OPINIE - BINNENLAND
Lgen Luyt voor de ingang van ‘zijn’ luchtmachttoren (foto: Wikimedia Commons)
Carré sprak met scheidend C-LSK, lgen Dennis Luyt
BGEN B.D. IR. L.P. BOOMAN KOL DRS. L.C.J.M. PUNT
Lgen Luyt heeft op 14 april van dit jaar, na bijna zeven jaar lang Commandant Luchtstrijdkrachten (C-LSK) te zijn geweest, het commando overgedragen aan zijn collega lgen André Steur. Zijn lange staat van dienst en uiteraard zijn kennis en ervaring binnen de luchtmacht vormden een goede reden voor de redactie van Carré voor een interview met lgen Luyt.Het gesprek vond plaats in de luchtmachttoren in Breda op 12 april, dus vlak voor de commando-overdracht. Een mooie gelegenheid om in ontspannen sfeer te reflecteren op de laatste jaren, maar zeker ook op recente ontwikkelingen. Het luchtdomein is de laatste jaren veranderd en vernieuwd. Het is dus interessant om te horen of we wat hem betreft op de goede weg zijn. Bij aanvang van het interview merkte hij op dat hij het recente themanummer van Carré1 over landoptreden een goed nummer vond. Wat hem betreft werden daarin de thema’s geadresseerd die nu op de militaire agenda moeten staan.
Gezien de ontwikkelingen in het oosten van Europa vroegen we de generaal naar zijn mening over de ontwikkelingen daar en in het bijzonder die in het luchtdomein.
De generaal vraagt zich hardop af hoe het kan dat de partijen in Oekraïne in een loopgravenoorlog terecht zijn gekomen. Makkelijk wordt hierbij een link gelegd naar de Eerste Wereldoorlog (WO I), waarin hetzelfde is gebeurd. Het gevolg hiervan is dat er aan beide zijden een groot verlies aan mensenlevens valt te betreuren. Wat hem betreft is de oorzaak vooral het feit dat het beide partijen niet is gelukt om, tenminste tijdelijk en plaatselijk, het luchtoverwicht te bevechten. Hierdoor is uiteindelijk een symmetrische oorlog ontstaan, die vooral in het landdomein wordt gevoerd. Dit vindt hij opvallend, want beide partijen hadden toch eigenlijk wel mogelijkheden voor luchtoverwicht moeten hebben. Hij stelt dan ook: ‘De NAVO moet hieruit leren dat we moeten voorkomen dat in een toekomstig conflict op de grond een ‘staal-op-staal’ situatie ontstaat. We moeten in staat zijn om asymmetrie te creëren. Hier is een plan voor nodig, en dat vergt een andere mindset’. Zijn verwachting is ook dat de West-Europese maatschappij en onze politici een langdurige staal-op-staal oorlog, met bijbehorende menselijke verliezen, mentaal niet lang zullen volhouden. Dit in tegenstelling tot de Russen. Die weten de oorlog te framen als een existentiële oorlog, waardoor het conflict nog steeds steun heeft onder de bevolking.
Het verwonderde de generaal dat het Rusland niet is gelukt om luchtoverwicht te krijgen, want dat lag wel degelijk in de lijn der verwachting. Beide partijen zijn vooralsnog in staat ‘om de luchtverdedigingsbubbel in stand te houden waardoor beide partijen geen vrijheid van beweging in het luchtdomein hebben, en dus niet in staat zijn om effectieve joint operaties uit te voeren’. Wij moeten hier volgens hem van leren. Het gevecht van de verbonden wapens, inclusief cyber, is van belang. Moeten we dan fysiek veel sterker zijn dan de te verwachten tegenstander? ’Nee, we moeten, naast het hebben van voldoende spullen, vooral slimmer zijn. Als NAVO moeten we, o.a. door gezamenlijke oefeningen, werken aan multidomein operaties (MDO) en daarmee ook laten zien wat we kunnen. Daarmee wordt de afschrikking ingevuld’.
Op de vraag hoe hij denkt dat de oorlog in Oekraïne zich verder ontwikkelt, geeft de generaal aan dat hij niet verwacht dat er spoedig iets zal veranderen. ‘Als Rusland stopt, stopt de oorlog. Maar als Oekraïne stopt, verliezen ze de oorlog. Om dat laatste te voorkomen is onze steun dus van groot belang, o.a. door het leveren van luchtverdediging. Als luchtmacht proberen we ons op volgende stappen voor te bereiden. We onderzoeken hoe we onze Oost-Europese partners kunnen helpen om over te stappen op F-16’s, bijvoorbeeld door het inrichten van een trainingscentrum F-16, zodat hun oudere vliegtuigen naar Oekraïne kunnen. En daarmee sneller F-16 capaciteit kunnen opbouwen in die landen. Wel of niet F-16’s leveren aan Oekraïne is uiteindelijk een politiek besluit, maar het is de taak van het militaire domein om de politiek handelingsopties aan te reiken’. Op de vraag of de generaal het denkbaar acht dat F-16’s naar Oekraïne worden gestuurd, geeft hij aan dat dat zeker denkbaar is, maar niet het ei van Columbus; het zijn slechts puzzelstukjes om luchtoverwicht te krijgen. En het zal nog wel de nodige opleidingslast en veel tijd vergen om de F-16 capaciteiten effectief te maken in Oekraïne.
Nederlandse F-16’s bewapend voor de luchtverdedigingsrol (foto: Wikimedia Commons)
De Verenigde Staten (VS) oefenen druk uit op Europa om betrokken te zijn bij de Indo-Pacific en lijken de afgelopen jaren minder steun te geven aan Europa. Wat betekent dat?
De generaal geeft aan dat hij recentelijk in Japan en Hawaii is geweest en dat hij heeft gemerkt dat de dreiging van China daar als veel reëler wordt ervaren dan hier in Nederland: ‘Hier lezen we er slechts over in de krant’. Met zijn standpunt staat hij op twee benen:
- Ondanks dat we zeker niet moeten denken dat de VS Europa niet meer steunen, moeten we er rekening mee houden dat vijandelijkheden kunnen escaleren in de Indo-Pacific en dat de Amerikanen in dat geval veel van hun capaciteiten zullen inzetten. Europa zal dan zelfstandiger moeten kunnen acteren in ‘de eigen achtertuin’ en daar eigen capaciteiten voor moeten hebben. Gelukkig zien we in veel landen nu een groei van budget en capaciteiten.
- Als Europa moeten we een goede bondgenoot zijn en ook zelf ‘er staan’ in de Indo-Pacific. Het luchtwapen is dan de snelste mogelijkheid en dit heeft consequenties. De luchtmachten van Europa zouden geregeld moeten oefenen in de regio. Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (VK) doen dat al. Hiermee laten we zien wat we kunnen, we geven steun aan de bondgenoten in de regio. De lucht- en ruimtedomeinen bieden de beste mogelijkheden voor snelle inzet en moeten dus worden versterkt. Ook de minister en de Commandant der Strijdkrachten (CDS) zijn volgens hem deze mening ook toegedaan. Het zwartste scenario zou natuurlijk zijn als tegelijkertijd in het oosten van Europa én in de Indo-Pacific escalaties gaan plaatsvinden. Voor de luchtmacht is aanwezigheid in de Indo-Pacific de komende tijd nog wel een balancing act tijdens de transitie naar de F-35. Totdat deze is afgerond, wat is gepland voor medio 2024, is hiervoor eigenlijk geen capaciteit beschikbaar. Wel kan bezien worden op welke andere wijzen de luchtmacht zou kunnen bijdragen, bijvoorbeeld met inzet van een Multi Role Tanker Transport (MRTT)2 vliegtuig.
De Airbus A-330 MRTT (foto: Wikimedia Commons)
De generaal antwoordt op de vraag of hij blij is dat Duitsland wapensystemen uit de VS koopt, hem dat zeker verheugt: ‘Dit biedt mooie gelegenheden om nauwer samen te werken op het gebied van de F-35, de Chinook, maar ook binnen het ruimtedomein. Duitsland is voor Nederland een belangrijke partner’. Integratie met Duitse eenheden, zoals in het landdomein, vindt hij daarentegen niet voor de hand liggend, omdat andere samenwerkingsverbanden ook opgezet moeten kunnen worden. De luchtmacht probeert met bondgenoten die dezelfde capaciteiten hebben samen te werken om effective fighting forces te kunnen vormen. Naadloos samenwerken, zoals tot nu toe nog steeds gebeurt met de F-16, acht hij het meest effectief. Samen opleiden, trainen en tactische procedures ontwikkelen met gelijkgestemde landen rondom een specifiek (gedeeld) wapensysteem levert de meeste meerwaarde op. Een concreet recent voorbeeld hiervan is het onderzoeken van de mogelijkheid voor opzet van een Forward Operating Base (FOB) in het noorden van Noorwegen, vanwaar een Nederlands F-35 squadron direct zou kunnen opereren.
Naadloos samenwerken met gelijkwaardige bondgenoten is het meest effectief
Optreden met F-35’s levert ook uitdagingen op bij het inrichten van een nieuwe interoperabele command and control (C2) structuur. Hierover wordt binnen de luchtmacht nagedacht en geëxperimenteerd, zoals bijvoorbeeld met het project Keystone, de ontwikkeling van een battle management system voor het luchtdomein. Doel is het creëren van een veilig netwerk, samen met de VS en met betrokkenheid van de Nederlandse industrie, waar uiteindelijk ook andere landen bij aan moeten kunnen sluiten. De recente inzet in Polen heeft namelijk uitgewezen dat er zeker nog stappen gezet moeten worden om optimaal gebruik te kunnen maken van de informatie die onze nieuwe gevechtsvliegtuigen aanleveren. Het is ook duidelijk dat lucht- en ruimtesystemen enorm kunnen bijdragen aan de situational awareness op elk niveau, ook in het land- en het maritieme domein.
De generaal vindt niet dat alleen moet worden gefocust op optreden in NAVO- of EU-verband. Het gaat ook om andere coalities en het verdedigen van onze nationale belangen, bijvoorbeeld in het Caraïbisch gebied. We moeten denken in scenario’s en niet alleen de ‘oude hoofdtaak-1’ manier van optreden voor ogen houden. Bij voorkeur werkt hij in Europa samen met de landen die ook over de F-35 beschikken, waarbij wel bredere standaarden worden toegepast om ook andere landen te kunnen laten aansluiten. Volgens hem stimuleert het NAVO-commando voor luchtoptreden (AIRCOM) de samenwerking in kleine groepen eveneens. Successen verspreiden zich dan als een olievlek binnen de NAVO. Hij dicht Nederland hierin een leidende rol toe vanwege onze sterke industriële en intellectuele basis.
We zijn benieuwd naar de opvattingen van de generaal over MDO.
MDO is volgens de generaal zeker geen Nederlands concept. Het onderwerp speelt al jaren, alhoewel het geregeld anders wordt genoemd. Naar zijn mening is MDO het opereren in een coalitie om effectief op te treden binnen bepaalde missiesets. We moeten daarbij niet te veel blijven nadenken over de exacte definitie, maar ernaar streven om het werkend te krijgen. Van groot belang hierbij is de connectiviteit; wat moeten we inrichten en doen om in alle domeinen samen effectiever te zijn? Welke informatie-uitwisseling tussen welke wapensystemen en mensen is nodig?
Het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) is op dit moment bezig om vijf scenario’s te ontwikkelen. Zo heeft één ervan betrekking op het hoge noorden. Hierbij moet worden bepaald wat nu eigenlijk de Nederlandse bijdrage is en worden nagegaan welke sensor to shooter verbindingen nodig zijn voor een zo hoog mogelijke effectiviteit. Het eerdergenoemde project Keystone is hier belangrijk in en het motto daarbij is ‘samen dingen verzinnen, experimenteren en vervolgens gewoon doen’. Het gaat erom de operator te helpen en dat kan het best door zaken zo eenvoudig mogelijk te houden. Er worden inmiddels concrete stappen gezet; dat geeft de operators vertrouwen en ze zien wat er mogelijk is of gaat zijn. De ‘all out oplossing is too big to manage’, stelt de generaal. Daarmee komen er geen of niet tijdig oplossingen. Klein beginnen en steeds successen behalen en invoeren is naar zijn mening de geëigende manier. Uiteindelijk moeten lucht, land, maritiem, ruimte en cyber met elkaar worden verbonden, dat is de gezamenlijk opdracht. CLSK wil vooroplopen om dit te creëren. In dit speelveld moeten alle partijen wel weten hoe ze opereren en welke afhankelijkheden en relaties er zijn. Een typisch MDO-voorbeeld dat hij noemt is het elimineren van een zogenaamde Anti Access and Area Denial (A2AD) bubble. Hierbij zijn taken weggelegd voor special operations forces (SOF), lange afstandsraketten vanaf de grond of vanaf schepen en gevechtsvliegtuigen, zoals de F-35.
Hij is het ermee eens dat dit ‘omdenken’ vraagt binnen Defensie, maar denkt niet dat dit door de politiek moet worden afgedwongen. Het is eigenlijk andersom: de militair moet de politiek handelingsopties aanreiken. De militaire organisatie moet daartoe zo breed mogelijk inzetbaar zijn. Als we dan laten zien dat we met het luchtwapen snel effectief kunnen zijn, zoals nu bijvoorbeeld bij de inzet voor afschrikking in Oost-Europa, dan bieden we de politiek keuzes. Dit gedachtengoed wordt volgens hem meegenomen in de vijf scenario’s die CLSK aan het uitdenken en invullen is.
En uiteraard bevragen we de generaal over de hedendaagse personele uitdagingen.
De personele situatie binnen CLSK acht de generaal ontegenzeggelijk een uitdaging. Er is een lage vullingsgraad en door het aantrekken van de economie en sterk concurrerende arbeidsmarkt is er een verhoogde uitstroom. Het CLSK gaat in de komende jaren groeien, er zal dus harder moeten worden gewerkt om de mensen binnen de organisatie te krijgen. Hij is een groot voorstander van initiatieven als een dienjaar of een gap-jaar. Het Scandinavische model is daarbij voor hem een aantrekkelijk voorbeeld. Het hebben voldaan aan een vrijwillig dienjaar staat daar positief op het CV, daarom zijn daar meer gegadigden dan plekken. De succesvolle implementatie van een dienjaar creëert een grotere pool van mensen en ook meer ambassadeurs voor de krijgsmacht. Om dat te bewerkstelligen moet het wel zorgvuldig worden ingevoerd. Het CLSK is inmiddels, althans qua omvang van de organisatie, het kleinste operationele commando (OPCO) geworden, dus om de rest van de taken niet te zeer te frustreren vindt hij dat zorgvuldigheid moet worden betracht. Maar ook het dienjaar is slechts een stukje van de puzzel. Er moet worden gekeken naar diversificatie van instroomeisen, er moet decentraal meer mandaat en capaciteit komen om de eigen vulling te kunnen realiseren, evenals meer maatwerk voor het behoud van schaarse specialisten.
Inmiddels zijn binnen Defensie diverse processen ter verbetering in gang gezet, maar het gaat erg traag. De generaal wijst daarbij op het stroperige verloop van de HR-transitie. Commandanten moeten meer eigen mogelijkheden hebben om te variëren met arbeidsvoorwaarden en om andersoortige contracten te hanteren.
De vulling staat bij diverse specialismes (vliegers, technici, medici, etc.) onder druk. Alhoewel beloning natuurlijk een belangrijk onderwerp is, gaat het daar volgens de generaal niet alleen over. Mensen willen zinvol werk doen, willen loopbaanperspectief hebben en saamhorigheid. ‘Het mooie van de luchtmacht is dat we werken met high tech materieel en dat er veel hoogopgeleid personeel is, maar dat betekent ook dat de mensen aantrekkelijk zijn voor andere werkgevers. We moeten er dus continu aan blijven werken om mensen niet alleen binnen te halen, maar deze ook te behouden’.
Om af te sluiten vragen we waar de generaal het meest trots op is.
Hij reageert lachend en geeft aan dat hij zich trots voelt dat het CLSK de afgelopen jaren, ondanks tegenwind en budgetkrapte, het lef heeft gehad om met onderwerpen als (optreden in de) ruimte en datascience aan de slag te gaan. Maar ook de stap naar eigen cyberteams. Er zijn resultaten behaald op deze gebieden en inmiddels staan beide onderwerpen prominent op de agenda van Defensie. Ook de transitie naar de vijfde generatie luchtmacht is volgens hem behoorlijk goed op stoom. Drie van de vier nieuwe commands zijn inmiddels ingericht en nagenoeg alle nieuwe wapensystemen zijn ingevoerd. Hij is trots op wat er allemaal is bereikt.
Als boodschap voor zijn opvolger geeft gen Luyt aan dat die vooral mag durven doorzetten; om ondanks actualiteiten of lopende operaties stappen voorwaarts te blijven zetten. Het CLSK moet zich continu blijven ontwikkelen en vernieuwen. De generaal zou het bijvoorbeeld toejuichen als er meer onbemand gaat plaatsvinden. Manned/unmanned teaming is wat hem betreft de toekomst. De technologie begint te komen en die zou zijn opvolger moeten omarmen: ‘We moeten de slimste krijgsmacht zijn en blijven!’
We hebben de generaal uiteraard bedankt voor het open gesprek en hem veel plezier toegewenst voor de periode na zijn (inmiddels geëffectueerde) leeftijdsontslag.
Eindnoten
- Carré 2-2023
- Negen Airbus A-330 MRTT vliegtuigen zijn ondergebracht in een NAVO-pool en gestationeerd op Vlb Eindhoven (5) en het Duitse Köln-Wahn (4); de vliegtuigen zijn gefinancierd door de zes deelnemende landen: Nederland, België, Duitsland, Tsjechië, Luxemburg en Noorwegen. Nederland heeft recht op tweeduizend vlieguren per jaar.