen om eerst het bestaande tankbataljon goed uit te rusten met ondersteunende capaciteiten zoals logistiek. En voor de brigades als geheel is besloten om te investeren in luchtverdediging, (raket)artillerie, inlichtingen en de geneeskundige keten. Waarbij ook meespeelde dat er nog onverkochte houwitsers in de opslag stonden die we relatief goedkoop weer inzetbaar konden maken. En we investeren in combat net radio’s in het programma FOXTROT waarmee alle hoofdwapensystemen in de brigades optimaal met elkaar verbonden worden. Daarnaast vindt er een gerichte investering in de special forces plaats. Voor een versterking van de vuurkracht voor het nabijgevecht kijken we op korte termijn naar een aantal oplossingen binnen bestaande vervangingstrajecten. Een eventuele verwerving van tanks is voor mij daarbij niet op voorhand uitgesloten.
Met de DN 2022 maken we een behoorlijke stap en bouwen we aan zeer moderne gevechtscapaciteit in alle drie brigades. Maar er blijven voorlopig nog twee shortfalls bestaan. Ten eerste zal de logistieke en geneeskundige capaciteit met de huidige plannen nog niet voldoende zijn voor de gelijktijdige inzet van alle drie brigades in het hele geweldspectrum. Ten tweede missen we nog gevechtskracht. De NAVO heeft een minimumeis van drie bataljons per brigade. Om te zorgen dat 13 Medium Infantry Command hieraan voldoet, zal de brigade door moeten groeien met minimaal een derde manoeuvrebataljon al dan niet in binationaal verband. En zullen we ook de vuurkracht van de huidige bataljons moeten versterken’.
Robuust gereedstellen
‘Voor de korte termijn kijken we daarom naar samenwerking met Duitsland en andere landen om in de NAVO missie-planning de eenheden robuust gereed te stellen. Zoals we nu vanaf 2023 bij de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) onder leiding van Duitsland en samen met onder andere Noorwegen, België en Litouwen een versterkte brigade, in totaal 11.500 militairen, op een hogere reactietijd klaar hebben staan. Er worden nu plannen gemaakt om vanaf 2025 grotere verbanden gereed te hebben staan'.
Main Ground Combat Systems (MGCS)
‘Op de langere termijn willen we graag samenwerken met Duitsland en Frankrijk aan het MGCS-programma zodat we bij de vervanging van al onze grote grondgebonden systemen ook de gevechtskracht kunnen herstellen. In het MGCS-programma willen Frankrijk en Duitsland een opvolger van de huidige generatie Main Battle Tanks (MBT) ontwikkelen waarmee technologisch een grote stap voorwaarts gezet wordt. We werken daarom op een groot aantal technologie- en kennisgebieden steeds intensiever samen met Duitsland’.
Multinationaal framework VJTF 2023 waarin Nederland met 1500 militairen deelneemt (Infographic: Defensie)
U bent nu ruim 3,5 jaar C-LAS. Waar baalt u nu het meeste van?
Tempo
‘Er is een oorlog nodig om het besef te laten doordringen dat we een sterke krijgsmacht en sterke landmacht nodig hebben om Nederland te beschermen. Nu er geld bij komt, is het ongelofelijk belangrijk dat we vaart maken met het uitvoeren van alle versterkingen uit de DN 2022. Ik probeer het sneller in beweging te krijgen. We kunnen met zijn allen veel meer veranderen dan we zelf denken. Dat kan ik uiteraard niet alleen. Ieder van ons kan bijdragen door mensen te werven, op te leiden, naar elkaar om te kijken, maar ook aan te spreken op zaken die niet goed gaan of beter kunnen. Maar ik baal natuurlijk ook soms dat we onvoldoende tempo in onze bedrijfsvoering kunnen creëren. Dat tempo is nodig vanwege de veiligheid in Europa, het versneld geld kunnen omzetten in zichtbare resultaten en om onze mensen de spullen te geven die ze nodig hebben. Het gaat om zo snel mogelijk geloofwaardige gevechtskracht creëren. Maar ook op dit vlak geloof ik dat we stappen maken: we hebben net een reorganisatiedocument getekend na drie maanden terwijl dat normaal meer dan negen maanden duurde. Ook dankzij de vakbonden die ook de urgentie zien. Dit lukt nu binnen de regels van reorganisaties, maar het zou mooi zijn als we die regels ook kunnen versimpelen zodat we nog slagvaardiger worden’.
Ter afsluiting: waar bent u het meest trots op?
Onze mensen
‘Ik ben echt ontzettend trots op onze mensen. Op de flexibiliteit en daadkracht. Wat we allemaal in Nederland tijdens COVID-19, de watersnoodramp in Limburg en ter ondersteuning van de politie en civiele autoriteiten doen. Of de evacuatie van de Nederlanders na de val van Kabul. Maar ook wat we nu voor Oekraïne, Roemenië en Litouwen allemaal klaarspelen. Ik merk dat onze mensen hierdoor enorm gemotiveerd zijn. We krijgen daarom en ook door het extra budget uit de DN 2022 steeds meer en sneller dingen voor elkaar.
Ik word wel eens gevraagd of ik met de kennis van nu nog steeds commandant van de landmacht had willen worden. Maar het tegenovergestelde is het geval: ik voel me juist bevoorrecht dat ik de landmacht in deze periode van grote uitdagingen en veranderingen mag leiden. Om te werken aan een landmacht die er nu toe doet, maar die ook beter wordt voor alles waar we in de toekomst voor klaar moeten staan. We moeten daarom transformeren naar een landmacht die compacter, completer en meer compliant is, maar bovenal competitiever wordt om het gevecht te winnen. We zijn een landmacht die levert, die samenwerkt en waarin mensen prettig werken. Een landmacht die vandaag beter is dan gisteren en morgen beter dan vandaag’.
Ik voel me bevoorrecht dat ik de landmacht in deze tijd mag leiden
Eindnoten
- Zie artikel HCSS (pag. 26)
- Zie artikel MDO (pag. 33)
- Zie artikel Combined Arms (pag. 42)
- Zie artikelen Transformatie en Marsrichting van de landmacht (pag. 16 en 19)