OPINIE - BINNENLAND
Groeistuipen
MARTIJN KITZEN
Sinds ik in dienst kwam heb ik Defensie leren kennen als een organisatie die steeds moest inkrimpen. Ik dacht dat na jaren van intensieve operationele inzet in Afghanistan de bodem wel in zicht was, maar niets bleek minder waar. Er volgde een nog ingrijpender bezuinigingsronde, waarbij onder meer de tanks werden afgestoten. Het is dan ook een vreemde gewaarwording dat er nu sprake is van een verhoging van het defensiebudget. De regering heeft zelfs aangegeven Defensie te willen ontzien bij een nieuwe bezuinigingsronde. Door de oorlog in Oekraïne lijkt het besef van de nieuwe geopolitieke werkelijkheid definitief geland in politiek Den Haag. Maar wat betekent dat voor het uitvoeringsapparaat van Defensie dat het jaren heeft moeten ontgelden?
Het kost moeite de nieuwe bestedingsruimte te benutten. Idealiter gebruiken we het nu beschikbare budget om te investeren in een robuuste, toekomstbestendige krijgsmacht. We zien echter dat het geld zo snel mogelijk moet worden uitgegeven en dat wringt. De wachttijd voor munitie en materieel is immers lang en Nederland is niet het enige land dat weer investeert in zijn krijgsmacht. Toch is dit niet het grootste punt van zorg. Zoals ik al eerder schreef (Carré 3-2022) is de hardware binnen onze organisatie ondergeschikt aan personeel en een gedegen conceptuele basis. Zonder voldoende goede mensen kunnen we onze eenheden niet vullen, noch materieel gebruiken of de nodige aandacht aan conceptontwikkeling besteden. En laat de instroom van personeel nu het grootste knelpunt zijn waar Defensie mee kampt.
De overspannen arbeidsmarkt maakt dat de krijgsmacht met vele andere werkgevers moet vissen uit een steeds kleiner wordende vijver. Het helpt daarbij niet dat Defensie slagkracht mist als het gaat om organisatie- en personele uitbreiding. Deze problematiek is diepgeworteld en terug te voeren op processen en een mentaliteit die voortkomen uit bezuinigingsdenken. Organisatieveranderingen zijn bijvoorbeeld afhankelijk van een systeem van gezamenlijk overleg dat bedoeld is om het personeel te beschermen tegen onevenredige kaalslag. Als gevolg daarvan is het voor organisatiedelen/OPCO’s onmogelijk om zonder unanieme instemming van de bonden het personeelsbestand aan te passen. Bij onenigheid moet er geëscaleerd worden naar een hoger overlegorgaan en pas op het allerhoogste niveau, het Sectoroverleg Defensie (SOD) geldt dat een meerderheid voldoende is om veranderingen te accorderen. In het verleden bleek dit een uitstekend middel om gesprekken te frustreren met als doel negatieve besluiten te vertragen. Ere wie ere toekomt: dit systeem bood een dempende werking tegen de bezuinigingsfetisj van opeenvolgende regeringen.
Het is dan ook geen wonder dat de bonden met hun optreden namens en voor het personeel een behoorlijke machtspositie hebben weten te verkrijgen. Probleem is dat deze hele systematiek niet bedacht is op de situatie waarin we nu zitten. Nu we willen uitbreiden worden we daarin tegengewerkt door het systeem dat ons zo lang beschermd heeft. Leuk dat we miljoenen uittrekken voor nieuw materieel, maar we hebben onvoldoende personeel om ermee te kunnen optreden. Sterker nog, we hebben soms zelfs niet genoeg inkopers omdat sommige bonden de uitbreiding van deze functies traineren. Dit lijkt vooral een kwestie van machtspolitiek waarin men probeert zijn gram te halen wegens onenigheid op andere personeelsdossiers. Ondertussen kampt de werkvloer met een tekort aan mensen en middelen. Het tegenwerken van het uitbreidingsproces is dus een keiharde benadeling van de eigen mensen.
Voor u als militair leider betekent dit waarschijnlijk dat u op een creatieve manier op zoek bent naar oplossingen voor dit probleem. U bent immers gewend op te komen voor uw ondergeschikten en hen de middelen te geven om hun missie te kunnen uitvoeren. Waarschijnlijk kunt u zelfs in goed overleg met uw eigen medezeggenschapscommissie zogeheten kleinschalige organisatiewijzigingen doorvoeren. Bij zulke wijzigingen mag u een paar keer per jaar vier aanpassingen doen. In de praktijk valt dat vies tegen want indien u bijvoorbeeld een tijdelijke functie wilt omzetten naar een vaste en opschalen van sld naar kpl zijn er al twee wijzigingen nodig. Defensie heeft daarom voorgesteld de procedures voor uitbreiding en inkrimping los te koppelen. In het laatste geval blijft unanimiteit van de bonden vereist, maar bij uitbreiding is een gekwalificeerde meerderheid voortaan voldoende.
Dat lijkt me een mooie oplossing waarmee het personeel geholpen is. Net als de meeste zusterorganisaties is de NOV dan ook voorstander van een flexibelere opstelling. Toch zijn er bonden die het oude proces niet willen laten varen. Loslaten betekent immers machtsverlies. Dat heeft echter weinig te maken met opkomen voor het personeel en daarom is het goed dat mensen zich hiervan bewust worden. Iedere zich uitbreidende organisatie heeft te maken met uitdagingen. Maar als de groeistuipen worden veroorzaakt door het opzettelijk traineren van besluitvorming op oneigenlijke gronden, is het zaak hier zo snel mogelijk een einde aan te maken. Het is hard nodig dat onze mensen zich gaan afvragen of hun vakbond nog wel voor ze opkomt.
Martijn Kitzen is hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie en voormalig officier.