OPINIE - BUITENLAND
Cdre b.d. prof. dr. Frans Osinga
Voorlopige lessen van een jaar (lucht)oorlog in Oekraïne (2)
CDRE B.D. PROF. DR. FRANS OSINGA
De redactie van Carré heeft cdre b.d. prof. dr. Frans Osinga bereid gevonden om in twee artikelen een beeld te schetsen van de luchtoorlog in Oekraïne. Het eerste deel werd gepubliceerd in Carré 3-2023. Zijn analyse, waarin o.a. wordt ingegaan op de lessen die kunnen worden getrokken uit de oorlog tot nu toe, wordt hieronder vervolgd. De auteur sluit af met de voornaamste conclusie die uit het verloop van de luchtoorlog kan worden getrokken: herstel en exploitatie van asymmetrie.
Richting het tweede oorlogsjaar
Voor Oekraïne blijven er grote zorgen over het verdere verloop van de strijd. De bodem van de voorraad westerse militaire middelen komt in zicht. En weliswaar heeft Rusland naar verluidt al de helft van zijn tanks en zesduizend pantserwagens verloren, de numerieke superioriteit in infanteristen na de mobilisatie van september 2022 en de voortdurende aanwas – tot wellicht 500.000 nieuwe rekruten – kunnen een Oekraïens tegenoffensief nog steeds grondig frustreren. Rusland beschikt bovendien nog steeds over honderden gevechtsvliegtuigen die nog nauwelijks zijn ingezet in deze oorlog en die bij een Russisch offensief wel degelijk voor een doorbraak op een deel van het front zouden kunnen zorgen. Bij een doorbraak in de lucht – het neutraliseren van de Oekraïense air denial capaciteit door een uitputting van de munitievoorraden – zou alsnog het transportnetwerk bedreigd kunnen worden en zou het transport van westerse militaire hulp, munitie en troepen naar het front sterk bemoeilijkt worden. Omgekeerd, als Oekraïne in staat is om het luchtoverwicht te bereiken boven een deel van en achter het Russische front, dan wordt het voor Rusland uiterst riskant om artillerie, tanks en pantservoertuigen bijeen te brengen voor een offensief, en om brandstof- en munitievoorraden dicht bij het front te brengen. Het ontbreken van die mogelijkheden maakt het moeilijk om een offensief te ontketenen.
Momenteel is er sprake van een loopgravenoorlog in de lucht. Geen van beide partijen kan het luchtgevecht winnen, maar geen van beide partijen kan het zich veroorloven dit te verliezen. Deze patstelling is geen indicatie van irrelevantie, maar eerder van groot strategisch belang. Zoals prof. Justin Bronk van het Engelse Royal United Services Institute (RUSI) in een rapport concludeerde: ‘From early March, the VKS [1] lost the ability to operate in Ukrainian-controlled airspace except at very low altitudes due to its inability to reliably suppress or destroy increasingly effective, well-dispersed and mobile Ukrainian surface-to-air missile (SAM) systems……It is purely thanks to its failure to destroy Ukraine’s mobile SAM systems that Russia remains unable to effectively employ the potentially heavy and efficient aerial firepower of its fixed-wing bomber and multi-role fighter fleets to bombard Ukrainian strategic targets and frontline positions from medium altitude, as it did in Syria’.
Vanaf het allereerste begin heeft Oekraïne op agressieve wijze een breed scala aan middelen ingezet om Rusland het gebruik van het luchtruim boven Oekraïne te ontzeggen. Het verminderen van het offensieve potentieel van de Russische luchtmacht was een noodzakelijke voorwaarde voor de eerste kentering rond Kyiv, het standhouden in het oosten, voor de doorbraak in Kharkiv en voor het Kherson-offensief. Daarnaast was het essentieel om te voorkomen dat de transport- en de energie-infrastructuur werden verlamd.
De oorlog kan, zo is inmiddels de overtuiging van de meeste analisten en westerse politici, mogelijk nog jaren duren. De doelstelling van Poetin is niet veranderd (de eliminatie van Oekraïne als soevereine natie) en hij kan vermoedelijk, ondanks de enorme militaire verliezen, de grote schade aan de Russische economie ten gevolge van de sancties, de uitstroom van inmiddels een miljoen mannen, de problemen in de auto-, wapen- en vliegtuigindustrie, en ondanks het verlies aan status, momenteel de oorlog niet beëindigen. Er staat voor hem politiek te veel op het spel. Hij heeft ook nog steeds de indruk dat hij uiteindelijk kan winnen. Onder zijn dictatoriale leiding zal Rusland bereid zijn om de strijd langdurig vol te houden en de enorme kosten te incasseren, in de veronderstelling dat het Westen niet bereid noch in staat is Oekraïne te blijven steunen. En zolang Zelensky in Kyiv zetelt, zijn onderhandelingen onmogelijk, aldus de Russische minister van buitenlandse zaken Lavrov.
Russische oorlogsmisdaden in beeld, een aanval op Kiyv (foto: Wikimedia Commons)
Zelensky zei datzelfde over Poetin in het Kremlin. Ook Oekraïne acht het niet onmogelijk dat het kan winnen, of dat het in ieder geval nog veel terrein kan heroveren, waardoor een veel betere onderhandelingspositie wordt verkregen. Bovendien vindt 85% van de Oekraïense bevolking concessies onacceptabel, logisch in het licht van de vele Russische oorlogsmisdaden, de tienduizenden burgerslachtoffers die Oekraïne al heeft te betreuren en de miljoenen ontheemden en vluchtelingen. Ook hebben Zelensky en zijn regering, en met hen vele westerse politici en analisten, er geen enkel vertrouwen in dat Poetin een eventueel bestand zal nakomen. Eerder zal een bestand door Rusland worden uitgebuit als een strategische pauze, waarin enerzijds de eigen krijgsmacht weer op krachten kan komen en anderzijds de westerse steun aan Oekraïne kan worden ondermijnd. Na enkele jaren kan dan de strijd, na zo’n periode als frozen conflict, weer worden hervat. In die tijd zal Oekraïne niet in staat zijn geweest de economie weer tot leven te brengen, vijf van de zeven havens van Oekraïne zijn immers in Russische handen, of de infrastructuur te herstellen die inmiddels voor meer dan vijfhonderd miljard euro aan schade heeft opgelopen. De politieke speelruimte voor Zelensky is dus, net als voor Poetin, op dit moment erg beperkt en de tegenstellingen en doelstellingen van beiden zijn onverenigbaar.
Zijn er lessen?
Dat is maar de vraag. Deze oorlog is niet dè oorlog zoals die in de toekomst gevoerd zal worden. Die toekomst wordt namelijk ook bepaald door de wijze waarop het Westen zich voorbereidt. En die voorbereiding zal erop gericht zijn een uitputtingsslag te voorkomen. Daarnaast zien we op tactisch en operationeel niveau vooral de bevestiging van het belang van training, inlichtingen, logistieke organisatie en capaciteit, kwaliteit van commandovoering, het belang van moreel van de troepen en goed ingerichte verdedigingslinies, inclusief mijnenvelden en loopgraven, naast noviteiten zoals de combinatie van drones met artillerie, en de inzet van drones door infanteristen. Deze drones maken het voor een tegenstander uiterst riskant om eenheden en materiaal en masse te verzamelen, gezien ook de enorme dominante rol van artillerie, die de meeste slachtoffers aan beide zijden veroorzaakt. Datzelfde geldt voor de impact van MLRS-achtige systemen, die vanaf de zomer Rusland hebben gedwongen om commandocentra en munitiedepots op grotere afstand van het front te plaatsen en daarmee aansturing van en aanvoer naar het front bemoeilijkten. Zoals het in een RUSI-rapport [2] werd samengevat, ‘There is no sanctuary in modern warfare. The enemy can strike throughout operational depth. Survivability depends on dispersing ammunitions stocks, command and control (C2), maintenance areas and aircraft’.
Commandopost van een S-400 systeem (foto: Wikimedia Commons)
De HIMARS-systemen hebben een grote bijdrage geleverd aan het uitschakelen van SAM-systemen, wat herinnert aan het feit dat bevechten van het luchtoverwicht een joint taak is. Op operationeel niveau is duidelijk dat het verwaarlozen van joint warfare expertise fataal kan zijn, een nuttige reminder voor NAVO-eenheden. Ook adaptiviteit en het vermogen om gebruik te kunnen maken van civiele technologieën, zoals drones, commercieel beschikbare communicatiemiddelen als Starlink, en apps voor doellocatie en crowd-funding hebben in deze oorlog hun belang getoond. Er is vooral veel continuïteit in deze oorlog.
Het is in deze fase ook niet verantwoord om categorische beweringen te doen over technologieën of tactieken op basis van onvolledige informatie in een onvoltooid conflict. Uitspraken dat dit het einde van de tank betekent, gezien het enorme aantal dat is vernietigd met de nieuwe generatie antitankwapens, of het einde van de relevantie van gevechtsvliegtuigen vanwege de grote rol van goedkope drones en de dreiging van air denial systemen, zijn voorbarig. De drones zijn wat dat betreft een goed voorbeeld van de gebruikelijke actie-reactie dynamiek waarbij een nieuwe wapentechnologie die zich bewijst op het slagveld al snel resulteert in de ontwikkeling van specifieke tegenmaatregelen in tactiek en doctrine en verdedigingssystemen. Zo ook de tank die sinds het eerste gebruik in de Eerste Wereldoorlog (WO I) een voortdurende evolutie kent in competitie met de evolutie van antitankwapens.
Evenzeer is het voorbarig om te pleiten voor de dominante toekomstige rol van dit of dat wapensysteem, dat zou moeten resulteren in ombuiging van geplande investeringen, zoals bijvoorbeeld de roep om, ondanks de enorme verliezen die vanwege het ontbreken van luchtoverwicht en luchtsteun ermee werden geleden, vooral weer in tanks en bataljons te investeren. Een blik op het voorgaande suggereert juist dat het Westen moet investeren in airpower – defensief en offensief – om daarmee air superiority te kunnen blijven garanderen.
Dergelijke eendimensionale argumentatielijnen op tactisch niveau dienen veelal vooral krijgsmachtdeel-specifieke agenda’s. Een gedegen lessons learned analyse vereist een beschouwing van inzichten op de verschillende niveaus – tactisch, operationeel, strategisch – afzonderlijk en in samenhang, en in de diverse domeinen eveneens afzonderlijk en in samenhang.
Ten tweede, context is allesbepalend. Iedere analyse moet beginnen bij de realisatie dat het verloop van deze oorlog en de relevantie – of irrelevantie – van bepaalde wapensystemen in grote mate beïnvloed is door de vele merkwaardige Russische fouten en manco’s. Dit lange lijstje omvat onder meer:
- een slecht doordacht campagneplan, gebaseerd op misplaatste aannames, bijvoorbeeld met betrekking tot westerse verdeeldheid;
- onvoldoende training en voorbereiding van de betrokken eenheden;
- een zwak, corrupt en uiterst gecentraliseerd commandovoeringsysteem met een cultuur die initiatief op lagere niveaus en betrouwbare informatievoorziening smoort;
- matige kwaliteit van materiaal en onderhoud;
- gebrekkige logistieke capaciteiten;
- het onvermogen tot joint warfare;
- het gebrek aan discipline en een goed opgeleid kader van onderofficieren.[3]
Deze oorlog betreft bovendien een botsing tussen twee identieke krijgsmachten, in die zin dat beide kampen gelijksoortige wapensystemen inzetten, waarbij tot nu toe geen van beiden in staat is gebleken een asymmetrie te creëren. Voor wat betreft Rusland is dat grotendeels toe te schrijven aan de initiële fouten die zijn gemaakt. Kwantiteit is in zo’n context inderdaad, zoals het cliché stelt, een kwaliteit op zich. Wat dat betreft is deze oorlog een hernieuwde kennismaking met industriële oorlogvoering waarin productiecapaciteit weer essentieel blijkt te zijn, iets dat door diverse westerse politieke en militaire leiders sinds de zomer, en in februari wederom tijdens de Munich Security Conference waarschuwend en aansporend op de agenda werd geplaatst. Bovendien is het een ongelijke strijd in die zin dat Oekraïne een klassieke beperkte oorlog voert waarin het beperkt is, en wordt door westerse druk, in het vermogen om Rusland zelf aan te vallen. Rusland daarentegen voert een totale oorlog tegen de gehele Oekraïense maatschappij.[4]
Rusland voert een totale oorlog tegen de gehele Oekraïense maatschappij
Een Oekraiense T-72 tank (foto: Wikimedia commons)
Déjà Vu
De hernieuwde kennismaking met de Russische strategische cultuur van totale oorlog en het besef dat het Westen op industriële oorlogvoering moet zijn voorbereid, zijn twee belangrijke inzichten op strategisch en politiek-strategisch niveau. Kwantiteit van wapensystemen, munitievoorraden, reserveonderdelen, redundantie; het zijn strategische kwaliteiten. Op strategisch niveau liggen ook al andere duidelijke vingerwijzingen voor de toekomst. Terecht merken westerse politieke leiders op dat Oekraïne ook vecht voor onze belangen en waarden. Het is een beschavingsoorlog tegen het Westen, en een oorlog die de toekomstige orde in Europa gaat bepalen, alsmede de geloofwaardigheid van de NAVO en de EU. Het is, met China op de achtergrond, een systeemoorlog die het in zich heeft om de internationale rechtsorde structureel te ondermijnen.
Het is ook een nieuwe Koude Oorlog, en die is gevaarlijker dan de vorige. Destijds waren beide kampen er vanaf de jaren zeventig op uit nucleaire stabiliteit te handhaven. Er waren wapenbeheersingsregimes en vertrouwenwekkende maatregelen overeengekomen en de grenzen in Europa stonden niet echt ter discussie. Nu zijn echter de eertijds afgesloten akkoorden over kernwapenreductie ontmanteld en zit in het Kremlin een leider die Rusland weer de status van supermacht wil teruggeven en het Russische rijk en de beschaving uitbreiden met de invloedssferen van weleer. Grenzen worden door Rusland, dat deze oorlog inmiddels als een existentiële oorlog heeft geframed, weer opnieuw getrokken en de nucleaire dreiging wordt daarbij als instrument niet geschuwd.
Dat is een verontrustend deja vu. Rusland heeft weliswaar in deze oorlog fouten gemaakt en enorme verliezen geleden, het heeft intussen wel voor ruim vijfhonderd miljard euro aan schade toegebracht aan de Oekraïense maatschappij, miljoenen inwoners ontheemd en doen vluchten en tienduizenden burgerslachtoffers veroorzaakt. Dat risico is niet weg voor met name Oost-Europese lidstaten van de NAVO en EU. Dat verklaart waarom Finland en Zweden het lidmaatschap van de NAVO hebben aangevraagd en Polen de defensie-uitgaven tot 4% van het bnp zal laten stijgen. Want in de context van een directe confrontatie met de NAVO zou Rusland vermoedelijk een ander plan hebben getoond, met veel betere voorbereiding, meer realistische aannames en toepassing van de beoefende doctrines, en waarschijnlijk ook een grotere terughoudendheid om steden te bombarderen uit angst voor westerse vergelding en nucleaire escalatie.[5]
Forward Presence als context voor lessen uit de oorlog
Vandaar ook dat vanaf februari 2022 de Baltische staten pleiten voor vervanging van de vigerende strategie van deterrence by punishment door de veel geloofwaardigere deterrence by denial. Tot nu toe kon het Westen alleen hopen dat de dreiging van een voor Rusland pijnlijke en kostbare militaire afstraffing voldoende zou zijn om het te weerhouden van een militaire inval in een van de Oost-Europese lidstaten. Sinds 2014 was echter duidelijk dat dit een weinig geloofwaardige strategie was. Een studie van de Amerikaanse denktank RAND concludeerde, evenals vele andere analyses, dat het met de beschikbare militaire middelen voor de NAVO vermoedelijk niet mogelijk was om de naleving van Artikel 5 van het NAVO-verdrag te garanderen.[6] De grote aantallen Russische grond-grond raketten en luchtafweersystemen in onder meer Kaliningrad betekenden een grote dreiging voor de dunne lijn van de enhanced Forward Presence (eFP-)eenheden in de Baltische staten. Rusland kon daarmee ook het Westen het luchtoverwicht, dat cruciaal was om de eFP- eenheden te verdedigen, te voorzien van luchtsteun en versterkingen, ontzeggen.
Daarachter lag niet alleen het resultaat van decennialang bezuinigen op defensie en voorbereiden op met name vredesoperaties, maar ook een voortdurende afhankelijkheid van Amerikaanse militaire bijdragen. Sinds 1999 toonde de zogeheten capability gap, het lijstje met Europese militaire tekortkomingen, voor een aanzienlijk deel airpower-capaciteiten als Suppression of Enemy Air Defence (SEAD), Intelligence Surveillance and Reconnaissance (ISR), Air Command and Control (C2), Electronic Warfare en stand-off munitie. De Europese, tot de vierde generatie behorende, gevechtsvliegtuigen zouden, zonder substantiële ondersteuning door Amerikaanse SEAD-operaties en vijfde-generatie (stealth) gevechtsvliegtuigen, geen overlevingskans hebben tegen de Russische S-300 (SA-10 Grumble) en S-400 (SA-21 Growler) luchtafweersystemen. De proliferatie van dergelijke systemen was al een decennium lang zorgwekkend en was voor meerdere Europese luchtmachten een belangrijk argument om de F-35 aan te schaffen. Nu stond die dreiging plots aan de NAVO-grenzen en ondermijnde het ontbreken van luchtoverwicht de geloofwaardigheid van de conventionele afschrikkingsstrategie. Of, zoals een Franse analist stelde, zonder luchtoverwicht zijn de eFP eenheden geen tripwire maar sitting ducks.[7] Een snelle Russische operatie, enkele kilometers een Baltische grens over, zou een fait-accompli situatie creëren die de NAVO voor grote problemen zou plaatsen.
De weapons bay van een F-35
De NAVO heeft een opmerkelijke eenheid hervonden en bewaard
Het is die context, de nieuwe Koude Oorlog, waarin mogelijke lessen moeten worden geplaatst die voor het Westen relevantie krijgen. De NAVO, het Westen, heeft een opmerkelijke eenheid hervonden en bewaard. Het heeft herontdekt welke waarden op het spel staan en herontdekt wat het betekent om ‘het Westen’ te zijn. Landen hebben zich bereid getoond Oekraïne te steunen met een steeds verder uitbreidend arsenaal aan militaire middelen. De sterkte van de westerse eenheid is echter steeds onderhevig aan politieke schommelingen in individuele landen. Het besef groeit ook dat deze oorlog van lange duur zal zijn en dat de bodem van het militaire arsenaal in zicht komt. Inmiddels roept Secretaris-Generaal (SG) Stoltenberg van de NAVO op om de 2% norm als de ondergrens te beschouwen en waarschuwt dat het verzekeren van de veiligheid in de toekomst meer zal vergen dan dat. De NAVO-lidstaten hebben in juni 2022 een nieuw strategisch concept geaccordeerd dat de oorlog in Oekraïne reflecteert en oproept tot een even noodzakelijke als ambitieuze strategie van Forward Presence. In de woorden van dat concept:
‘We will significantly strengthen our deterrence and defence posture to deny any potential adversary any possible opportunities for aggression. To that end, we will ensure a substantial and persistent presence on land, at sea, and in the air, including through strengthened integrated air and missile defense. We will deter and defend forward with robust in-place, multi-domain, combat-ready forces, enhanced command and control arrangements, prepositioned ammunition and equipment and improved capacity and infrastructure to rapidly reinforce any Ally, including at short or no notice’.
Een logisch maar ook ambitieus voornemen.
Les 1 van de (lucht)oorlog: herstel en exploitatie van asymmetrie
Een blik op de ‘oude’ Koude Oorlog bevat nuttige inzichten over de vraag hoe die strategie realiteit kan worden. Vanzelfsprekend vereist dat uitbreiding van de huidige beperkte capaciteit aan grondtroepen. Dat vereist ook uitbreiding van de fysieke infrastructuur aan de oostgrens. Essentieel is dat het stoppend vermogen wordt versterkt zodat een agressie al bij de grens, met Russische eenheden op grote afstand, tot staan kan worden gebracht. Dat stoppend vermogen bestaat ten eerste uit artillerie- en raketsystemen en herstel van Europese landpower-capaciteiten voor Artikel 5 operaties. Nog belangrijker is asymmetrie op operationeel en strategisch niveau te herstellen en te exploiteren. Dat betreft westerse airpower-capaciteiten inclusief het vermogen om die gecoördineerd in te zetten. Daarin was het Westen de afgelopen decennia, tot aan 2014 en de bewustwording van de Russische A2AD capaciteiten, superieur aan datgene wat Rusland te berde kon brengen.
Dat was ook het geval tijdens de laatste twee decennia van de Koude Oorlog. Toen berustte de geloofwaardigheid van de NAVO conventionele afschrikkingsstrategie in niet geringe mate op de technologische en operationele superioriteit van het Westen op het gebied van airpower (evenals seapower overigens). Numeriek was de NAVO aan de oostgrens in het nadeel. De verwachting was dat de gordel van legerkorpsen, na een intens gevecht met het eerste echelon van de landstrijdkrachten van het Warschau Pact (WP), uiteindelijk zou worden verslagen door het tweede en derde echelon. Er bestond geen groot verschil in kwaliteit van de wapensystemen aan beide zijden. Dat was lange tijd ook het geval op het gebied van airpower, totdat vanaf halverwege de jaren zeventig de gevechtsvliegtuigen van de vierde generatie, zoals de F-15, F-16, F-18 en Tornado, en moderne bommenwerpers als de B-1B hun intrede deden, met daarbij precisiewapens, kruisraketten en forse aantallen SEAD-middelen en capaciteiten voor elektronische oorlogvoering. Daarmee was de kans reëel dat het tweede en derde Russische echelon in de diepte konden worden aangevallen. Met de indrukwekkende aaneengesloten gordel geïntegreerde luchtverdedigingssystemen – de Hawk- en Nike-stellingen – kon bovendien een Russische luchtaanval worden gepareerd. Deze combinatie ondermijnde de strategie van het WP.
Die asymmetrie moet worden hersteld en geëxploiteerd. Rusland vertrouwt wederom op haar vermogen om een slijtageslag langer vol te kunnen houden dan Oekraïne en het Westen. De nieuwe Forward Presence-strategie dient een dergelijk scenario – verzand raken in een uitputtingsoorlog – te voorkomen. Herstel van landpower capaciteiten, zeker essentieel, doet dat echter onvoldoende. Wat uit bovenstaande reconstructie duidelijk is geworden, is dat air denial een strategische randvoorwaarde is. Het heeft een grote rol gespeeld in het verloop van de oorlog. Dat was op zich verrassend, maar sinds het falen van de Russische luchtoorlog evident werd, was het geen verrassing welke problemen dit voor Rusland zou opleveren. Die luchtoorlog woedt nog steeds voort en de partij die het luchtoverwicht kan behalen, verkrijgt een asymmetrisch voordeel op operationeel en wellicht strategisch niveau. De oorlog toont ook aan hoeveel moeite het kost om dat te bewerkstelling wanneer partijen beschikken over een grote dichtheid aan lucht- en raketafweersystemen, en geen van beide partijen over voldoende SEAD-capaciteiten en gevechtsvliegtuigen van de vijfde generatie beschikt.
De lessen die langzaam duidelijk worden op operationeel, strategisch en politiek-strategisch niveau dwingen het Westen dan ook om in ieder geval met hoge urgentie zeker te stellen dat het Westen weer luchtoverwicht garandeert boven de Oost-Europese NAVO-lidstaten evenals boven de civiele en militaire kritische infrastructuur in de overige lidstaten. Twee studies [8] concludeerden al voor de oorlog dat het oplossen van bekende critical capability shortfalls noodzakelijk is: ‘A2/AD, stand-off munitions, SEAD, DEAD, Enhanced Ground Based Air Defence, Theater Ballistic Missile Defence, Electronic Warfare, modernized and hardened C4ISR, and fifth generation combat aircraft’. Recent beklemtoonde een RUSI-rapport [9] dit nogmaals. Hierin werd gesteld dat ‘The key warfighting bottleneck standing in the way of generating sustainable European deterrence credibility against Russia (or other regional near-peer threats like Iran) is an inability to credibly establish air superiority due to lack of SEAD/DEAD capacity. Fixing this deficiency should, therefore, be seen as a matter of urgent priority’.
Air denial is een strategische randvoorwaarde
Dit behelst ten eerste investeringen in voorraden specifieke munitie waarmee vijandelijke luchtafweersystemen vanaf grote afstand kunnen worden uitgeschakeld. Ten tweede vereist dit in Europa een uitbreiding van het aantal F-35 gevechtsvliegtuigen. Huidige vierde generatie gevechtsvliegtuigen maken weinig kans in een air denial context zoals die te zien is in Oekraïne. De F-35 daarentegen is specifiek ontworpen om in een dergelijk scenario effectief te kunnen optreden, en ook, met de geavanceerde sensoren aan boord, om dergelijke moderne SAM systemen te lokaliseren en aan te vallen [10]. Een derde opgave is de permanente stationering van grote aantallen Patriots en soortgelijke luchtafweersystemen in het oosten, en deze te koppelen aan het NATO Integrated Air & Missile Defence (NATO IAMD) systeem. Ten vierde is de uitbreiding van het aantal vliegbases in die regio noodzakelijk. Redundante vermindert de kwetsbaarheid en vergroot de tijd dat vliegtuigen daar kunnen patrouilleren, verhoogt de responsiviteit, en verkleint de behoefte aan schaarse Air to Air Refuelling (AAR-)capaciteit. Ook faciliteert het de logistieke uitdaging om in tijden van crisis snel aanvullende militaire capaciteiten naar de oostgrens te transporteren.
Technologisch zijn deze westerse systemen superieur aan datgene dat Rusland kan produceren. Wanneer deze systemen in grotere aantallen dan nu voorzien worden verkregen, herstelt de NAVO de operationele en strategische asymmetrie. Dat verklaart ook waarom meerdere landen na het begin van de oorlog orders hebben geplaatst voor F-35 gevechtsvliegtuigen, zoals Finland dat 65 exemplaren heeft besteld, en aanvullende luchtafweersystemen. Tevens wordt zo de Europese afhankelijkheid van Amerikaanse airpower-capaciteiten verminderd. Het Duitse Skyshield-initiatief van oktober, waar intussen zeventien Europese landen zich bij hebben aangesloten, dat beoogt de verwerving van luchtverdedigingssystemen te bevorderen en te coördineren, is een reflectie van dit besef.[11]
Deze investeringen zijn randvoorwaardelijk voor herstel van het vermogen om grondtroepen aan de oostflank te beschermen tegen raket- en luchtaanvallen en zo nodig in vroegtijdig stadium middels Air Interdictie en Close Air Support (CAS) voor de essentiële stopping power kunnen zorgen. Dat versterkt het politieke signaal dat de Forward Presence strategie uit moet stralen, namelijk dat militaire agressie geen enkele kans van slagen heeft.
Herstel van asymmetrie vereist dat investeren in air superiority als hoogste prioriteit wordt gezien. Want, zoals het recente RUSI-rapport waarschuwt: ‘The only alternative – accepting that air superiority is not attainable over future battlefields contested by Russia or another adversary nation – would require a total redesign of NATO’s joint forces towards a force that relies on massed artillery, armour and infantry as the core of its fighting power, rather than air-delivered firepower. That alternative implies demographic, political and financial costs that far outstrip the costs of regenerating warfighting credibility for NATO air forces’.[12] Als er al een les valt te leren uit de tragische oorlog die nu weer op Europese bodem plaatsvindt, dan is het dat het herstel van operationele en strategische asymmetrie essentieel is. Maar ook dat is eigenlijk geen nieuw inzicht.
Het politieke signaal moet uitstralen dat militaire agressie geen enkele kans van slagen heeft
Eindnoten
- VKS: Vozdushno-kosmicheskiye sily (ofwel in goed Nederlands de Russische Lucht- en Ruimtestrijdkrachten).
- Preliminary Lessons in Conventional Warfighting from Russia’s Invasion of Ukraine: Febrary -July 2022. Voor een vertaalde samenvatting van dit rapport, zie Carré 2-2023. Zie hierover ook het artikel van genm b.d. Australian Army Mick Ryan, 19 februari 2023.
- Zie ook de opmerking van David Patreus voor CNN; Dara Massicot, 'What Russia Got Wrong, Can Moscow Learn From Its Failures in Ukraine?' op Foreign Affairs website, March/April 2023.
- Foreign Affairs, March/April 2023; Rob Johnson, 'Dysfunctional Warfare: The Russian Invasion of Ukraine’, Parameters 52, no. 2 (2022): 5-20, doi:10.55540/0031-1723.3149.
- Lawrence Freedman, 'Kyiv and Moscow Are Fighting Two Different Wars, What the War in Ukraine Has Revealed About Contemporary Conflict', Foreign Affairs, February 17, 2023.
- David A. Shlapak and Michael W. Johnson, Reinforcing Deterrence on NATO’s Eastern Flank, Wargaming the Defense of the Baltics, RAND, Santa Monica, 206, p.1.
- Hugo Meijer and Stephen G. Brooks, 'Illusions of Autonomy, Why Europe Cannot Provide for Its Security If the United States Pulls Back', International Security, Vol. 45, No. 4 (Spring 2021), pp. 7–43, Martin Zapfe (2017) 'Deterrence from the Ground Up: Understanding NATO’s Enhanced Forward Presence', Survival, 59:3, 147-160; Jens Ringsmose & Sten Rynning (2017) 'Now for the Hard Part: NATO’s Strategic Adaptation to Russia', Survival, 59:3, 129-146; Stephan Frühling & Guillaume Lasconjarias (2016), 'NATO, A2/AD and the Kaliningrad Challenge', Survival, 58:2, 95-116.
- Wayne A. Schroeder, 'NATO at Seventy: Filling NATO’s Critical Defense-Capability Gaps', Atlantic Council, Washington, D.C., 2019; : Paul van Hooft and Lotje Boswinkel, 'Surviving the Deadly Skies Integrated Air and Missile Defence 2021-2035', HCSS, The Hague, 2021.
- Justin Bronk, 'Regenerating Warfighting Credibility for European NATO Air Forces', Whitehall Report 23-1, RUSI, London, 2023, p. vi.
- Ibid, p. 31.
- 'European Sky Shield Initiative gains two more participants', 15 februari 2023.
- Justin Bronk, 'Regenerating Warfighting Credibility for European NATO Air Forces', Whitehall Report 23-1, RUSI, London, 2023, p. vi.