Aan de onderhandelingstafel…

United we stand…

door Thijs van Leeuwen

Het volk heeft gesproken! Onze Heren, u dus, hebben bij overgrote meerderheid laten weten dat het aanbod van de werkgever niet acceptabel is. Daarbij heeft ook een meerderheid van u aangegeven bereid te zijn tot het voeren van acties. Aan de andere kant toont een ander deel van u begrip voor de economische situatie in Nederland, of onderkennen enkelen dat verhitting van de strijd de oplossing van grote organisatorische problemen niet helpt. Desondanks is een significant deel van u van mening dat het bod van defensie onvoldoende is, dat dit niet goed is voor de krijgsmacht en dat u wilt dat wij strijden voor een betere uitkomst. Het kan maar helder zijn!

Vanuit onze partner-bonden begrepen wij dat de reacties van hun achterban sterk overeenkwam met die van de onze. De betiteling “Noord-Koreaanse resultaten” is meermaals gevallen. En ik kan u verzekeren, vanuit ons is in ieder geval geen pressie uitgeoefend om dit te bewerkstelligen. Ik durf er zelfs mijn hand voor in het vuur te steken dat hier absoluut geen sprake is van een ‘rigged election’ of stembusfraude. Hoewel niemand van ons gelukkig is met deze situatie, ben ik blij met de helderheid van uw (meerderheids)standpunt. Ook het feit dat dit sterk overeenkomt met dat van de achterban van de andere bonden stemt mij positief, want dat maakt samenwerking een stuk eenvoudiger. Wij zijn immers een vereniging die werkt voor haar leden. Wij bepalen niet de richting, dat doet u. Natuurlijk geven wij vanuit onze positie aan wat wij denken dat juist is, maar u als lid heeft het laatste woord. En dat woord volgen wij, zo ook nu. Het feit dat de uitkomsten van alle bonden zo sterk overeenkwamen sterkt mij in het gevoel dat dit niet alleen iets zegt over de mening van de leden van de bonden, maar over de defensiepopulatie als geheel. Het is mijn stellige overtuiging dat een meerderheid van onze defensiecollega’s de waardering van de werkgever als onvoldoende bestempelt. Ook wanneer dit wordt bezien in de situatie waarin Nederland zich nu bevindt. Dit maakt dan ook dat wij als GOV|MHB samen met de andere bonden de rangen hebben gesloten. Wij staan samen tegenover defensie vanuit het besef dat ons standpunt op arbeidsvoorwaarden het juiste is voor het personeel, en daarmee voor de organisatie.

Toen de uitkomst van de achterbanraadpleging bekend was hebben wij defensie nog een kans gegeven om te kijken of het toch mogelijk was om met een ruimer bod te komen. Hoewel ik er op voorhand weinig fiducie in had, is het mijns inziens wel zo fair om de tegenpartij openheid van zaken te geven en haar de kans te gunnen haar positie te heroverwegen. Onderhandelen is soms strijd, soms samenwerking, maar als GOV|MHB doen wij dit altijd met open vizier.

De reactie vanuit de werkgever op ons ultimatum had ik op voorhand haast uit kunnen tekenen en helaas bleek die inschatting realiteit. Niet alleen gaf de Hoofd Directeur Personeel (HDP) namens de Minister aan dat het op tafel gelegde bod slechts een openingsbod was, maar dat hij dit wel degelijk ziet als een blijk van waardering voor het personeel. Los van het feit dat hij alle kansen heeft gehad om de kaarten die hij klaarblijkelijk nog in zijn achterzak heeft op tafel te leggen, heeft hij dus echt een ander beeld van waardering dan u en ik. Dat hij die waardering, waarvoor hij overigens wel erg veel woorden in zijn brief nodig had om die dik te onderstrepen, plaatst in de huidige maatschappelijke context dat snap ik heel goed. Covid- 19 heeft een enorme impact op Nederland en de Nederlanders, daar ontkomen zeker ook wij als defensiepersoneel niet aan. Maar dat de loonontwikkeling in de marktsector stagneert en wij daarom ook maar in moeten leveren qua koopkracht begrijp ik niet. Staan wij bij economische tegenslag niet altijd vooraan om ons en vaak onevenredig deel te dragen? En staan wij omgekeerd niet achteraan om de vruchten te plukken van voorspoed?

In de reactie van de werkgever ging de HDP op één punt nog verder dan ik op voorhand had verwacht, namelijk door te stellen dat de baanzekerheid die wij genieten een groot goed is. Een groot goed waarop een deel van onze landgenoten nu niet kan vertrouwen. Maar ziet hij dan niet dat met name onze Krijgsmachtdelen, daar waar het hele Ministerie van Defensie om draait, te kampen hebben met een gigantisch tekort aan militairen? Ziet hij dan niet dat nog steeds vele collega’s, ook in deze economisch zware tijd, ervoor kiezen om dat grote goed van baanzekerheid op te geven? Ik kan hem verzekeren dat al die collega’s die wij vaak met pijn in het hart hebben zien vertrekken de afgelopen jaren, dit echt niet hebben gedaan omdat zij de waarde niet zagen van ‘dit grote goed’. En ook niet omdat ze hun liefde voor de Krijgsmacht waren kwijtgeraakt. De reden waarom velen vertrokken was wel omdat de organisatie niet goed bestuurd wordt, omdat er te weinig perspectief geboden wordt, omdat de balans werk-privé niet op orde is én omdat de arbeidsvoorwaarden ver onder de maat zijn. Het innemen van een dergelijk standpunt als werkgever miskend niet alleen de feitelijke personele situatie bij de Krijgsmacht, maar versterkt de dit alleen maar. Vertrekredenen die we als sociale partners nu juist uit alle macht probeerden op te lossen.

Eerlijk gezegd geloof Ik niet dat een ruim arbeidsvoorwaardenakkoord dé oplossing is voor de uitdagingen op personeelsgebied waar met name de krijgsmachtdelen mee kampen, ook niet als er 2,5% of meer op tafel komt. Nee, de oplossing moet gevonden worden in structurele verandering. Verandering van het personeelssysteem (o.m. balans werk-privé, waardering en perspectief) en verandering door een bijpassend beloningsmodel (compensatie voor wanneer werk-privé uit balans is en waardering die past bij dat wat men kan en doét). Dit zijn de échte gamechangers voor de Krijgsmacht. Pakken we deze aan, dan zijn we echt in staat de Krijgsmacht te vullen en gevuld te houden en krijgen we weer een inzetbare organisatie. Maar voordat we zover zijn moeten we de wijze waarop de organisatie bestuurd wordt aanpakken. En het op korte termijn bereiken van een arbeidsvoorwaardenakkoord dat recht doet aan de waardering die u verdiend zou een mooi begin zijn.

Hoeveel ik in mijn vorige column nog hoopte op een compromis met de werkgever, zie ik nu dat de Minister ons als beroepsvereniging en vakbond geen andere keuze laat dan de strijd over arbeidsvoorwaardenruimte te voeren. Een strijd waarvan ik voorzie dat die nog geruime tijd in beslag zal gaan nemen. Pas wanneer deze hindernis is doorbroken kunnen we al onze gevechtskracht storten op het behalen van het belangrijker aanvalsdoel: échte oplossingen vinden voor de personeelsproblematiek van de organisatie. Pas dan zullen wij in staat zijn de Krijgsmacht(delen) op personeelsgebied weer taakvolwassen en slagvaardig te maken. En ook, of misschien wel juíst bij deze uitdagingen zullen we onze vereende krachten nodig hebben om die te overwinnen.