CARREACTIE
Reactie op ‘Observaties over het verloop van de Oekraïne-oorlog’
Opinie door lkol b.d. Patrick Bolder in Carré 6-2022
LGEN B.D. MART DE KRUIF
Laat ik beginnen met een compliment: goed dat in Carré observaties met betrekking tot een recent conflict worden gepubliceerd. We hoeven immers niet te wachten tot een uitgebreide analyse het licht ziet, de actualiteit moet ook worden geduid. De levenslange leerlijn is kenmerkend voor het beroep van officier. Sta mij echter toe binnen deze context de observaties van Patrick Bolder van commentaar te voorzien en een aantal observaties toe te voegen. Maar voordat ik daarmee begin: het getuigt van grote opportuniteit om enkele observaties de basis te laten vormen voor toekomstige defensieplannen. Snelheid in deze is (uiteraard) prima, maar wel nadat we alles weten en een diepgaande analyse hebben kunnen uitvoeren. Kortom: observaties zijn prima, maar moeten wel in context worden gezien als ze worden gebruikt voor besluitvorming. We weten immers niet wat we (nog) niet weten en er zijn meer waarheden dan in dit artikel zijn gebezigd.
Ik zal mij niet richten op het belang van luchtoverwicht, dat is een open deur. Maar helaas is luchtoverwicht niet het ultieme middel om de wil van een tegenstander te breken. Ik kom daar nog op terug. Wel goed om te lezen dat grond-lucht samenwerking belangrijk is, overigens hoeven we dan niet meer na te denken over de indeling van het DGLC. Dat maakt bij goede samenwerking immers niet uit.
Wat ik wel met de lezer wil delen is dat de begrippen asymmetrie en irregulier met elkaar worden verward. En dat veroorzaakt frictie. Asymmetrie is eigenlijk disbalans. Twee krijgsmachten (c.q. strijdende partijen) staan tegenover elkaar en de ene is veel groter en sterker dan de ander. Niet symmetrisch, dus. Dat ligt in de fysieke component van gevechtskracht en leidt vaak tot irregulier optreden bij de onderliggende partij. Wie niet sterk is moet immers slim zijn. In het kader van de observaties betekent dit dat niet asymmetrie effectief was, maar het irreguliere optreden van de Oekraïense strijdkrachten. Deze asymmetrie werd min of meer opgeheven toen Oekraïne door het westen werd voorzien van extra middelen en met name de lange-dracht vuursteun met precisie-effect dichtte hier het gat. Dus was er feitelijk sprake van een symmetrische situatie. Wel zou je kunnen zeggen dat er bij de mentale component van gevechtskracht sprake was en is van asymmetrie, waarbij het vakmanschap, leiderschap en motivatie van Oekraïne superieur zijn aan deze factoren in het Russische leger. Maar dat staat er niet.
De alinea over cross domain operations is voor niemand een openbaring. Natuurlijk zijn de dimensies van oorlogvoering met elkaar verbonden. Dat dit tot ‘force multiplier’ kan leiden is ook logisch. Mits je het echter goed doet. Wat in dit conflict echter zo opvalt, is dat de Russische luchtmacht, die voorheen door velen als grote dreiging werd gezien, faalt in lucht-grond optreden, niet in staat is het luchtoverwicht te verkrijgen en weinig strategische impact heeft. Het is geen keuze uit rijkdom geweest dat de luchtoperatie en de grondoperaties na de eerste fase van de oorlog zijn gescheiden en de fixed-wing capaciteit van de luchtmacht zich primair moest gaan richten op de diepe operatie in Oekraïne, met tot nu toe echter geen merkbaar effect op de gevechtskracht van de Oekraïense strijdkrachten en zeker niet op de wil van Oekraïne om weerstand te bieden.
Ten slotte is de volgende alinea over het narratief qua inhoud waar, maar niet nieuw. Het was Von Clausewitz die al het concept van de totale oorlog ontwikkelde, waarbij alle machtsmiddelen van de staat worden gebruikt om te winnen. Natuurlijk leiden technologie, creativiteit en intensiteit tot het gebruik van andere en nieuwe middelen, maar de grondslag verandert niet.
Omdat de observaties nog zo fragmentarisch en ook discutabel zijn, is er geen enkele reden om deze observaties te zien als grondslag voor defensieplanning. Daarnaast wordt de mentale component van gevechtskracht vrijwel geheel buiten beschouwing gelaten. Een omissie die we vaker zien, helaas ook in de meest recente Defensienota. Te veel gericht op ijzer en organisatie, te weinig op operaties en leiderschap. Er moet nog veel water door de Dnjepr stromen voordat we een goed en stabiel beeld hebben van de lessen die we kunnen leren uit dit conflict. Wat wel vast staat, is dat oorlog altijd gaat om het breken van de wil van de tegenstander, en de winnaar op dat gebied staat wel vast. Hopelijk leren we dat de principes van Mission Command, die samen met motivatie leiden tot militair succes in dit conflict, ook zo snel mogelijk zouden moeten worden toegepast in de besturing en bedrijfsvoering van Defensie. Want centralisatie verlamt, erodeert betrokkenheid en verantwoordelijkheid en marginaliseert vakmanschap. Misschien is dat wel de belangrijkste observatie en grondslag voor de toekomst van Defensie.