THEMA LANDOPTREDEN
KOL B.D. DRS. AD DE ROOIJ - DRS. BELINDA SMEENK
Op 12 mei organiseerde de NOV in samenwerking met het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) een symposium onder bovenstaande titel. Het symposium was een interactieve voortzetting van een inhoudelijke discussie, gestart in Carré 2-2023, het themanummer ‘Landoptreden: kerntaak warfighting’. Hieronder volgt een uitgebreid verslag van deze dag.
Het publiek was een mix van actieve en post-actieve militairen afkomstig uit alle defensieonderdelen, maar ook van beleidsmedewerkers, wetenschappers, journalisten en politici. De deelnemers kregen een interessant programma voorgeschoteld met deskundige sprekers die enthousiast werden begeleid door dagvoorzitter en ‘veldheer’, lgen b.d. Mart de Kruif. Het programma bestond uit vier blokken waarin de sprekers diverse aspecten van het thema warfighting behandelden.
Blok 1: Transformatie en doorontwikkeling landmacht
Wat betekent warfighting voor de landmacht?
Commandant Landstrijdkrachten (C-LAS), lgen Martin Wijnen begon met de platitude dat we in een ongelooflijk dynamische tijd leven. We hebben niet langer te maken met wars of choice, zoals in de afgelopen dertig jaar, maar worden geconfronteerd met wars of necessity. Hij benadrukte daarbij dat de heroriëntatie op warfighting niet betekent dat we terug gaan naar de jaren tachtig van de vorige eeuw, maar: ‘We gaan vooruit naar 2024’. Het betekent dat we weer moeten leren om te opereren in grotere verbanden van legerkorpsen en divisies. Dat is immers voor command & control (C2) in warfighting essentieel. De landmacht heeft daarom zijn drie brigades ondergebracht in Duitse divisies om zo in gezamenlijkheid grotere en meer robuuste formaties aan de NAVO te kunnen aanbieden. Het heroprichten van een Nederlandse divisie is namelijk, gezien de diversiteit van de Nederlandse brigades (light, medium en heavy), onwenselijk. Het gezamenlijk met Duitsland samenstellen van de divisies heeft voordelen voor beide partijen, omdat ook Duitsland zijn krijgsmacht weer moet versterken. Binnen NAVO-verband werken we nu gezamenlijk regionale plannen uit, vergelijkbaar met de plannen uit de jaren tachtig van de Koude Oorlog. Er zijn veel parallellen, maar tegelijkertijd ook veel verschillen. Hoofdtaak 2 en 3 blijven echter ook belangrijk.
Daarnaast is het volgens C-LAS essentieel voor warfighting dat de brigades het gevecht van verbonden wapens kunnen voeren. Hij is daarom blij met de Defensienota(DN) 2022 waarin staat dat we de brigades gaan versterken. De brigades krijgen meer eigen capaciteiten zoals vuursteun en luchtverdediging, waardoor training van combined arms beter mogelijk wordt. Daarmee zijn we er nog niet, want er zijn nog reparaties nodig op gebied van gevechtskracht (zoals extra vuurkracht bij medium en een extra bataljon bij zowel medium als heavy) en logistiek om de drie brigades volledig warfighting capable te maken.
Met het extra budget uit de DN 2022 versterkt de landmacht de brigades om beter in staat te zijn het gevecht van verbonden wapens te voeren
Dit symposium gaat over warfighting. Om een indruk te geven wat dit concreet betekent voor de Oekrainse militairen die het gevecht in Bakhmut voeren, werd een korte video getoond, opgenomen met een GoPro camera.
C-LAS licht toe wat warfighting betekent voor de landmacht en hoe de landmacht transformeert
De transformatie is complex
Hoe komen we tot deze warfighting capable landmacht? C-LAS ging hier uitgebreid op in. Er is sprake van twee systeemschokken die aan de verandering ten grondslag liggen. De eerste is de Russische inval in Oekraïne. Deze heeft er onder andere toe geleid dat de NAVO zichzelf aan het heruitvinden is en bezig is met het formuleren van het New NATO Force Model: een nieuwe plannings- en gereedstellingsystematiek. De andere systeemschok voor de landmacht is de DN 2022 waarin het defensiebudget met 40% is verhoogd. C-LAS herinnerde het publiek aan de 13% krimp van het budget ruim tien jaar geleden en welke grote gevolgen die krimp had. De impact van een stijging van het budget die drie keer zo groot is als die krimp, is enorm.
Met het extra budget uit de DN wordt allereerst de basis op orde gebracht. Daarnaast moet de landmacht worden omgebouwd tot een organisatie die beter in staat is tot warfighting. Dit betekent onder meer dat commandanten meer bevoegdheden krijgen. De brigades worden omgevormd naar commandsdie meer middelen toebedeeld krijgen om hun gereedstelling in te vullen. Daarbij kan tevens doelgerichter worden gewerkt, omdat elk command gespecialiseerd is in een specifieke taak en organisatie: light, medium en heavy.
Elk command is een ‘jas waar je uitstapt voor warfighting’ om zo Combined Arms Teams (CAT’s), Battalion Task Groups (BTG’s) of een Brigade Combat Team (BCT) te kunnen formeren, naar analogie van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC) waar de commandant al over die armslag beschikt. Deze eenheden (CAT, BTG, BCT) bestaan uit het eigen beroepspersoneel (de eerste schil), met daarnaast een tweede schil van militairen op vredesfuncties. Deze krijgen een zogenaamde X-lastgeving in de operationele organisatie. Een derde schil bestaat uit reservisten. De vierde schil bestaat uit civiele organisaties, die met name in Nederland en het achtergebied taken kunnen invullen, zoals met het logistiek ecosysteem. Ondanks dit alles heeft de huidige landmacht onvoldoende voortzettingsvermogen. Er is geen capaciteit om personele verliezen in voldoende mate aan te vullen. In dit kader verwees C-LAS naar de succesvolle proef met het dienjaar. Dit biedt hoop. Hij voorziet dat het nodig zal zijn dit dienjaar uit te bouwen naar een dienrecht, bijvoorbeeld naar Zweeds model. Tegelijkertijd geeft hij ook aan dat de mentale omschakeling naar warfighting in de transformatie het moeilijkst is. Zijn grootste zorg is hoe we de transformatie sneller kunnen uitvoeren.
C-LAS sloot zijn inleiding af met de wrange conclusie dat het goed gaat met Defensie, omdat het minder goed gaat met de wereld.
indrukwekkend hoe complex de transformatie is
College Tour gesprek
In de hierop volgende ‘College Tour’ werden onder leiding van de dagvoorzitter vragen aan C-LAS voorgelegd. Als eerste werd doorgevraagd naar de keuze om de brigades in Duitse divisies onder te brengen. Betekent dit een keuze van de landmacht om zich volledig te richten op de dreiging in het oosten van Europa en niet op het zuiden? Lgen Wijnen lichtte toe dat de landmacht optreedt in NAVO-verband. De NAVO is in de planvorming, de Regional Plans, bezig met het formeren van zogenaamde troops to task. Uit dit New NATO Force Model zal ook volgen wat de opdrachten voor de brigades en andere landmacht-capaciteiten gaan zijn. Momenteel is de landmacht overigens logistiek nog niet in staat om op twee gescheiden assen grote operaties te ondersteunen. In dit verband maakte lgen Kees Matthijssen, voormalig C-MINUSMA, duidelijk dat ook op de zuidflank de dreiging groter wordt. De gordel van instabiliteit ontwikkelt zich niet alleen in het oosten. In het zuiden is de dreiging minder militair, maar meer in termen van vluchtelingenstromen en inwassen van terroristische elementen. Ook dit zet druk op de vrijheden en levensstandaard zoals we die kennen in Europa. Daarbij is er ook steeds meer verwevenheid van conflicten en van onze drie hoofdtaken te zien, omdat bijvoorbeeld Wagner ook in Mali optreedt, en Rusland via hybride acties westerse landen in hun thuisland probeert te beïnvloeden.
De dagvoorzitter en C-LAS behandelen vragen uit het publiek à la ‘College-Tour’
Logistieke lifelines
Dit leidde direct tot de vraag of de aansluiting van de Nederlandse troepen in Oost-Europa op het achterland is gegarandeerd. De Lines of Communications (LOC) zijn inderdaad een punt van grote zorg voor C-LAS. In vergelijking met de Koude Oorlog is de afstand tot het operatiegebied drie keer zo groot en daarnaast ontbreekt de (logistieke) infrastructuur die ons land tijdens de Koude Oorlog in Duitsland had. Er is een speciale werkgroep opgericht die hier oplossingen voor zoekt. Duidelijk is wel dat dit niet kan met standing forces. Want we krijgen de benodigde logistieke eenheden niet gevuld met personeel en als dat wel zou lukken, dan hebben ze in vredestijd te weinig te doen. Daarom moeten we het anders regelen, bijvoorbeeld met een dienjaar/dienrecht, reservisten met een ‘opblaasconstructie’ samen met civiele partners, het zogenaamde ‘logistiek ecosysteem’. Ook geneeskundig is de capaciteit beperkt. Na realisatie van de plannen uit de DN 2022 kan één geneeskundige keten worden uitgebracht. Nederland moet daarnaast bij de logistieke ondersteuning zoveel mogelijk samenwerken met partnerlanden als Duitsland en Polen. We moeten ons realiseren dat dit overigens niet alleen een taak is van Defensie. Nederland heeft hier als samenleving een opdracht.
Reservisten
Op een vraag of het wenselijk is burgers die bij Defensie werken een status als reservist te geven, antwoordde C-LAS instemmend. De proefneming met het dienjaar laat zien dat 30-40% van de deelnemers militair wil blijven en een even groot percentage reservist wil worden. Het is nodig dat de Nederlandse maatschappij wordt gemobiliseerd om de vulling van de krijgsmacht te garanderen. Daarom moet Defensie op het gebied van werving alle zeilen bijzetten. De procedures bij werving zijn momenteel te bureaucratisch, te omslachtig en te langdurig. De landmacht wil sollicitanten direct gaan aannemen op een tijdelijk civiel contract om daarna de aannameprocedures op te starten, zodat je de mensen niet kwijtraakt.
Arbeidsvoorwaarden
De laatste vraag was of C-LAS de effecten ziet van de laatste arbeidsvoorwaardenakkoorden en wat hij gaat doen als er onvoldoende personeel komt. C-LAS noemde het effect van het arbeidsvoorwaardenakkoord enorm, met name voor de onderofficieren was de beloning niet in lijn met het werk. Maar hij waarschuwde ook dat de hoge inflatie ertoe leidt dat de verbeteringen teniet worden gedaan. De commandanten van de operationele commando’s hebben de Hoofd Directeur Personeel (HDP) en de bonden daarom opgeroepen met een nieuw concurrerend arbeidsvoorwaardenakkoord te komen vóór afloop van het huidige akkoord eind 2023.
Blok 2: Lessen uit de oorlog in Oekraïne
BNR-podcast over afschrikking
Dit blok begon met een exclusief voor dit symposium gemaakte uitzending van de BNR-podcast Boekestijn en De Wijk (zie de link aan het einde van deze alinea). Als eerste wezen de heren op het verschil tussen de Russische en westerse kijk op veiligheid en afschrikking en misverstanden die daarover bestaan. De Russen zien strategische afschrikking veel ruimer dan westerse landen. Het tegengaan van zogenaamde kleurenrevoluties en het creëren van bufferstaten vallen daarbinnen. Het Westen ziet afschrikking als het voorkomen dat een vijand een voet over de drempel zet. Gebeurt dit toch, dan wordt een vijand ‘gestraft’. Dit kan ook betekenen dat kernwapens worden ingezet. Rusland ziet afschrikking als het ontwrichten van een potentiële vijand met hybride oorlogvoering en het ondermijnen van zijn samenleving zodat deze niet in actie kan komen. Als het Westen ook op deze manier zou optreden, ziet Rusland dat echter als een escalatie.
Heeft de krijgsmacht een rol in het beschermen tegen hybride oorlogvoering, wordt aan Rob de Wijk gevraagd. Ja, sowieso via de eerste hoofdtaak, die nu anders ingericht gaat worden, maar ook via de derde hoofdtaak (ondersteuning van de civiele autoriteiten). Daarnaast blijft ook de tweede hoofdtaak belangrijk vanwege vitale belangen van Nederland buiten Europa. Van deelname aan vredesoperaties in coalitieverband zal ook in de toekomst sprake zijn. Het optreden wordt daarom complexer.
De exclusief voor dit symposium geproduceerde BNR-podcast ging over het HCSS-rapport ‘Hoe moet Rusland worden afgeschrikt’
Volgens Boekestijn blijft Europa voorlopig afhankelijk van de Verenigde Staten (VS) voor nucleaire afschrikking. Daarom zijn de Amerikaanse troepen in Europa belangrijk als tripwire. We moeten echter ook rekening houden met een terugkeer van Trump of een lookalike. Een grotere Europese rol op nucleair gebied binnen de NAVO is daarom noodzakelijk.
Het lastige wat betreft militaire operaties in de Baltische landen is het gebrek aan strategische diepte. NAVO-eenheden in de Baltische landen zijn hierdoor kwetsbaar, waardoor vrij snel sprake kan zijn van een nucleair scenario. Door de toetreding tot de NAVO van Finland en mogelijk ook Zweden ontstaat er meer diepte en kunnen eenheden misschien in die landen worden gepositioneerd.
De sprekers van HCSS: drs. Frank Bekkers (l) en dr. Tim Sweijs (m)
Russisch revisionisme serieus nemen
Na deze podcast presenteerden sprekers van het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) en het Land Warfare Centre (LWC) een aantal lessen. HCSS begon met de verklaring dat het Russische revisionisme en de frustratie van Poetin echt zijn en niet slechts voor de bühne. We moeten daarom nadenken hoe we de veiligheidspercepties van andere landen serieus kunnen nemen. Voor ons is het belangrijk dat we geen deterrence gap richting Rusland mogen hebben. We moeten de hele range van nucleaire oorlogvoering via conventionele oorlogvoering tot middelen in het hybride spectrum afdekken. Daarbij geldt het adagium si vis pacem, para bellum: ‘wie vrede wil, bereidt zich voor op oorlog’. Als we onze strijdkrachten niet hoeven in te zetten, is dat een succes.
Ondanks het gebrek aan Russisch succes zouden we een voorbeeld moeten nemen aan de whole of government approach van de Russen. Daarnaast loopt het Westen risico. We hebben de ‘voordeur’ nu wel versterkt, maar er zijn diverse ‘achterdeuren’ waar we kwetsbaar zijn. Collectieve verdediging begint thuis. En dat is nodig bij alle hoofdtaken. Overigens heeft ook Rusland dergelijke ‘achterdeuren’ omdat het gebied zo groot is met zoveel tijdszones. Sint Petersburg is vanuit Finland evengoed te bereiken als Tallin en Riga vanuit Rusland.
Ten slotte is het voor het Westen belangrijk aandacht te hebben voor afschrikkingscapaciteiten van niet-NAVO partnerlanden en deze landen hierbij zo nodig te assisteren. Revisionistische staten zullen immers een fait accompli willen nastreven en dus is voorkomen door afschrikking noodzakelijk. Wij kunnen deze landen helpen met extended deterrence, maar ook met het vergroten van active resistance voor het geval het misgaat en preventief met signaling.
Het gevecht van verbonden wapens werkt
Het LWC begon met te stellen dat voor credible deterrence het Westen capabele strijdkrachten nodig heeft én de wil om deze in te zetten. De eerste les die zij vaststellen, is dat het gevecht van verbonden wapens werkt. De Russen probeerden eerst met kleine aantallen luchtlandingseenheden Kyiv in te nemen, maar dat werkte niet omdat Oekraïne was voorbereid op een aanval. Dan is het gevecht van verbonden wapens het enige dat werkt. Maar ook Rusland is aan het leren; het gevecht van verbonden wapens blijft in beweging. Voorwaarde is echter dat deze vorm van optreden wordt beoefend. We moeten dus meer trainen, niet alleen met de traditionele, maar ook met nieuwe capaciteiten zoals (counter)drones en non-kinetische middelen als CEMA en C&E.
Ten tweede dat de technologie voor het versnellen van de sensor-to-shooter tijd al lang voorhanden is, zowel duurdere militaire als goedkopere civiele technologie. Concrete uitwerking van het concept en het vaststellen van juridische en ethische kaders is echter nodig.
Ten derde heeft de oorlog het belang van voortzettingsvermogen getoond. Het gaat hierbij om personeelsaanvulling, hergroepering en roulatie van eenheden, materiële instandhouding en bevoorrading. In oefeningen plannen we meestal dat een brigade na 24 uur klaar is, maar we moeten het ook een jaar vol kunnen houden. Er zijn dagelijks grote aantallen gesneuvelden en gewonden, en het munitieverbruik is hoog. Tegelijkertijd moet de logistiek ook verspreid optreden.
Een ander aspect is het flexibel gebruik maken van civiele capaciteiten, niet alleen op logistiek gebied, maar bijvoorbeeld ook voor het winnen van inlichtingen bij de burgerbevolking. Het conflict in Oekraïne is niet de blauwdruk voor een toekomstige oorlog, maar slechts ‘een’ oorlog. Wel leert de oorlog ons dat beginselen van militair optreden een blijvende waarde hebben. Al vereisen sommige beginselen een nieuwe invulling. Ten slotte moeten we als Westen ook naar Oekraïne kijken. Wat kunnen wij van hen leren?
Het gevecht van verbonden wapens werkt
LWC sprekers lkol Michael Serné (midden) en lkol Hans van der Linden (rechts)
Implementatie van lessen blijft uitdagend
Aan het eind werd bediscussieerd hoe we deze lessen beter kunnen implementeren. De dagvoorzitter vraagt het publiek of operationele commandanten wel voldoende tijd, mandaat en middelen hebben om de lessen te implementeren. De meningen daarover zijn verdeeld. LWC geeft aan dat we inderdaad nog wat werk te verzetten hebben om de genoemde lessen te implementeren. Niet alleen op gebied van concepten en doctrine maar ook in training.
Blok 3: Multi Domain Operations
Drie stromingen
In dit blok kwamen specialisten uit de vijf militaire domeinen (land, zee, lucht, cyber en space) aan het woord om hun visie op Multi Domain Operations (MDO) te geven. De sessie begon met een nadere toelichting op de drie stromingen over het begrip MDO door panelhostlkol RMWO Gijs Tuinman: de holistische benadering (overeenkomstig de Comprehensive Approach), de technologische benadering van MDO als systeemintegratie en ten slotte MDO als operationeel concept.
In alle domeinen is prake van onzekerheden, ook door het wegvallen van het westerse militaire overwicht. De domeinen moeten elkaar aanvullen om militair succesvol te kunnen zijn. De domeinen beïnvloeden elkaar. Zo wordt de scheiding tussen land en zee steeds kleiner. Het is dus de kunst de domeinen met elkaar te verbinden, zonder dat zij hun eigen vakkennis en daarmee hun sterke kanten verliezen. Dit vereist wel een open houding naar de andere domeinen. Je moet niet primair aan je eigen domein denken, maar aan het grotere geheel. Begrip van elkaars domeinen is hiervoor essentieel en moet vanaf het begin (KMA en KIM) onderdeel zijn van opleiding en training.
Het MDO panel bestaande uit ‘warrior scholars’ van ieder domein. Van links naar rechts: maj Peer Donders (cyber), kol Bernard Buijs (space), lkol Sander Donker (land), KLTZ dr. Roy de Ruiter (maritiem) en ltkol Joël Postma (lucht).
De paneldiscussie met warrior scholars over Multi Domain Operations (MDO) werd geleid door lkol RMWO Gijs Tuinman. Hij leidde de paneldiscussie in met een compilatie van de podcast 'Boots on the Ground' (Landmacht YouTube kanaal) met drie van de panelleden.
Bekijk de vier volledige MDO-afleveringen:
Nieuwe domeinen space en cyber
Het domein space is vooral een enabler voor de andere domeinen, maar er gaat ook een dreiging naar hen uit vanuit space, waarbij China steeds sterker wordt. Zo zijn GPS en satellietcommunicatie niet langer vanzelfsprekend. Er worden door meerdere partijen grote aantallen satellieten de lucht ingeschoten. Dat betekent dat iedereen mee kan kijken. En met name Integrated Air & Missile Defence (IAMD) bevat allemaal space componenten.
Het andere ‘nieuwe’ domein cyber is fysiek onzichtbaar, maar keert in elk ander domein terug. Een defensieve zwakheid op zee, kan nadelen hebben voor het landoptreden als de capaciteiten verbonden zijn. Cyber-aspecten moeten dan ook vanaf het begin door de andere domeinen in beschouwing worden genomen. In het cyberdomein zijn er drie vormen van optreden: attack, defence en resilience. Voordelen van het cyberdomein zijn dat het zo wijd is als de wereld – want er zijn geen geografische vakken – en dat Nederland een voorloper is op cybergebied. Er zijn ook nadelen. Ten eerste heeft cyber tijd nodig. Een hack kan bijvoorbeeld niet aankomen en dan zal op een andere manier actie moeten worden genomen. Daarnaast ontbreken op dit moment de juridische kaders voor offensief optreden en moeten wij ons beperken tot cyber defence.
Wat betekent MDO voor landoptreden?
De vraag is wat MDO betekent voor het landoptreden. Duidelijk is dat het gevecht niet meer binnen het enkele domein kan worden gewonnen en evenmin met joint optreden. Een voorbeeld: de kerntaak ‘vinden’ zal in de toekomst steeds eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd. Concentratie van eenheden en vrijheid van handelen zullen steeds moeilijker worden. Om succesvol te kunnen zijn op het land, zijn de andere domeinen keihard nodig. Verwezen werd naar een citaat van de Amerikaanse lgen McMaster ‘There are two ways to fight wars: asymmetric and stupid’. MDO is een conceptuele mogelijkheid om asymmetrie te bereiken.
De verschillende domeinen hebben ieder hun eigen kracht maar ook hun eigen zwaktes. Zo is cyberwereldwijd snel inzetbaar zonder fysieke obstakels. Met cyber sensoren kunnen eenheden op het land ondersteund worden, maar cyber heeft ook het landdomein nodig om te weten welke merken civiele camera’s in bepaalde landen gebruikt worden. Space kan voor het landoptreden een enabler zijn voor joint fires met zowel sensoriek, GPS, datalink als GPS-guidance van raketten. Maar dit is ook door near peers niet langer gegarandeerd.
Niveau waarop MDO plaatsvindt
Een vragensteller uit het publiek wil weten of de planning van MDO niet eerder op legerkorpsniveau of hoger zit. Is dit wel een vraagstuk voor de Nederlandse krijgsmacht? Op dit moment zal het orkestreren van MDO inderdaad meer op het niveau van het Joint Forces Command plaatsvinden, met daarbij politieke guidance van SHAPE. In warfighting zal het optreden heel snel in internationaal verband plaatsvinden. Maar dat neemt niet weg dat we in vredestijd elkaar moeten leren kennen, evenals elkaars mogelijkheden en beperkingen.
In de toekomst kunnen alle sensors en shooters direct verbonden worden, en dan moeten we nadenken op welke laag we welke activiteiten van verschillende domeinen moeten plannen. Space assets komen straks meer en meer beschikbaar voor kleine eenheden zoals pelotons. Maar waar we de planning van deze schaarse assets het beste kunnen doen, staat nog in de kinderschoenen. Ook cyber vindt op alle niveaus plaats en er wordt veel met het KCT samengewerkt. Met een cybersensor kan bijvoorbeeld het zuiveren van een huis veel gemakkelijker worden.
We moeten MDO vooral samen doen!
Randvoorwaardelijk netwerk
Informatiegestuurd optreden (IGO) speelt een belangrijke rol bij MDO. IGO is geen doel op zich, maar randvoorwaardelijk om succesvol te zijn in MDO. Binnen het maritieme domein is dit al ver gevorderd omdat ze gebruik maken van Link 16. Wel is het de vraag hoe men elkaars data goed kan gebruiken. Niet alleen tussen de verschillende domeinen maar ook door de verschillende landen. En satellietcommunicatie wordt als eerste door de near peer tegenstander gedegradeerd. Op gebied van space zie je dat de VS en China constellaties van satellieten aan het maken zijn. Europa heeft op dit moment nog geen plannen voor een constellatie en is dus afhankelijk van de VS. In het landdomein zien we daarnaast een software-oorlog over GPS-geleide HIMARS die gestoord wordt door de Russen en vervolgens weer wordt aangepast.
lkol RMWO Gijs Tuinman sloot af met de samenvatting dat we op tactisch niveau moeten nadenken met behulp van MDO als operationeel concept, elkaars domeinen kennen en het hogere niveau moet de juiste capaciteiten/middelen regelen.
Blok 4: Combined Arms & Enablers
Operationele praktijk
In dit blok voerden operationele commandanten een discussie over het gevecht van verbonden wapens en wat dit in de praktijk inhoudt. Hierbij gaven zij ieder aan wat momenteel goed gaat en dus bestendigd moet worden en waar verbetering nodig is.
Wat bestendigen?
Zowel de brigadecommandant als de commandant van een pantserinfanteriebataljon noemden de opdrachtgerichte commandovoering en het oplossingsgericht en creatief denken van het personeel. Dit is een absolute vereiste om op een onoverzichtelijk slagveld onder continue wijzigende omstandigheden te kunnen overleven en uiteindelijk te winnen. Volgens de brigadecommandant maakt dit het verschil. Naast opdrachtgerichte commandovoering is hier het juiste commander’s climate van belang. Accepteer dat mensen fouten maken. Dat is niet erg als het niet te vaak gebeurt en de mensen ervan leren. Nederlanders staan in Duitsland ook bekend als creatief en out-of-the-box denkend. De bataljonscommandant voegde daaraan toe dat tot en met het compagniesniveau de zaken goed zijn geregeld en we goed zijn in warfighting. Bovendien beschikken we over goed materieel, maar niet altijd het juiste of in voldoende mate. Volgens de commandant van het Defensie Helikoptercommando (C-DHC) zijn onze mensen een sterk punt. Hij noemde daarnaast de goede samenwerking tussen land- en luchtmacht in zijn eenheid.
De Commandant Vuursteuncommando (C-Vustco) betoogde dat het concept van optreden van onze artillerie een sterk punt is. Het betreft het dynamisch optreden, verspreid en mobiel (shoot & scoot) dat ook keihard noodzakelijk is tegen dreiging van drones, CEMA en vijandelijke artillerie. Bgen de Wolf-Fabricius, die enablers als logistiek, geneeskundig en de C2-ondersteuningsketen vertegenwoordigde, noemde als sterk punt de data-ondersteunde ketens in de bedrijfsvoering. Inmiddels zijn alle goederensoorten over op SAP en kan de keten goed worden ondersteund in het statische en ontplooide domein. Dat is een enorme stap voorwaarts.
De operationele commandanten bespraken wat er goed is en wat er beter kan ten aanzien van Combined Arms & Enablers. Van links naar rechts: cdre Pier Schipmölder (C-DHC), bgen Nicole de Wolf-Fabricius (trekker van CLAS-studie Enablers), bgen Roland de Jong (C-43Mechbrig), kol Michel Roelen (C-Vustco) en lkol Rutger Saathof (C-42 Painfbat).
Wat verbeteren?
Volgens de bataljonscommandant moet meer aandacht worden besteed aan het gevecht van verbonden wapens vanaf bataljonsniveau in de context van een divisie of brigade, lees het grootschalig conflict. Kennis en kunde op vooral de hogere niveaus en de juiste context voor de bataljons ontbreken, evenals het trainen van de mentale component in relatie tot het grootschalig conflict. En net zoals ieder orkest moet men vaak samen oefenen in de samenstelling waarin daadwerkelijk wordt gevochten, zoals in bataljonstaakgroepen, en met de effecten van de bovenliggende niveaus. Ook de vulling is een punt van zorg. Om twee inzetbare compagnieën gereed te stellen is momenteel het hele bataljon nodig.
De brigadecommandant – en hij wilde als infanterist dat punt maken – noemt alles wat met de logistiek te maken heeft, een verbeterpunt. Dit naar aanleiding van zijn ervaringen tijdens de oefening Bison Sustain. Dit betreft bijvoorbeeld het aantal voertuigen om containers te vervoeren, maar ook de middelen van logistieke eenheden om zichzelf te beschermen en zo nodig te verdedigen, zoals bewapening, verbindingsmiddelen en nachtzichtapparatuur.
C-Vustco noemde als verbeterpunt de C3 (command, control, communications). Het betreft onder meer het gebrek aan bandbreedte van de radio’s en de robuustheid van de systemen. Hij wees erop dat wij geen EM-supremacy hebben, en we onze verbindingen weer conform PACE (primary, alternative, contingency, emergency) moeten gaan inrichten. Ook volgens C-DHC is hier verbetering nodig. Volgens hem hebben we met de huidige middelen onvoldoende situational awareness (SA) en zijn de mogelijkheden om met elkaar te praten beperkt.
De vertegenwoordiger van de enablers noemde de mindset van een deel van het personeel als verbeterpunt. Deze moet weer worden gericht op warfighting. Nu is de instelling nog te veel gericht op het ondersteunen van de tweede hoofdtaak. Een methode is het mee laten oefenen van de logistiek en oefeningen niet langer ‘wit’ te ondersteunen. Wat lastig is, is dat onze enablers centraal georganiseerd zijn bij COMMIT (Munitiebedrijf), DOSCO (Defensie Gezondheids Organisatie) en OOCL. Dus we moeten teruggaan naar de doctrineconcepten van de NAVO (level 1 logistics) en eerst dezelfde definities hanteren en elkaar begrijpen.
Vernieuwde aandacht voor het militaire vak is winst
Beeld en geluid bij warfighting
Vanuit het publiek werd gevraagd wat het panel verstond onder ‘combined arms in warfighting’? Hebben we daar wel hetzelfde beeld bij. In Oekraïne wordt een brigade 72 uur ingezet, en daarna gewisseld om te recupereren om vervolgens weer ingezet te worden. De bataljonscommandant beaamt dat een oorlog geen vier dagen duurt. Voor de mindset wil hij dan ook graag zijn eenheid een langere periode trainen, zoals tien dagen met chaos, frictie en hindernissen. C-Vustco gaat uit van een divisie van de Russische Federatie (RF) die aanvult en een brigade die verdedigt. De RF-divisie heeft grote aantallen artilleriesystemen en mortieren. De uitdaging voor de brigadecommandant is om zo snel mogelijk die vijandelijke capaciteit uit te schakelen. De mindset bij DHC is nu dat vier helikopters veel is, maar dat is het in warfighting niet meer. We moeten leren in grotere schalen, en dan ook nog met de logistieke uitdagingen erbij. Voor de logistiek maakt het niet uit hoe lang het duurt; een logistieke keten moet voor zowel 72 uur als één jaar opgezet kunnen worden. Het aantal assen waarop geopereerd wordt is uitdagender.
Officieren weer leren vechten!
De dagvoorzitter eindigt met de stelling die is gerelateerd aan het artikel van de lkol Pieter Soldaat en lkol RMWO Gijs Tuinman in de Militaire Spectator van maart 2023. Het gros van de aanwezigen is het eens met de stelling dat officieren te weinig kennis hebben van optreden in grotere formaties en tijd/ruimte factoren. De dagvoorzitter sluit af met de uitspraak van de Amerikaanse generaal Jim Mattis dat iedere officier elk jaar minstens vijf boeken moet lezen en daarop getest moet worden. De intellectuele basis was volgens hem onvoldoende. Hij vroeg Gijs Tuinman welk boek hij zou adviseren, en zijn boekentip was Call Sign Chaosvan Jim Mattis.
Zowel aan het begin als aan het eind vroeg de dagvoorzitter aan het publiek of we als krijgsmacht voldoende zijn voorbereid op warfighting.
Afsluitend
Oproep NOV
Lkol Niels van Woensel, de voorzitter van de NOV, sloot af met te stellen dat het goed is dat er veel initiatieven in de krijgsmacht zijn om weer aandacht voor onze professie en warfighting te hebben. Hij riep ook het publiek op om in dit debat actief deel te nemen, met artikelen, symposia of in een andere vorm. De kracht van het netwerk is dat we een gedeeld belang hebben om onze krijgsmacht weer op orde te brengen.
Behoefte aan verdieping van het militaire vak
Diverse deelnemers aan het symposium gaven aan dat het een indrukwekkende en goed georganiseerde dag was met goede sprekers. Alle vier blokken werden als interessant ervaren. De een wilde nog meer verdieping in de bestuurlijke en organisatorische uitdagingen. De ander wilde meer weten hoe we MDO en combined arms concreet kunnen maken en verbeteren. Het beeld van warfighting is op deze dag voor velen duidelijker geworden. De openhartigheid van de sprekers werd gewaardeerd, maar diverse mensen waren verontrust over de genoemde tekortkomingen. Sommigen vroegen zich ook af hoe we de civiele wereld beter kunnen betrekken, want in hoeverre is de maatschappij klaar voor warfighting? Kortom: het smaakt naar meer, waarbij we ernaar moeten streven jonge officieren en cadetten, en ook de wereld buiten Defensie, er meer bij te betrekken. Het goede nieuws is dat tijdens de borrel de basis al werd gelegd voor diverse initiatieven voor nieuwe symposia en artikelen. Laten we onszelf weer leren vechten!