VIERKANT BESCHOUWD
Defensievisie 2035
Hoe komt die trein in beweging?
‘De trein in beweging krijgen’, het is een uitdrukking die we zo mogelijk dagelijks bezigen, in ieder geval binnen Defensie. Laten we die uitdrukking dan eens vertalen naar de krijgsmacht. Er is ‘stroom’ (geld), een ‘verkeersleider’ (CDS), er zijn ‘sporen’ (de maatregelen genoemd in de Maatregelennota), maar er is nog geen dienstregeling waar de organisatie zich naar kan richten. We denken te weten waar we naar toe willen met de Defensievisie (DV) 2035, maar op de borden langs de perrons staat nog geen bestemming aangegeven en de trein is nog niet in beweging gekomen.
Dit Vierkant Beschouwd (VB) richt zich op drie zaken die in de nieuwe dienstregeling moeten verschijnen, met daarbij geplande vertrek- en aankomsttijden: Personeel, Informatiegestuurd Optreden (IGO) en Commandovoering. Natuurlijk zijn er meer prioriteiten, zoals materieel, ICT, voorraden, mobiliteit, en u kunt er vast zelf ook nog wel een paar bedenken. Dit VB wil aanzetten tot verdere gedachtenvorming en we hopen dat u daarop wilt reageren of aanvullen in een volgende editie van Carré. En we zijn het eens met de onlangs geuite kritiek op de Defensienota over het ontbreken van concrete doelstellingen voor onze defensieorganisatie. In onze ogen ontbreken die namelijk eveneens in de DV 2035. Hoog tijd dus om de dienstregeling te gaan concretiseren.
Personeel
Allereerst blijven we dicht bij de beeldspraak van de trein. Medio november werd door de VVD geopperd om militairen in uniform gratis te laten reizen met de trein. Dat klinkt sympathiek, maar staat buiten de werkelijkheid. Jaren geleden werd al verordonneerd dat de militair, vanwege terroristische dreigingen, in het openbaar vervoer in burger gekleed diende te zijn. Die bepaling is nu dermate ingesleten dat naar verwachting maar weinig militairen nog zullen terugkeren naar de oude situatie. Officieren hebben volgens de regels zelfs het privilege om in de trein in de eerste klas te mogen plaatsnemen wanneer zij in uniform gekleed zijn. Maar het zal lang zoeken zijn naar officieren die zich daaraan houden, want de militair is een burger geworden die zich op zijn werk verkleedt. De geüniformeerde militair is (helaas?) uit het straatbeeld van Nederland verdwenen.
Maar de werkelijke aanleiding voor deze suggestie van de VVD is waarschijnlijk het personeelstekort dat Defensie parten speelt. Eindelijk is er een ruim budget, maar de krijgsmacht heeft grote vullingsproblemen. Aan de lonen is gesleuteld, maar is het genoeg om mensen over de streep te trekken en ze te behouden? Wat zou Defensie aantrekkelijk maken voor jonge mensen? Loon, interessant werk, idealisme, kameraadschap? Gratis de trein in zal hoogstwaarschijnlijk niet het verschil maken, dus zal het een tour de force worden om voor alle ambities van Defensie het juiste personeel te vinden. En wat is het ‘juiste’ personeel? Dat betreft een breed scala aan kennis en kunde: van de ‘krijger’ die fysiek en mentaal in staat is om te vechten, tot de cyberspecialist die achter een computer gezeten een hacker van de tegenstander digitaal om zeep helpt. Het aantal specialismen dat benodigd is om een oorlog te kunnen voeren is sterk toegenomen en die diversiteit in expertise maakt de werving nog complexer.
Intussen wordt er gewerkt en geëxperimenteerd met alternatieve dienstverbanden. Jonge mensen worden aangemoedigd stage te lopen bij Defensie, er is een Defensity College, enigszins vergelijkbaar met destijds de tijdelijke tewerkstelling van dienstplichtige academici als Reserve Officier Academisch Gevormd (ROAG), een opleidingsrichting Veiligheid en Vakmanschap (VeVa) voor VMBO-opgeleiden en een initiatief om te komen tot een vrijwillig dienjaar. Veel potentiële ‘goudhaantjes’ mogen zo ruiken aan Defensie en er blijven ook mensen hangen, echter al te vaak als burgermedewerker. En studenten die bij Defensie willen komen ‘snuffelen’ in de vorm van een stage moeten in feite geld meenemen, want de vergoeding is meestal niet eens genoeg om de reiskosten te dekken. Laat staan dat je er tijdelijke woonruimte van kunt betalen als je ver van de defensie-werkplek studeert. Studenten uit Groningen die in Den Haag stage willen lopen hebben een uitdaging. Dat moet beter en zal dan ongetwijfeld bijdragen aan het enthousiasme om bij Defensie te blijven. Inmiddels kan geld toch niet het bezwaar zijn. We moeten ons blijven beseffen dat naast ‘zingeving’, hetgeen we vroeger ‘roeping’ noemden, financiële beloning toch altijd nog de belangrijkste ‘motivator’ is om ergens te willen werken. Secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals (gratis?) medische voorzieningen, vrij reizen, studiefaciliteiten, etc. helpen daarbij. En niet op de laatste plaats: het imago oftewel het aanzien van de krijgsmacht.
“We zouden meer vrijheid moeten krijgen in het informatiedomein”
In het licht van de actuele toegenomen dreiging, waarbij een ‘klassieke oorlog’ niet meer ondenkbaar is, zullen die ‘arrangementen’ met reservisten-specialisten, ‘gewone’ reservisten, stagiaires en dergelijke ontoereikend zijn. Een oorlog als in Oekraïne ‘consumeert’ veel menskracht en die kan de Nederlandse krijgsmacht onder de huidige omstandigheden niet opbrengen. Stel de operationele delen van de krijgsmacht moeten aan de NAVO worden geleverd: brigades, squadrons jachtvliegtuigen, een vlootverband en dan nog tal van kleinere elementen. Wat blijft er dan over voor Host Nation Support en de nationale taken van Defensie? En dan hebben we het alleen nog over de uitgangsstelling. Is de samenleving erop voorbereid dat er, mogelijk veel, slachtoffers zullen vallen die vervangen moeten worden? Nee, in geval van oorlog zijn de kazernes leeg en staat iedereen op zijn of haar post; voor versterkingen of aflossing van troepen is geen capaciteit meer beschikbaar. Onze krijgsmacht zal snel, letterlijk en figuurlijk, leegbloeden. Wellicht een grimmig beeld, maar we kunnen er niet omheen. Om als krijgsmacht serieus genomen te worden en voor voldoende afschrikking te zorgen, dient hier iets op verzonnen te worden. Wij achten de discussie over de opkomstplicht onontkoombaar, want de (gegarandeerde) reservecomponent moet aanzienlijk worden opgevoerd.
Informatiegestuurd Optreden
Tot aan de inval van Rusland in Oekraïne was het uitgangspunt dat een moderne krijgsmacht, en een dito NAVO-bondgenootschap, een lange oorlog kan vermijden door snel en doorslaggevend te winnen. Daarvoor was de DV 2035 bedacht, die vol staat met goede ideeën om daarin stappen te kunnen maken. Wellicht herinnert u zich nog het VB van ruim een jaar geleden, waarin de ambitie van Defensie ten aanzien van IGO kritisch aan de orde werd gesteld. De globale boodschap was dat we de ambitie mooi vinden en volmondig steunen, maar dat de juridische kaders onmogelijke barrières opwerpen om het ook in de praktijk te brengen en dus niet geschikt zijn.
Men zou verwachten dat de snel verslechterende veiligheidssituatie de politiek, en zeker het Ministerie van Defensie, zou aansporen om daar snel verandering in te brengen. We mogen het beestje nu bij de naam noemen en kunnen gewoon uitspreken wie onze ‘concurrenten’, een eufemisme voor tegenstanders, zijn. Daarom zouden we ook meer vrijheid moeten krijgen in het informatiedomein. Die tegenstanders bespieden of dwarsbomen ons namelijk al langer op allerlei manieren. Maar helaas, de realiteit is dat de boeddhistische gebedsmolen van de juristen maar blijft doordraaien met het uitspreken van de mantra: ‘AVG, AVG, AVG’. En dus is het nog steeds zo dat onze troepen langs de oostgrens van de NAVO veroordeeld zijn tot blindheid over wat er aan de andere kant van die grens staat en gebeurt. Tenzij we om informatie gaan bedelen bij bondgenoten die wel privacygevoelige gegevens van de vijand mogen verzamelen en vastleggen. Intussen krijgt de NAVO slechts Nederlandse capaciteiten aangeboden die hooguit een show of force ten beste mogen geven. De sensoren moeten uitgeschakeld blijven als de daarmee verkregen informatie op enigerlei wijze te herleiden zou zijn tot personen, of ze nu werken voor Poetin of niet.
Grondslag Gezocht, het rapport van de commissie Brouwer die onderzoek deed naar het LIMC (foto: Defensie)
Het is onbegrijpelijk dat in deze tijd, waarin juridische bakens snel en rigoureus verzet kunnen worden, zoals bijvoorbeeld bij gezinshereniging van vluchtelingen, belastingwetgeving, coronamaatregelen, energie-steunmaatregelen of het pensioenstelsel, de juridische mogelijkheden voor het verzamelen van inlichtingen voor en door Defensie zo zijn ingeperkt. Er moet sprake zijn van krachten die het als hun taak zien: ‘Bescherm de minister tegen gedoe’, en dit willens en wetens uit de agenda houden. Op deze manier is de krijgsmacht niet toekomstbestendig en kunnen de beloftes uit de DV 2035 niet worden waargemaakt.
Weten uw Kamerleden/volksvertegenwoordigers dit? Sinds het rapport Grondslag Gezocht van de commissie-Brouwer, die het optreden van de krijgsmacht in het informatiedomein naar aanleiding van pubicaties in de NRC over het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC) in 2021 onder de loep nam, hopelijk wel. Dit rapport stelt het onomwonden aan de orde: de uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (uAVG) staat het functioneren van de krijgsmacht in de weg. Wij zijn benieuwd of er iets met de aanbevelingen wordt gedaan. En hoelang dat nog duurt!
Commandovoering
Intussen is in het jargon van Defensie weer een nieuwe term actueel geworden: Multidomein Operaties (MDO), het concept dat volgens vele experts de wijze van oorlogvoeren gaat bepalen. Wie erover leest (leestip: https://www.japcc.org/warfare-areas/mdo/) ontdekt dat het veel gemeen heeft met joint optreden, maar ook met IGO. Nieuw is dat militair optreden om andere vormen van vechten en commandovoering gaat vragen, waarbij snelheid en flexibiliteit de boventoon gaan voeren, om zo in steeds wisselende domeinen en dimensies in actie te kunnen komen. Strakke top down en gecentraliseerde commandovoering kost dan te veel tijd, is te kwetsbaar en biedt te weinig mogelijkheden voor aanpassing aan snel wisselende omstandigheden. Dit is ook wat Oekraïne in de oorlog aantoont: de uitvoering is effectief, juist omdat deze gedecentraliseerd is.
Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Alhoewel, zijn we niet al langer bekend met opdrachtgerichte commandovoering, die wordt getypeerd door centrale regie en decentrale uitvoering? Laten we dan eens beginnen met die centrale regie, hoe zit het daarmee in Nederland? We hebben niet eens een centraal hoofdkwartier dat in staat is – of zou moeten zijn – om die centrale regie gestalte te geven. CDS betekent Commandant der Strijdkrachten, maar in hoeverre voert hij werkelijk het bevel en is hij commandant? Er is een Directie Operaties die zo goed en kwaad als het gaat operaties in het buitenland – namens de CDS – aanstuurt op hoofdlijnen, zolang het maar hoofdtaak twee-type operaties zijn. Zodra een meer grootschalige crisis zich aandient, moet deze directie zich in allerlei bochten wringen om min of meer als hoofdkwartier van de CDS te kunnen fungeren en de CDS te voorzien van actuele informatie op grond waarvan hij beslissingen kan nemen. Er moeten mensen worden bijgehaald uit de organisatie, om langer dan de normale vredesbedrijfsvoering toelaat te kunnen werken. Er moet veel worden afgestemd met allerlei organisatiedelen en crisisstructuren en de uitvoering van operaties moet nog worden bedacht terwijl de crisis al begonnen is. En dat terwijl er nauwelijks uitgewerkte contingency plannen zijn, laat staan beoefend. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de CDS zich heeft uitgesproken voor de formering van een Permanent Gezamenlijk Hoofdkwartier, iets waarin andere landen ons reeds zijn voorgegaan. Over de vorm en exacte inbedding in de Nederlandse structuur zal nog wel flink gesteggeld worden, want er wordt daarmee getornd aan de bestaande zeggenschap van organisatiedelen en vooral, aan zeggenschap van kopstukken met een mening. Zo’n maatregel is daarom meer dan een technische reorganisatie, het gaat vooral ook om een cultuur- en mentaliteitsverandering die nodig is om MDO en bijbehorende commandovoering mogelijk te maken.
Het is dus niet overdreven te stellen dat deze verandering niet van de ene op de andere dag gerealiseerd gaat worden. Dat is nu eenmaal de reden waarom men in de DV het jaar 2035 als horizon heeft bepaald. Maar tegen het licht van de recente ontwikkelingen zou nu toch de boemeltrein een sneltrein moeten worden, want de wereld waarin de DV werd geschreven is intussen flink opgeschud. Laten we eens kijken hoe onze bondgenoten het doen.
PJHQ-vormen bij onze bondgenoten
Andere NAVO-landen zijn de weg van een Permanent Joint Headquarters (PJHQ) al ingeslagen en hierbij is MDO ook een richtinggevend concept. We geven een korte tour d’horizon.
Het Verenigd Koninkrijk (VK) is het bekendste en naamgevende voorbeeld. Daar was deze organisatie (1996) vooral opgezet om expeditionair een hoofdkwartier te kunnen genereren dat in staat is om een operatie aan te sturen. Coalitions of the willing zaten daarbij in het achterhoofd, waarbij het VK ook in staat wilde zijn een leidinggevende rol te spelen. Het was minder bedoeld voor de vredesbedrijfsvoering, dus bestaat er naast een PJHQ nog een tak van de Britse krijgsmacht die zich vooral daarmee bezighoudt. De commandanten van de krijgsmachtdelen werken in het VK bij de Chief of Defence en zijn de voornaamste adviseur voor hun domein, naast hun verantwoordelijkheid voor ‘gerede eenheden’. Het PJHQ zetelt in Northwood, aan de noordzijde van Londen en zo wordt de politieke dynamiek iets op afstand gehouden.
In Duitsland hebben we ook een omslag gezien. Daar zijn thans twee hoofdkwartieren actief, die de inzet buiten Duitsland (sinds 2001, Einsatz FührungsKommando, EFK) en binnen Duitsland (sinds 2022, Territoriales FührungsKommando der Bundeswehr, TFK) leiden. Die scheiding bestaat pas kort en is wellicht te verklaren uit recente Duitse ervaringen bij crises, waarbij de krijgsmacht voor nationale taken moest worden ingezet (voor ondersteuning bij natuurrampen, zoals recente overstromingen). Beide hoofdkwartieren zitten dicht bij de centrale politieke macht, in of bij Berlijn. Het EFK, gevestigd in Potsdam, is enigszins vergelijkbaar met het PJHQ. Het TFK zetelt in Berlijn zelf, dicht bij de andere ministeries waarmee moet worden samengewerkt als het gaat om het optreden binnen Duitsland.
Foto rechts:Het Einsatzführungskommando der Bundeswehr in Potsdam (foto: Bundeswehr)
Het Centre de Planification et du Conduit des Operations bevindt zich in het Hexagone Balard in Parijs (foto: Wikimedia Commons, Guilhem Vallut)
In Frankrijk, in Parijs, zijn op de locatie Hexigone Balard alle hoofdkwartieren van de krijgsmacht, alsmede van het Franse CDS-equivalent geplaatst. Het is bijna een militaire wijk in Parijs. Ook daar is sprake van een soort PJHQ, namelijk het CPCO, Centre de Planification et du Conduit d’Opérations, dat sinds 2015 meer ‘strategisch’ is ingesteld (planning en commandovoering op strategisch niveau) in combinatie met het Commandement Pour les Opérations Inter-Armées (CPOIA), dat onder verschillende namen, maar sinds 1993 vooral het operationeel niveau afdekt. Het gaat daarbij om inzet, maar ook het oefenen/trainen dat bij die inzet hoort, op basis van uitgewerkte operationele contingencyplannen. Volgens de ‘reclamefolder’ is het CPOIA gericht op multidomein operaties, want alle domeinen worden erbij betrokken, inclusief cyber en space, en intergouvernementele aspecten.
Het personeel van CPOIA staat mede ten dienste van de werkzaamheden van CPCO, indien daar versterking nodig is. Aangezien de president, net als in de Verenigde Staten (VS), tevens commandant der strijdkrachten is, met een Chef d’État Major Interarmées als CDS, en daarnaast ook eindverantwoordelijk is voor buitenlands beleid en binnenlandse veiligheid, komen de lijntjes daar bij elkaar en is besluitvorming relatief snel mogelijk. Voor operaties spelen de ministers van Defensie, Binnenlandse en Buitenlandse Zaken amper een rol; die zijn meer verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en de uitvoering van organisatieontwikkeling. Als het serieus wordt, dan zien de Fransen de president en niet de minister op de televisie.
Noorwegen geldt in deze korte beschouwing als meest vergaande voorbeeld met een PJHQ. Daar zijn de krijgsmachtdelen in 2009 onder een commandant-PJHQ gebracht en heeft de CDS een meer ‘vrije’ rol als adviseur van het politieke niveau en toezichthouder van het operationele niveau. Onder de CDS is ook de inlichtingendienst gepositioneerd, hetgeen het ‘bedienen’ van de krijgsmacht met de benodigde militaire informatie faciliteert. De commandanten van de krijgsmachtdelen hebben daarbij een ster moeten inleveren, maar hebben voor de gereedstelling en uitvoering van operaties die specifiek hun expertise betreffen wel veel autonomie. Zo wordt maritieme inzet nog gewoon vanuit het marinehoofdkwartier in Bergen geleid. Het Norwegian Joint HeadQuarters, NJHQ, is verantwoordelijk voor de aansturing van de hele krijgsmacht en voor alles wat joint of multi-domain is, zowel voor inzet als voor gereedstelling. Noorwegen beschouwt gereedstelling als Fase 0 van de inzet, niet als gescheiden domein van aansturing.
Het Norwegian Joint Headquarters gevestigd in een in de rotsen uitgehakte bunker in Reitan, nabij Bodø in het noorden van Noorwegen (foto: Forsvaret)
Voor operaties heeft Noorwegen een relatief groot net van liaisonofficieren opgezet, waarmee de aansluiting wordt gefaciliteerd bij operaties die, voor een klein land als Noorwegen, per definitie door andere, grotere, mogendheden of organisaties worden aangevoerd. Het NJHQ is gevestigd in Bodø in het noorden van Noorwegen, ver verwijderd van het politieke centrum. Het resultaat is een compacte top en een duidelijke afstand tussen politiek en beleid enerzijds en uitvoering anderzijds.
Nu wij
Wat leert ons deze korte benchmark? In ieder geval dat er genoeg ervaring in het buitenland beschikbaar is waarvan we kunnen profiteren om te bepalen hoe de bestaande situatie, die te ondoorzichtig, traag, reactief en onvoldoende slagvaardig is, kan worden aangepakt. Moet ook in Nederland weer meer aandacht komen voor nationale, territoriale zaken, met een volwaardig Nationaal Territoriaal Commando (NTC)? Daarbij geldt ook Host Nation Support als een serieuze opgave, naast het overeind houden van het functioneren van het land, door o.a. het bewaken en beveiligen van onze kritieke infrastructuur. Uiteraard kan worden geprofiteerd van de stand der techniek, die fysieke afstand minder problematisch maakt. Zo is het niet nodig om voor een Permanent Gezamenlijk Hoofdkwartier alle domeinexpertises, de operatiecentra die we in de krijgsmacht kennen, fysiek bij elkaar te plaatsen. Met moderne informatiesystemen en verbindingen kan een gedistribueerd stelsel als één geheel functioneren. Duidelijke leiding is noodzakelijk en er dient een goede situational awareness/understanding over alle domeinen te zijn. Flexibiliteit en snelheid zijn cruciaal, maar dat is aan de uitvoerders die gewend moeten zijn aan wisselende verbanden. Oefenen en trainen moet dan vooral in het teken staan van uitgewerkte en realistische scenario’s (contingencies), zodat Nederland is voorbereid op alle denkbare en reële eventualiteiten: nationaal, internationaal en bondgenootschappelijk. Train as you fight and fight as you train.
Momenteel is de vredesbedrijfsvoering dominant. Het voorbereiden van eenheden op inzet door opleiden, oefenen en trainen, in defensiejargon gereedstelling en instandhouding, is vrij strikt gescheiden van daadwerkelijke inzet. Het weerspiegelt de huidige juridische manier van kijken: het is vrede zolang het geen oorlog is en er zit geen ‘grey zone’ tussen. Daarbij is de praktijk steeds geweest dat die voorbereiding op inzet in een betrekkelijk stabiele situatie plaatsvond, alvorens ten behoeve van een hoofdtaak twee-missie een eenheid werd aangeboden. Er was een ruime voorbereidingstijd, want eenheden moesten worden samengesteld en opgewerkt. Die tijd is voorbij; gereedstelling, instandhouding en inzet zijn onderdeel geworden van een operationeel continuüm. Men spreekt van permanente competitie. Daarbij is inzet in het kader van de eerste hoofdtaak, waar het gaat om puur lijfsbehoud van de staat en onze manier van leven, weer een reëel scenario. Het geeft ook aan dat de organisatorische scheiding tussen inzet, een verantwoordelijkheid van de Directie Operaties, en gereedstelling door de Directie Aansturen Gereedstelling en ingevuld door de krijgsmachtdelen, de Opco’s, mogelijk zijn langste tijd heeft gehad. Gereedstellen als fase van inzet naar Noors model past bij de gedachte dat we permanent in competitie zijn met onze tegenstanders. Als Nederlandse eenheden oefenen in Roemenië of Litouwen, varen op de Noordzee, in de Baltische Zee of de Middellandse Zee, vliegen boven Noorwegen op de Noordflank of bij Polen, dan is dat ook een vorm van inzet. Nederland geeft zo een signaal af, we zijn er klaar voor. Dat is feitelijk de afschrikking, die indien zij geloofwaardig is, onze vijanden op afstand moet houden. Nu nog zorgen dat de defensieorganisatie het ook echt doet.
Conclusies
Personele vulling is essentieel; zonder de mensen die het moeten doen gaat DV 2035 niet werken. Een goed salaris, aantrekkelijke secundaire voorwaarden en een wervende aantrekkingskracht zijn van essentieel belang. Bestaande vergoedingsregelingen voor categorieën personeel waarvoor Defensie aantrekkelijk wil zijn, zoals hoger-opgeleiden, specialisten en technici, dienen dat te weerspiegelen. Als een student zelf geld moet toeleggen om bij Defensie stage te kunnen lopen, dan is dat geen visitekaartje. Ingewikkelde en langdurige sollicitatieprocedures zijn ook niet bevorderlijk voor het aangaan van een vast dienstverband. Maar dat is niet alles. Het besef dat er in oorlogstijd veel uitvallers zullen zijn, moet terugkeren. Bij grootschalige gevechten houdt onze krijgsmacht het maar kortstondig uit. Daarvoor was de dienstplicht destijds bedoeld, waardoor een groot reservoir van reservisten en dienstplichtigen beschikbaar was. Dit vraagstuk moet nadrukkelijker op de politieke agenda komen.
DV 2035 ziet het goed: moderne wijzen van optreden als MDO zullen zwaar leunen op informatie en tal van specialismen, die in alle domeinen en dimensies kunnen worden ingezet in wisselende verbanden en omgevingen. Dat vraagt een fundamentele revisie van de mogelijkheden van de krijgsmacht in het informatiedomein en van de commandovoering. Voor het informatiedomein dient de uAVG stevig onder de loep te worden genomen zoals de commissie-Brouwer ook aan de Tweede Kamer heeft gerapporteerd. In de huidige situatie strompelt onze krijgsmacht als een slechtziende op de vijand af.
Daarnaast leeft het idee van de centrale regie en decentrale uitvoering die nodig is voor effectieve commandovoering. De defensieleiding kondigt in de recent uitgebrachte Maatregelennota immers een Permanent Hoofdkwartier aan. Maar hoe dat vorm moet krijgen, daarover zijn de kaarten nog niet geschud. Gelukkig zijn er vele voorbeelden van landen die dergelijke trajecten al hebben afgelegd en van die lessen kan Defensie profiteren. Dat het een grote uitwerking zal hebben op de organisatie, de werkwijze en de cultuur van Defensie staat als een paal boven water. MDO is een veelbelovend concept, maar vraagt om een forse omslag in denken en doen. Daarvoor zal ongetwijfeld niet alleen een beroep op de staande krijgsmacht moeten worden gedaan, maar op de hele samenleving. De CDS heeft het recent nog gezegd:
‘Oorlogvoering is niet alleen een defensietaak. In Oekraïne spelen veel civiele partijen een krachtige rol, voor de stroomvoorziening, communicatienetwerken, het voedsel en het moreel van de samenleving. Het borgen van veiligheid is een gezamenlijke opdracht. Ik wil dat ook in Nederland de samenleving zich daarvan bewust is’.
Wij hopen dat de CDS met een nieuw hoofdkwartier met alle noodzakelijke capaciteiten de realisatie van de DV 2035 op de rails krijgt. Het is voor de Nederlandse krijgsmacht, waar in het verleden al meerdere keren is gepoogd zo’n PJHQ tot stand te brengen, een ambitieuze zet, maar nog meer noodzakelijk dan toen de DV 2035 werd geschreven.
Als de DV zou worden herzien, wat ons best logisch lijkt na het uitbreken van oorlog in Europa en de kritiek over het ontbreken van heldere doelstellingen in het defensiebeleid, kan de horizon mogelijk zelfs dichterbij worden gelegd. Immers, Poetin heeft de bakens al verzet en de vraag is of we nog wel de tijd hebben tot 2035. En of alles wat bedacht was in de DV en de laatste Defensienota (DN) nog wel hout snijdt. Gelukkig heeft Oekraïne de ambities van Poetin vooralsnog weten te dwarsbomen. De steun aan de Oekraïners koopt ook voor ons tijd. Tijd die we nu moeten benutten om de trein op de rails en de seinen op groen te krijgen. CDS, blaas op de fluit en laat die trein gaan rijden!
Redactie