CARREACTIE
Geachte hoofdredacteur,
LGEN B.D. BEN DROSTE
Graag reageer ik op het editoriaal ‘Van de voorzitter’ onder de titel ‘Hebben we voldoende geleerd van het verleden?’ in Carré 1-2023. Het gaat hier over de doorgeschoten bezuinigingen van de afgelopen decennia. De NOV-voorzitter verwijst vooral naar de politieke leiding van Nederland, maar hij heeft het ook over het collectief falen van topambtenaren en -militairen. Op die laatste categorie (oud-collega's) wil ik hier nader ingaan.
Lgen b.d. Ben Droste, Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten (BDL) 1995-2000
Daarvoor is het schrijnende voorbeeld van het ontbreken van eigen tanks in het Nederlandse arsenaal veelzeggend. Nu er alom wordt geroepen om tankcapaciteit weer in eigen bezit aan te schaffen, roept dat de vraag op hoe het komt dat wij onze destijds opmerkelijke grote capaciteit van negenhonderd goede en zeer moderne tanks tot nul hebben gereduceerd. Is dat de opdracht van de politiek geweest? Uit mijn eigen ervaring in de jaren negentig kan ik mij daar niets van herinneren. Het is eerder de noodgedwongen keuze van de militaire leiding geweest. Onder druk van maar voortgaande bezuinigingen werd dat als de beste optie gezien om nog te redden wat er te redden viel. Daar kan alle begrip voor worden opgebracht, maar het levert tegelijkertijd een inzicht op van wat toen als dreiging voor Nederland werd beschouwd. Het was de tijd dat het optreden in gebieden als voormalig Joegoslavië, Irak, Afghanistan, Mali en andere vredesoperaties als maatstaf voor de toekomst gold. Het is dan nog maar de vraag of tanks daarin niet een nuttige rol kunnen vervullen. Onze Deense collega's hebben bij dit soort optreden juist hun tanks gebruikt, als afschrikkingsmiddel maar ook voor ‘als de nood aan de man komt’.
De vraag van de voorzitter, ‘Hebben we voldoende geleerd van het verleden?’, verdient nader onderzoek naar de adviezen en keuzes bij de afschaffing van onze tankcapaciteit. Daarbij gaat het niet om verwijten aan de verantwoordelijken. Het gaat erom hoe ook wij conflicten en oorlogen van de toekomst ingaan op basis van de inzichten van het recente verleden. Een bekend euvel, waar iedere zichzelf respecterende leidinggevende militair mee bekend is, maar dat toch steeds weer optreedt. Er zijn altijd wel stemmen die een tegengeluid laten horen, maar die worden doorgaans genegeerd.
Op het gevaar af van parochialisme, noem ik toch een voorbeeld waarbij de leiding van de krijgsmacht, minister, topambtenaren en -militairen, uiteindelijk niet door de knieën is gegaan voor de brede maatschappelijke en politieke druk dat Nederland niet voor het hoogste geweldsspectrum zou moeten gaan. Dat was de langdurig en hard bevochten keuze voor de F-35. Nederland beschikte ooit over 213 F-16 jachtvliegtuigen. Dat aantal werd bij achtereenvolgende bezuinigingsrondes gereduceerd tot circa zestig. Maar het was een onwrikbaar en kostbaar beleid van de Koninklijke Luchtmacht om die vliegtuigen dan wel tot voor het hoogste niveau van de escalatieladder inzetbaar te houden.
Tenslotte, toen ik in 1962 als cadet van de Koninklijke Luchtmacht op de KMA in Breda aantrad, viel het mij op dat er bij de colleges of lessen krijgsgeschiedenis veel optredens werden geanalyseerd, vanaf Cannae tot en met de Eerste Wereldoorlog (WO I), maar dat het eigen optreden van de Nederlandse krijgsmacht in de meidagen van 1940 niet werd behandeld. Ik complimenteer Carré met haar actuele artikelen. Het editoriaal ‘Van de voorzitter’ is hier een goed voorbeeld van.