OPINIE - BINNENLAND
Draken en Slangen op Prinsjesdag
MARTIJN KITZEN
Prinsjesdag ligt al weer even achter ons, maar zoals verwacht werd er bekendgemaakt dat er komende jaren meer geïnvesteerd wordt in Defensie. Dit moet de operationele gereedheid, gevechtskracht en wendbaarheid van de krijgsmacht ten goede komen. Ook komt er meer geld beschikbaar voor innovatie en samenwerking binnen de EU en de NAVO. Voor het eerst komt zelfs de NAVO-norm van 2% bbp in zicht. Mooi zo, dat is in ieder geval een stap in de goede richting. Toch vraag ik me af of we hierbij wel de juiste keuzes maken. Wat ik namelijk heb gemist is een fundamentele discussie over de rol en taken van de krijgsmacht in moderne oorlogvoering en de manier waarop we daar als Nederland invulling aan willen geven. Ik schreef hier eerder al dat het ontbreken van een degelijke conceptuele grondslag het lastig maakt de Joint Force duurzaam te versterken. Soms hoor ik wel eens dat de tijd van denken voorbij is en dat we – vooral met het oog op de Russische dreiging – nu moeten handelen. Hoewel ik de urgentie snap, lijkt het me, gezien het veranderende karakter van oorlog en de bijgestelde koers van het Nederlandse defensiebeleid, echter toch niet zo gek om komende tijd nog eens wat beter bij de basis stil te staan: waartoe moet onze krijgsmacht nu precies in staat zijn en wat is de samenhang tussen de verschillende onderdelen?
Het antwoord op deze vraag heeft een politieke en een militaire dimensie. Aan de ene kant gaat het om wat de politiek met de krijgsmacht wil bereiken en aan de andere kant gaat het om wat wij als militaire professionals denken wat de krijgsmacht moet kunnen. Ik zal me hier beperken tot het laatste, omdat we daar zelf invloed op kunnen uitoefenen. Bovendien, zou zo’n militair advies naar mijn mening de bouwsteen moeten zijn om vervolgens tot een politiek besluit te komen. Enfin, waar te beginnen? Lijkt me logisch dat we het als eerste eens worden over de dreigingen om ons heen en de manier waarop deze zich ongeveer zullen gaan ontwikkelen. Het toeval wil dat ik op Prinsjesdag de Australisch-Amerikaanse militair denker David Kilcullen begeleidde. Op verzoek van Special Operations Command gaf hij een lezing over de huidige veiligheidssituatie, waarin hij liet zien hoe zowel staten als niet-statelijke actoren zich hebben aangepast aan de westerse manier van oorlogvoeren. Deze ‘draken en slangen’ zijn steeds meer op elkaar gaan lijken: de draken, voornamelijk China en Rusland, maken naast conventionele en nucleaire dreiging tegenwoordig ook veelvuldig gebruik van onorthodoxe methodes om hun eigenbelang en invloed veilig te stellen. Dat hebben ze grotendeels afgekeken van groeperingen als Hezbollah of Al-Qaeda die zich afgelopen twintig jaar succesvol hebben weten aan te passen aan de manier waarop westerse krijgsmachten hen proberen te bestrijden. Op hun beurt zijn deze slangen steeds capabeler geworden en schrikken ze er zelfs niet voor terug conventioneel op te treden. Het is de verwachting dat deze trend zich de komende jaren doorzet en dat we dus steeds vaker te maken krijgen met capabele tegenstanders die het ons op verschillende manieren moeilijk kunnen maken. Volgens Kilcullen betekent dit dat we niet alleen onze conventionele afschrikking op orde zullen moeten hebben, maar ook bereid zullen moeten zijn om hybride activiteiten in het grijze gebied tussen oorlog en vrede af te stoppen. We zullen zelfs bereid moeten zijn om daarbij af en toe als slangen op te treden. Dat heeft nogal wat consequenties.
Nu gaat Kilcullen niet over de Nederlandse krijgsmacht. Toch denk ik dat we zijn advies ter harte moeten nemen en ervoor moeten zorgen dat onze versterkte krijgsmacht conventionele capaciteit combineert met vermogens voor hybride oorlogvoering. In de discussie van dit moment valt mij op dat er vaak wordt gefocust op individuele krijgsmachtsdelen en wat die al dan niet zouden moeten kunnen. In plaats daarvan denk ik dat het tijd wordt dat we vanuit de joint-gedachte gaan verkennen hoe een toekomstbestendige krijgsmacht eruit zal moeten zien en hoe zij zoveel mogelijk relevante missies kan gaan vervullen. Het is hard nodig dat er weer een operationeel concept voor de hele organisatie komt. Daarmee doen we niet alleen onszelf een plezier, maar scheppen we ook duidelijkheid richting andere spelers. Het is namelijk essentieel dat er overeenstemming komt over welke taken op het gebied van veiligheid op het bord van Defensie horen en welke niet. Zeker voor hybride dreigingen geldt dat er afhankelijk van de aard van de dreiging een (hoofd)rol is weggelegd voor andere ministeries en veiligheidsinstituties. Onze tegenstanders zijn vindingrijk en veel van de methodes die ze gebruiken passen niet binnen het militaire domein. Niet elk probleem kan door Defensie opgelost worden. Laten we snel duidelijkheid verschaffen over welke uitdagingen wij wel kunnen oppakken en hoe we dat gezamenlijk doen.
Martijn Kitzen is hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie en voormalig officier.