VIERKANT BESCHOUWD
De NAVO-top in Vilnius
Maatregelen in oorlogstijd
Op 11 en 12 juli jl. vond in de Litouwse hoofdstaf Vilnius de NAVO-top van 2023 plaats. In de maanden voorafgaande aan de top was door analisten intensief gediscussieerd over de te nemen maatregelen en besluiten, vooral in relatie tot de oorlog in Oekraïne. Hoewel tijdens de bijeenkomst in Vilnius ook de ontwikkelingen in de westelijke Balkan en de Indo-Pacific onderwerp van gesprek waren, stond de top voor een groot deel in het teken van de situatie op de oostflank van het bondgenootschap. In dit Vierkant Beschouwd gaat de redactie nader in op de ontwikkelingen in Noord- en Oost-Europa, waarbij specifiek de consequenties van de uitbreiding van het bondgenootschap met Finland, Zweden en mogelijk Oekraïne aan de orde worden gesteld.
Het NAVO-lidmaatschap van Oekraïne
Ruim voor de top in Vilnius was een toekomstig NAVO-lidmaatschap van Oekraïne voor veel analisten onderwerp van discussie, waarbij voor- en tegenstanders van het lidmaatschap zich duidelijk uitspraken. Maar de kwestie van het lidmaatschap speelt al veel langer dan de door Rusland op 24 februari 2022 begonnen oorlog. Daarvoor moeten we terug naar 3 april 2008, de slotverklaring van de NAVO-top in Boekarest: ‘NATO welcomes Ukraine’s and Georgia’s Euro-Atlantic aspirations for membership in NATO. We agreed today that these countries will become members of NATO.[1] Het lidmaatschap van beide landen zou een verdere uitbreiding van de NAVO betekenen, na de uitbreidingen van 1999 (Hongarije, Polen en Tsjechië) en 2004 (Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Slowakije en Slovenië). Kort na de top in Boekarest, in augustus 2008, bezette Rusland twee delen van Georgië, de zelfverklaarde republieken Zuid-Ossetië en Abchazië. Deze bezetting duurt tot op de dag van vandaag voort. In 2014 annexeerde Rusland de Krim en steunde de pro-Russische separatisten in de Donbas. In de strijd met het Oekraïense leger hielden de separatisten stand en riepen zij de volksrepublieken Donetsk en Loehansk uit. Van beide ‘zelfstandige volksrepublieken’ werd vervolgens op 21 februari 2022, een dag voor de Russische inval in Oekraïne, door Rusland hun onafhankelijkheid erkend, en enkele maanden later, op 5 oktober en 30 september, werden zij na een omstreden referendum onderdeel van de Russische Federatie. Twee keer viel Poetins Rusland een soeverein land aan en behaalde daarbij een relatief gemakkelijke militaire overwinning. Een militaire reactie door het Westen bleef in beide gevallen uit. Het in 2008 aangekondigde NAVO-lidmaatschap heeft zowel voor Georgië als Oekraïne nooit tot concrete vervolgstappen geleid. Pas tijdens de NAVO-top van 2016 te Warschau werd gereageerd met het besluit om m.i.v. 2017 troepen te stationeren in de Baltische staten en Polen (enhanced Forward Presence, eFP); een bescheiden gevechtskracht van een multinationaal bataljon in elk van de vier landen.
De in februari 2022 door Rusland begonnen oorlog heeft de roep om het lidmaatschap van de alliantie opnieuw aangewakkerd. Geredeneerd vanuit het sentiment als gevolg van de situatie in Oekraïne is dat volkomen begrijpelijk. Maar de NAVO zal een rationele afweging moeten maken, die vooral zal moeten gaan over het moment en de wijze waarop het lidmaatschap wordt gerealiseerd. En dat onder de voorwaarde dat de alliantie een duidelijk beeld heeft van de veiligheidsstructuur en de militaire en politieke verhoudingen in Europa en de rest van de wereld bij effectuering van het lidmaatschap van Oekraïne.
Dat het lidmaatschap niet in kan gaan zolang de oorlog gaande is, mag voor iedereen duidelijk zijn. Het zou immers betekenen dat de NAVO – lees de lidstaten – op grond van Artikel 5 direct in oorlog komt met Rusland. Dat zou een enorme escalatie van het conflict betekenen met het risico van de inzet van kernwapens. Van het lidmaatschap kan daarom pas sprake zijn op het moment dat Oekraïne niet meer in oorlog is. Maar wat is de betekenis van het niet meer in oorlog zijn? Is dan de soevereiniteit van Oekraïne binnen de oorspronkelijke erkende grenzen hersteld – anders gesteld: heeft Rusland zich volledig teruggetrokken van Oekraïens grondgebied? Is dan een staakt-het-vuren voldoende of moet eerst sprake zijn van een officiële vredesovereenkomst? De vraag is dus onder welke omstandigheden en voorwaarden het lidmaatschap wel gerealiseerd kan worden. De slotverklaring van 11 juli jl.[2] is duidelijk over de toezegging uit 2008 (paragraaf 11): ‘We reaffirm the commitment we made at the 2008 Summit in Bucharest that Ukraine will become a member of NATO, …’. Maar later in diezelfde paragraaf: ‘We will be in a position to extend an invitation to Ukraine to join the Alliance when Allies agree and conditions are met’. Deze laatste opmerking bevat twee open einden – ‘when Allies agree and conditions are met’ – en biedt zeker niet de duidelijkheid waarop president Zelensky voorafgaande aan de top had gehoopt. Ook de toezegging dat Oekraïne t.z.t. geen Membership Action Plan (MAP) hoeft te doorlopen, biedt voor het land niet de concretisering die men graag wilde. Vooral een duidelijk tijdsplan voor de toetreding was een nadrukkelijke wens van Oekraïne. En de opmerking enerzijds dat Oekraïne lid zal worden en anderzijds dat de leden moeten instemmen, doet de vraag rijzen of in dit stadium de leden het onderling volledig eens zijn.
Voor Oekraïne kan het lidmaatschap natuurlijk niet snel genoeg komen. Om die reden is in de aanloop naar Vilnius wel gesuggereerd om het zogenaamde ‘Duitse model’ toe te passen[3] als een soort tussenoplossing. In 1955 werd West-Duitsland (dat was verdeeld in Amerikaanse, Britse en Franse bezettingszones) lid van de NAVO, terwijl Oost-Duitsland (de Sovjet bezettingszone) uiteraard geen lid werd. Bij de hereniging van Duitsland in 1990 werd ook het voormalige Oost-Duitsland (de DDR) deel van het NAVO-verdragsgebied. Wanneer die constructie voor Oekraïne zou worden toegepast, zou Oekraïne nu lid worden van de NAVO m.u.v. de door Rusland bezette gebieden in Oekraïne. In de toekomst, wanneer Rusland zich zou hebben teruggetrokken uit de thans bezette gebieden en de oorlog beëindigd was, zouden ook die gebieden tot het NAVO-grondgebied gaan behoren. Er zijn echter twee essentiële verschillen met de situatie van Duitsland in 1955 die de toepassing van het ‘Duitse model’ in de weg staan. Ten eerste was destijds, ondanks de grote tegenstellingen tussen Oost en West, de situatie stabiel, er was geen oorlog. Ten tweede was er een duidelijke en vastgelegde grens tussen Oost- en West-Duitsland. Voor Oekraïne ligt dit duidelijk anders: er woedt een oorlog, waarvan niet gezegd kan worden dat het conflict zich uitsluitend in de bezette gebieden afspeelt en de grens tussen het bezette en niet-bezette deel van Oekraïne is de frontlijn die elk moment kan wijzigen. Kortom, het hele land is in oorlog en een lidmaatschap zou ook in het ‘Duitse model’ ertoe leiden dat de NAVO in de oorlog wordt betrokken, iets wat men juist wil vermijden.
De tekst uit het slotcommuniqué van 11 juli zal verder moeten worden geconcretiseerd, waarbij de NAVO-lidstaten en Oekraïne overeenstemming moeten bereiken over een drietal essentiële aspecten voor het lidmaatschap:
- Wat wordt verstaan onder de situatie dat Oekraïne niet meer in oorlog is: betekent dit dat Rusland zich volledig moet hebben teruggetrokken van het oorspronkelijke Oekraïense grondgebied van voor 2014 of is een situatie denkbaar dat delen van het oorspronkelijke Oekraïne door Rusland bezet blijven?; is een volledige vredesovereenkomst tussen Oekraïne en Rusland noodzakelijk of kan ook een staakt-het-vuren tussen beide landen het lidmaatschap mogelijk maken?;
- Aan welke (politieke en militaire) voorwaarden moet Oekraïne voldoen om lid te kunnen worden;
- Wat is het tijdpad, gerekend vanaf het moment dat de oorlog is beëindigd tot het moment van toetreding en welke zijn de te nemen tussenstappen (waarbij geen MAP hoeft te worden doorlopen).
Artikel 5
De ultieme consequentie van het lidmaatschap van Oekraïne is, dat in de toekomst een beroep kan worden gedaan op Artikel 5. Het is namelijk geen zekerheid dat bij het lidmaatschap van de NAVO Rusland niet opnieuw een aanval op Oekraïne (of een ander deel van de Alliantie) zal uitvoeren. Daarmee zou Rusland weliswaar een groot militair risico lopen – de veel geuite veronderstelling is dat Rusland vanwege het NAVO-potentieel een confrontatie met de Alliantie niet aan zal durven – maar het is niet uit te sluiten. De mogelijkheid van een eventuele door Rusland gezochte confrontatie met de NAVO zal ook afhangen van de bereidheid van de lidstaten om zo nodig letterlijk het gevecht aan te gaan. Politieke verklaringen alleen zijn daarvoor niet voldoende. Het gaat om de geloofwaardigheid van die verklaringen en die wordt bereikt door afschrikking, de concrete uitvoering van de benodigde maatregelen om Oekraïne en andere delen van het NAVO-grondgebied te verdedigen.
NATO-Ukraine Council (foto: NAVO)
Commitment voor de lange termijn
F-16’s voor Oekraïne (foto: Defensie)
Hoewel het lidmaatschap van de NAVO onder de huidige omstandigheden niet haalbaar is, zijn er wel vorderingen gemaakt die een toekomstig lidmaatschap ondersteunen. Op 12 juli werd formeel de NATO-Ukraine Council geïnstalleerd, een overleg- en besluitvormingsorgaan, waarvan Oekraïne een volwaardig lid is. In algemene zin dient de Raad ter voorbereiding op het NAVO-lidmaatschap waarbij gerelateerde politieke en militaire zaken aan de orde komen. Ook kan de Raad dienen voor crisisoverleg.
De NAVO ziet het instellen van de NATO-Ukraine Council als een deel van het driedelige steunpakket dat Oekraïne ‘dichter bij de NAVO moet brengen’. De beide andere onderdelen van het steunpakket zijn de herbevestiging dat Oekraïne lid wordt van de alliantie en het meerjarige programma ter ondersteuning van het volledig interoperabel maken van de Oekraïense strijdkrachten binnen de NAVO. Het meerjarige programma onder de naam Comprehensive Assistance Package (CAP) voorziet in niet-letale steun.
De hard benodigde letale steun aan Oekraïne staat vermeld in de verklaring van de G7-landen (Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, het Verenigd Koninkrijk (VK), de Verenigde Staten (VS)) van 12 juli jl., waaruit ook een duidelijke rol voor de EU blijkt. De G7-landen, waarvan Japan het enige niet-NAVO-lid is en drie landen lid zijn van de EU, committeren zich aan het strategische doel van een vrij, onafhankelijk, democratisch en soeverein Oekraïne, binnen de internationaal erkende grenzen, dat in staat is zichzelf te verdedigen en toekomstige agressie af te schrikken. Voor de verdediging en afschrikking voorziet het steunpakket in militair materieel voor zowel het land-, lucht/space- en maritieme domein, met prioriteit voor luchtverdediging, (lange afstand) artillerie, pantservoertuigen, tanks en andere essentiële middelen zoals gevechtsvliegtuigen en helikopters. Daarnaast wordt samengewerkt op het gebied van inlichtingen, cyber, hybride dreigingen, weerbaarheid en wordt steun verleend bij het trainen van de strijdkrachten en het ontwikkelen van de defensie-industrie. Voor een compleet overzicht van alle steunmaatregelen wordt verwezen naar de verklaring van de G7-landen.[4] Veel van deze steun wordt tot nu toe geleverd door bilaterale overeenkomsten tussen de steunende landen en Oekraïne. Dat blijft ook na de G7-verklaring het geval. Maar de G7 biedt een forum waarbij activiteiten kunnen worden afgestemd en besluitvorming kan worden versneld. Ten slotte nodigt de G7 andere landen uit zich aan te sluiten bij het pakket aan maatregelen. Onder andere Nederland heeft hierop positief gereageerd.
Het is duidelijk dat de oorlog in Oekraïne een langdurig conflict is. Signalen uit het Westen en uit Rusland bevestigen dit. Het in de zomer begonnen tegenoffensief van Oekraíne maakt zeer geringe vorderingen, wat het gevolg is van enerzijds een gebrek aan middelen aan Oekraïense zijde en anderzijds van een goed ingerichte verdediging door Rusland. Het gebrek aan middelen bij het offensief betreft vooral de luchtverdediging en het niet tijdelijk en plaatselijk kunnen bevechten van luchtoverwicht. In de verklaring van de G7 worden deze tekortkomingen weliswaar geadresseerd, maar dat betekent niet dat het probleem daarmee snel wordt opgelost. Het is de lange tijd die benodigd is tussen het moment dat een behoefte aan middelen wordt onderkend en het moment dat die middelen daadwerkelijk ingezet kunnen worden. Te denken valt aan de maandenlange periode die verliep alvorens op politiek niveau werd beslist om tanks te leveren, terwijl het al die tijd voor iedereen duidelijk was dat tanks noodzakelijk waren. Ook het besluit om F-16’s te leveren – de VS gaven daarvoor op 18 augustus jl. het groene licht – heeft meer dan een jaar op zich laten wachten. De langdurige politieke besluitvorming, de tijd die vervolgens nodig is om de levering te effectueren en de Oekraïense militairen op te leiden en te trainen, zijn frustrerende factoren voor een land in oorlog. Het is het Russische leger dat van die situatie profiteert en de troepen in staat stelde om maandenlang de verdediging voor te bereiden en het tegenoffensief af te wachten.
Behalve de lange duur van de besluitvorming is ook de industriële capaciteit een probleem gebleken. In een oorlog als deze zijn grote hoeveelheden wapens, munitie en reservedelen nodig en de industrie is daarop niet ingericht. Het voortzettingsvermogen bij inzet komt daarmee in gevaar. Beide aspecten, besluitvorming in crisissituaties en militaire capaciteiten, hebben in de decennia na het einde van de Koude Oorlog te weinig aandacht gekregen, er heerste een gebrek aan urgentie. Om in de toekomst, ook na beëindiging van de oorlog in Oekraïne, voorbereid te zijn op eventuele conflicten, en het Westen adequaat te kunnen verdedigen, zijn structurele verbeteringen op deze terreinen noodzakelijk.
Voor de huidige situatie in Oekraïne zal het Westen moeten volharden in de toegezegde steun aan Oekraïne. Het lang uitblijven van significante successen bij het tegenoffensief zal het handhaven van de miljarden aan steun op de proef stellen. Snelle en effectieve besluitvorming is daarom noodzakelijk. Voorkomen moet worden dat Oekraïne, door afnemende bereidheid om te steunen, te vroeg naar de onderhandelingstafel wordt gedwongen. De enige die daarvan zal profiteren en gebaat is bij het langer laten duren van de oorlog, is Poetin.
Het lidmaatschap van Finland en Zweden
Naast alle perikelen over de oorlog in Oekraïne waren Finland en Zweden een belangrijk onderwerp van gesprek. Beide landen gaven in mei 2022 te kennen toe te willen treden tot de NAVO. Finland was neutraal sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog (WO II) en Zweden was dat sinds 1814. Het opgeven van de neutraliteit betekent voor beide landen een grote politieke draai, die het directe gevolg is van Poetins oorlog tegen Oekraïne, maar waarbij ook het imperialistische gedrag van Rusland in 2014 een rol heeft gespeeld. Aanvankelijk werd de toetreding geblokkeerd door Turkije (en Hongarije), hoofdzakelijk vanwege het op democratische gronden gestoelde beleid in beide landen met betrekking tot pro-Koerdische groeperingen en personen die door Turkije als terroristisch worden beschouwd. Nadat bij aanvang van de NAVO-top in Madrid, eind juni van het vorige jaar, Turkije in eerste instantie de blokkade ophief, kwam president Erdoğan daar later weer op terug. Door Zweden en Finland zijn maatregelen genomen om aan de bezwaren van Turkije tegemoet te komen. Op 23 maart jl. maakte Turkije bekend de toetreding van Finland niet langer tegen te houden. En op 10 juli jl., de dag voor het begin van de NAVO-top in Vilnius gaf Turkije ook groen licht voor de toetreding van Zweden. Hoewel de nationale parlementen van Turkije en Hongarije nog moeten instemmen, is de verwachting dat de toetreding van Zweden definitief door kan gaan.
Beide landen hebben een gewapende neutraliteit gevoerd, wat inhoudt dat Zweden en vooral Finland de strijdkrachten in stand hebben gehouden, zodat de neutraliteit indien nodig verdedigd kon worden. Van Zweden moet wel worden gezegd dat het land na het einde van de Koude Oorlog, net als veel Europese landen, het vredesdividend heeft geïnd, wat ten koste is gegaan van de militaire capaciteiten. Sinds 2014 werkt Zweden weer aan het verhogen van de gereedheid van de strijdkrachten. Finland, dat met een inwoneraantal van nog geen zes miljoen mensen over een relatief groot leger beschikt, met een groot reservistenbestand, heeft de strijdkrachten altijd goed in stand gehouden. De ongeveer 1300 km lange grens met Rusland was daarvoor een belangrijke reden.
Het lidmaatschap van Zweden en Finland betekent een versterking van de NAVO maar brengt ook risico’s en een uitbreiding van de verantwoordelijkheden met zich mee. Beide landen werken al langere tijd samen met de alliantie en beschikken over militaire capaciteiten die bij de integratie met het bondgenootschap niet voor hele grote problemen zullen zorgen. Het militaire potentieel van de NAVO wordt door de toetreding van beide landen vergroot. Dat potentieel kan, in combinatie met bestaande NAVO-capaciteiten, worden benut in de Baltische en Arctische regio, twee gebieden die door de ontwikkelingen van de laatste tijd om meer militaire inspanning vragen.
De uitbreiding van de NAVO in kaart, situatie 2023. De kleur geeft de status aan: donkerblauw: lidstaat; middelblauw: toekomstig lid; lichtblauw: partnerland; groen: uitgenodigd; grijs: onbestemd; rood: geen lid (Afbeelding: Wikimedia Commons)
Wanneer de toetreding van Zweden en Finland gerealiseerd is, wordt de Baltische Zee – met als uitlopers de Botnische Golf, de Finse Golf en de Golf van Riga – geheel omsloten door NAVO-landen. Het beheersen van de Baltische Zee maakt het mogelijk om (in een conflictsituatie) de bewegingen van de Russische vloot in dat gebied te beperken en ook de enclave Kaliningrad af te sluiten. Dat betekent dat Rusland andere mogelijkheden voor vlootbewegingen zal zoeken. Het Arctische gebied, maar ook de Zwarte Zee worden daardoor belangrijker voor Rusland. Een tweede aspect van het beheersen van de Baltische Zee in combinatie met het grondgebied van Zweden en Finland is het creëren van de strategische diepte die benodigd is voor het aanvoeren van versterkingen bij een (dreigende) aanval op (een of meerdere van) de Baltische staten. Hiermee wordt een zwak punt in de verdediging van het NAVO-grondgebied minder kwetsbaar.
Mede door klimaatveranderingen wordt de Arctische regio voor meerdere partijen van belang vanwege mogelijke scheepvaartroutes en de aanwezigheid van delfstoffen. Het Westen, Rusland en China hebben belangen in het gebied op de noordflank van de NAVO. Het is dus zaak om ook die flank in voorkomend geval te kunnen verdedigen en de vrijheid van beweging te garanderen. De militaire capaciteiten van Zweden en Finland kunnen in NAVO-verband hieraan bijdragen.[5]
De uitbreiding met Zweden en Finland betekent niet alleen het toevoegen van militaire capaciteiten aan de NAVO. Het betekent ook een uitbreiding van de verantwoordelijkheden van de NAVO voor een groter gebied. De Artikel 5-clausule geldt uiteraard ook voor de nieuwe lidstaten. Vooral de 1300 km lange grens van Finland met Rusland en de beheersing van de Baltische Zee kunnen aanleiding zijn voor een militair conflict. Nagedacht moet worden over de concrete maatregelen voor de veiligheidssituatie in de regio, wat leidt tot vragen over het inbedden van beide landen in de commandostructuur, het eventueel stationeren van NAVO-eenheden of hoofdkwartieren, de mogelijke plaatsing van kernwapens, de concrete verdedigingsplannen enz. En een vraag van heel andere orde is op welke wijze beide landen in de toekomst gaan bijdragen aan NAVO-operaties elders in het verdragsgebied, zoals bijvoorbeeld deelname aan de eFP. Overigens zijn deze vragen ook van toepassing op Oekraïne zodra het lidmaatschap ingaat.
Consequenties
Het slotcommuniqué van de gezamenlijke staatshoofden en regeringsleiders dat tijdens de NAVO-top in Vilnius werd gepubliceerd, vermeldt een groot aantal besluiten en maatregelen die nodig zijn om Oekraïne in de oorlog te laten overleven en de veiligheid aan de oost- en noordflank van Europa voor de toekomst zeker te stellen. In dit verband moeten ook genoemd worden het opstellen van regional defence plans, de mogelijkheid om de acht multinational battlegroups (in Estland, Letland, Litouwen, Polen, Bulgarije, Hongarije, Roemenië en Slowakije) te versterken tot eenheden van brigadegrootte en meer algemeen de realisatie van het New Force Model. Voor alle reeds genoemde consequenties van de uitbreiding van het NAVO-grondgebied en de overige noodzakelijke maatregelen geldt dat de uitwerking en implementatie een enorme inspanning van de lidstaten vraagt. Nu op het politieke niveau overeenstemming bestaat, is het zaak om al die besluiten om te zetten in concrete activiteiten. Naast adequate besluitvorming is gecommitteerd blijven essentieel voor realisatie van de plannen.
Na decennia van bezuinigingen hebben veel westerse landen, waaronder Nederland, een begin gemaakt met het herstel en de versterking van de strijdkrachten door het toewijzen van meer budget, het vergroten van de gevechtskracht en een duidelijke focus op wat wij in Nederland de eerste hoofdtaak noemen. De gewijzigde ideeën over toekomstige oorlogvoering – toch weer erg kinetisch, gebruikmakend van grote hoeveelheden dual-usesystemen, zoals drones – zijn hierbij een complicerende factor. Ook de grote hoeveelheid militaire steun aan Oekraïne legt extra druk op de realisatie van de plannen.
De uitbreiding met Zweden, Finland en over enige tijd mogelijk Oekraïne betekent dat het Europese deel van het NAVO-grondgebied groter wordt, waardoor de druk op de Europese lidstaten om een groter aandeel te nemen bij de verdediging daarvan zal toenemen. De belangen van de VS in de Indo-Pacific, waar ook Europa belangen heeft, en een mogelijke wijziging in de Amerikaanse politiek na de volgende presidentsverkiezingen zullen de druk op Europa vergroten.
De staatshoofden, regeringsleiders en de secretaris-generaal van de NAVO bijeen (foto: NAVO)
In juni van dit jaar publiceerde het Britse International Institute for Strategic Studies (IISS) een rapport over de toekomst van de Europese NAVO-landstrijdkrachten.[6] Het rapport vermeldt dat bij de landstrijdkrachten van een aantal landen de laatste jaren weliswaar goede verbeteringen zijn waar te nemen, maar dat gelijktijdig nog veel ernstige tekortkomingen worden geconstateerd die met voortvarendheid aangepakt zullen moeten worden. Voor realisatie van alle plannen wordt een beschikbare periode van vijf à tien jaar genoemd. Een deel van de vermelde tekortkomingen is ook van toepassing op de Nederlandse landmacht. Het grootste probleem van Nederland is waarschijnlijk dat van de personele onderbezetting van de gehele krijgsmacht. Op korte termijn zal een besluit genomen moeten worden dat ertoe leidt dat de eenheden echt met voldoende personeel worden gevuld. Specifiek voor de brigades van de landmacht – in ieder geval de medium en heavy brigade – geldt daarnaast dat de gevechtskracht onvoldoende is vanwege tekorten op het gebied van bewapening, gevechtssteun en logistiek. Er wordt aan gewerkt om deze tekorten aan te vullen, maar op dit moment is bijvoorbeeld al duidelijk dat er extra capaciteit bij de industrie nodig is om het benodigde materiaal op tijd te leveren. Ook op het gebied van digitalisering doen zich bij lopende projecten problemen voor waardoor bij de realisatie vertraging ontstaat (zie ook de onlangs hierover ingediende Kamervragen[7]). Alle krijgsmachtdelen kampen met tekortkomingen die niet van de ene op de andere dag opgelost kunnen worden.
En mochten de problemen op het gebied van personeel en materieel al kwantitatief worden opgelost, waarbij wordt voldaan aan de overeengekomen NAVO-eisen, dan is er nog de uitdaging op het gebied van opleiding, training en certificering van de eenheden en hun staven, voordat gesproken kan worden van voldoende gereedheid.
Premier Rutte, minister van Defensie Ollongren en secretaris-generaal Stoltenberg (foto: ministerie van Defensie)
Ten slotte
In het licht van de ontwikkelingen sinds februari 2022 is het inmiddels geen vraag meer of de Defensievisie 2035 nog voldoende richting geeft aan de thans noodzakelijke ontwikkeling van de krijgsmacht. De ambtelijk geformuleerde ‘aandachtspunten versterking krijgsmacht’ van de defensieleiding, als markant signaal in de aanloop naar de verkiezingen van november a.s., vormt de oproep aan de politiek tot snellere versterking van onze krijgsmacht.[8] Hierin wordt nadrukkelijk ook gevraagd om meer geld, zodat de steun aan Oekraïne niet ten koste gaat van de eigen operationele gereedheid.
We realiseren ons dat een aantal maatregelen voor reparatie en versterking van de Nederlandse krijgsmacht reeds in gang is gezet. De NAVO-top in Vilnius heeft onomwonden duidelijk gemaakt welke extra maatregelen nodig zijn om de veiligheid van de lidstaten in de toekomst te garanderen. Met de mogelijkheid van een Artikel 5-scenario in Europa is het van cruciaal belang dat alle noodzakelijke maatregelen om de krijgsmacht weer inzetgereed te maken, onverkort en zonder vertraging worden uitgevoerd. Er zullen zich ongetwijfeld problemen voordoen, die vragen om snelle besluitvorming en mogelijke aanpassing van de plannen. Bureaucratie en bijvoorbeeld de formering van een nieuw kabinet mogen dan niet de vertragende factoren zijn bij de realisatie.
De veiligheid van het Westen is in het geding. Er is geen andere optie dan hierop serieus te reageren en er vanaf nu voor te zorgen dat de krijgsmacht maximaal voor inzet is voorbereid.
Redactie
Eindnoten:
- https://cutt.ly/swkxhKay
- https://cutt.ly/KwkxjuoS
- ‘If a Divided Germany Could Enter NATO, Why Not Ukraine?, The New York Times, 26 mei 2023; ‘NATO’s Worst-of-Both-Worlds Approach to Ukraine’, Foreign Affairs, 10 juli 2023.
- https://cutt.ly/OwkxjPY0
- Rusland, de Verenigde Staten, Canada, Noorwegen en Denemarken/Groenland hebben territoriale wateren in de Noordelijke IJszee en beschikken over rechten in het gebied; deze landen worden gerekend tot de Arctische kuststaten. Samen met IJsland, Zweden en Finland vormen deze landen de Arctische staten (landen met grondgebied boven de poolcirkel). https://cutt.ly/Xwkxnur7
- ‘The Future of NATO’s European Land Forces: Plans, Challenges, Prospects’; https://cutt.ly/ZwkxkIOu
- https://cutt.ly/owkxlUom
- ‘Defensie 2024 – 2028. Investeren in een veilige toekomst’, met aanbiedingsbrief gepubliceerd op 27 juli 2023.