OPINIE – BINNENLAND
De Nederlandse C-130 vervanging
LKOL B.D. P. DEKKERS
Het deel van de Nederlandse militaire luchttransportvloot dat is ingedeeld bij het Eindhovense 336 Squadron bestaat al bijna dertig jaar uit Lockheed C-130H Hercules vliegtuigen. In Nederland werd tot begin jaren negentig het militaire luchttransport verzorgd door een bescheiden vloot van drie Fokker F-27 Friendships en negen Troopships.
De Embraer C-390 Millennium vertoont wel enige gelijkenis met de grotere Amerikaanse C-17 (foto: Embraer)
Na het einde van de Koude Oorlog en de daaropvolgende wereldwijde inzet van Nederlandse strijdkrachten werd duidelijk dat de Fokkers niet meer voldeden aan de eisen van de tijd. Maar de ondersteuning van internationale oefeningen met de F-27 was eerder al een moeizame zaak. Toen de luchtmacht in 1986 met de F-16 squadrons ging deelnemen aan de NAVO-laagvliegtraining in Canada werd bij wijze van proef met de Friendship C-1 via tussenstops in Schotland, IJsland en Groenland naar de Canadese vliegbasis Goose Bay gevlogen. Een moeizame tocht van ruim zeventien uur vliegen en niet van enig risico ontbloot. Tot aan de komst van grotere vliegtuigen met trans-Atlantisch vliegbereik was Defensie dus aangewezen op de kostbare inhuur van civiel luchttransport bij de KLM of Martinair of gebruikmaking van restcapaciteit bij bondgenoten zoals de Luftwaffe.
In 1993 werd voor de modernisering van de Nederlandse luchttransportcapaciteit onder meer een tweetal C-130H-30 vliegtuigen, de ‘lange’ variant van de Hercules, aangeschaft, een type dat bij tal van NAVO-landen en ver daarbuiten al vele jaren naar volle tevredenheid in gebruik was. Iets meer dan tien jaar later werd deze bescheiden vloot uitgebreid met nog eens twee toestellen. Ditmaal geen nieuwe exemplaren maar occasions, gebruikte exemplaren van het type EC-130Q, afkomstig van de US Navy.
Deze niet-verlengde variant was in gebruik geweest in de zogeheten Tacamo-rol1, een communicatieplatform voor de vloot met intercontinentale ballistische raketten (ICBM’s) uitgeruste Amerikaanse kernonderzeeboten. Deze Herculessen waren al sinds 1989 vervangen door de E-6, een op de Boeing 707 gebaseerd platform. De EC-130Q vliegtuigen stonden, ontdaan van de geclassificeerde communicatieapparatuur, dus al geruime tijd in opslag bij AMARG2 in de woestijn van Arizona toen Nederland zich als koper aandiende. De Nederlandse C-130’s beginnen dus al aardig op leeftijd te komen en de inzetbaarheid dreigt een probleem te worden. Zo waren onlangs tijdens een bezoek van de Vaste Commissie voor Defensie (VCD) aan de Vliegbasis Eindhoven alle vier vliegtuigen unserviceable en anderhalf jaar geleden werd de evacuatie uit Kaboel al gehinderd door een Hercules met kuren. Het was dus geen verrassing dat in juni van het afgelopen jaar de Nederlandse regering bij monde van staatssecretaris Van der Maat aankondigde dat de Hercules vanaf 2026 bij de luchtmacht vervangen zou gaan worden. Echter, niet door nieuwe C-130 vliegtuigen, of de al bij meerdere Europese NAVO-leden in gebruik zijnde Airbus A-400M, maar door een vijftal Embraer C-390 Millennium vliegtuigen.
Een EC-130Q van de US Navy zoals naderhand door Nederland overgenomen (foto: Wikimedia Commons)
Een tamelijk verrassende keuze, daar was heel luchtvaartminnend Nederland het over eens. Een verrassende keuze, temeer daar Lockheed al tientallen jaren marktleider is in het segment middelzware militaire transportvliegtuigen, met sinds 1954 al meer dan 2500 geproduceerde C-130 Hercules vliegtuigen. De lijst met gebruikers bestrijkt vele tientallen landen op alle continenten. De huidige versie, de C-130J, is nog steeds in productie. Bij het naderbij komen van het einde van de economische levensduur van de vier Nederlandse toestellen was de - logische - verwachting dan ook dat Lockheed weer wat bestellingen in het orderboek zou kunnen bijschrijven. Maar Defensie beschikte anders en de keuze viel op de relatief onbekende Embraer C-390. Nu is de Braziliaanse vliegtuigbouwer Embraer, na Airbus en Boeing in grootte de derde vliegtuigconstructeur in de wereld, geen onbekende in Nederland. Toen bij KLM Cityhopper de Fokkers F-50, F-70 en F-100 aan vervanging toe waren viel de keus op vliegtuigen van Embraer. In 2017 vertrok de laatste Fokker bij onze nationale trots en inmiddels vliegen er zestig Embraers van de types E175, -180 en -190 in de blauwwitte uitmonstering van de KLM naar alle uithoeken van Europa.
Toen Embraer een begin maakte met de ontwikkeling van een militair transportvliegtuig ging het concept in eerste instantie uit van een ‘militarisering’ van de E190. Het doel was te komen tot een alternatief voor de Amerikaanse C-130, voorzien van straalmotoren in plaats van turboprops. Om belading via een achteraan geplaatste loading ramp mogelijk te maken moest de vleugel naar de bovenkant van de romp verhuizen, wat uiteindelijk resulteerde in een heel nieuw vliegtuig, dat op het eerste gezicht doet denken aan een tot de helft van zijn omvang gekrompen Boeing C-17 Globemaster III. Met financiële steun van de Braziliaanse regering werd in 2009 begonnen met de bouw van twee prototypes en in 2015 vond de eerste vlucht plaats. De eerste klant die zich aandiende was uiteraard de Braziliaanse luchtmacht Força Āerea Brasileira met een bestelling van 28 vliegtuigen. Daarna volgden bestellingen door Hongarije, dat nog de stokoude Russische Antonov An-26 Cub in gebruik heeft en Portugal dat vijf stuks nodig heeft ter vervanging van zijn C-130H’s.
De C-390 met open loading ramp (foto: Embraer)
En nu Nederland zich verrassend als klant heeft aangediend, is het interessant de vergelijking te maken tussen de C-390 en de C-130J om duidelijk te maken wat de doorslag heeft gegeven bij de selectie.
De Embraer steekt dus op meerdere fronten met kop en schouders uit boven zijn Amerikaanse tegenhanger. Met name door het gebruik van straalmotoren in plaats van turboprops ligt de snelheid aanzienlijk hoger, waardoor grotere afstanden kunnen worden afgelegd zonder dat de bemanning gewisseld hoeft te worden.
Het vliegbereik van de C-390 schematisch weergegeven bij verschillende beladingsgraad (foto: Embraer)
De gebruikte motoren zijn van het type V-2500TF die wereldwijd in tal van civiele vliegtuigen van Boeing en Airbus worden toegepast. Met een stuwdruk van ruim 31.000 lbs elk leveren ze voldoende vermogen om de C-390 van korte, geïmproviseerde landingsterreinen gebruik te laten maken. De Embraer beschikt over state of the art avionica zoals in de hedendaagse burgerluchtvaart gebruikelijk is.
De cockpit van de C-390 (foto: FAB)
Verder is de uitrusting aangevuld met voor militair gebruik noodzakelijke toevoegingen als een radar warning receiver, zelfbescherming tegen infrarood geleide raketten en is compatibel met de bij de NAVO in gebruik zijnde communicatie- en navigatieapparatuur. Ook kan de C-390 worden ingezet als tanker of blusvliegtuig.
De C-390 kan ook worden ingezet als tanker (foto: Embraer)
Alles overziende lijkt de keus voor de C-390 een grote sprong voorwaarts voor de Nederlandse militaire luchttransportcapaciteit, temeer daar de plannen voorzien in de verwerving van vijf toestellen ter vervanging van de vier uit te faseren Herculessen. Zo bezien lijkt het erop dat het verrassender zou zijn geweest als de keuze toch op de C-130J was gevallen.
Eindnoot
- Tacamo: Take charge and move out.
- 1. AMARG: Aircraft Maintenance and Regeneration Group: een gigantische opslagplaats op Davis Monthan Air Force Base nabij Tucson, met circa 4000 afgedankte militaire vliegtuigen in diverse stadia van onttakeling, van gepreserveerd tot ontdaan van nagenoeg alle nog bruikbare onderdelen. Voor wie nog een C-130 zoekt, er staan er nog ruim 300…