OPINIE - BINNENLAND

Militaire inzet als voortzetting van binnenlandse politiek

MARTIJN KITZEN

Evacuatie op de internationale luchthaven van Kabul, 20 augustus 2021 (foto: Wikimedia Commons)

De snelle val van Kabul verraste me. Twee dagen ervoor dacht ik nog dat de hoofdstad te verdedigen was. Achteraf lijkt dit ook het geval te zijn geweest. De taliban gaven de Verenigde Staten (VS) de keuze om de stad in handen te houden of alleen het vliegveld. Zoals bekend werd het die laatste optie en ontvouwde er zich vervolgens een drama dat af en toe een rechtstreekse kopie van de aftocht uit Saigon leek. In eerste instantie was de situatie dusdanig chaotisch dat sommige vliegtuigen veel te vol zaten en andere nagenoeg leeg vertrokken. De beelden van Afghanen die vanaf een opstijgende C-17 hun dood tegemoet vielen zullen mij voor altijd bijblijven. Toen de operatie eenmaal soepel liep was er de tijdsdruk van de met de taliban afgesproken deadline en de dreiging van de Islamitische Staat in Khorasan (IS-K). Het was simpelweg onmogelijk iedereen te evacueren met als gevolg dat een groot aantal Afghanen zich letterlijk door het Westen in de steek gelaten voelt. Een triest einde van twintig jaar interventie in Afghanistan.

Wat mij niet verraste in dit hele drama was de rol van de politiek in bijna alle westerse landen. De snelheid waarmee de Afghaanse regering instortte was onverwacht, maar dat dit kon gebeuren zal de meesten van u niet verbazen. Maar goed, wij zijn vanuit ons werk dagelijks bezig met de wereld om ons heen en een hele generatie officieren is naar Afghanistan uitgezonden geweest. Maar we hebben toch buitenlands beleid om met zulke situaties om te gaan? De evacuatie uit Kabul heeft helaas echter weer eens pijnlijk duidelijk gemaakt dat dit te veel afhankelijk is van het binnenlandse politieke sentiment. In het geval van Nederland geldt dat de Haagse agenda bepaalt en internationale veiligheid is daarin niet bepaald toonaangevend. Ondanks aandringen van diverse kanten was er tot voor kort geen enkele urgentie voor wat betreft de situatie in Afghanistan en het naar Nederland halen van voormalige tolken en ander lokaal personeel. Pas toen de gebeurtenissen op de grond het nieuws gingen bepalen werd er actie ondernomen. Dat verklaart waarom er ondanks een enorme inspanning van onze militairen en diplomaten toch nog veel mensen moesten worden achtergelaten.

Niet de toestand in Kabul, maar de maatschappelijke verontwaardiging daarover in Nederland is leidend in het handelen van onze politici. Daarmee twijfel ik overigens niet aan de oprechtheid waarmee diverse Kamerleden zich hebben ingezet voor het lot van Nederlanders met een Afghaanse achtergrond en diegenen die voor onze missies gewerkt hebben. Aan de andere kant maakte een enkeling het zo bont om binnen een maand radicaal van standpunt te veranderen om het kabinet maar te kunnen wijzen op zijn falende aanpak. Het was ook pijnlijk om weer eens geconfronteerd te worden met het Haagse kortetermijngeheugen. Partijen die in het verleden duidelijk lieten zien eigen gewin te prefereren boven de situatie in Afghanistan of het lot van de lokale bevolking, ontpopten zich nu als groot voorvechters daarvan. Daarnaast viel me op dat fracties die vaak vooraan staan bij het bezuinigen op defensie en diplomatie nu om het hardst schreeuwden dat er meer moest gebeuren. Het kan verkeren.

In mijn vorige column schreef ik al dat het dringend nodig is om te reflecteren op de rol van de politiek in de diverse missies die Nederlandse militairen in Afghanistan uitvoerden. Wat dat betreft vormt de recente evacuatie geen uitzondering. Het dient gezegd te worden dat deze operatie van alle verschillende missies misschien wel het meest duidelijke doel had, namelijk zoveel mogelijk mensen evacueren. Waar ik me meer zorgen om maak is de bemoeienis vanuit de politiek met de uitvoering. De druk vanuit bewindslieden en volksvertegenwoordigers moet immens zijn geweest. Toestel halfvol? Schandalig! Bussen die vaststaan? Doe iets! Dat gaat volledig voorbij aan het feit dat Nederlandse militairen werken met opdrachtgerichte commandovoering en erop vertrouwen dat degene met het beste overzicht, de commandant ter plekke, de juiste beslissingen neemt. Dan heb je in een hectische operatie met enorme tijdsdruk niet de gelegenheid uitgebreid te rapporteren aan het politieke niveau. Blijkbaar was de frustratie van de Kamer zo hoog dat het Ministerie van Defensie de leidende officieren van de defensiestaf liet opdraven voor een technische briefing. Ik vraag me af of men zich ervan bewust is dat deze mensen daarvoor een dag uit de aansturing van een lopende operatie worden gehaald en dat dit mogelijk meer frustreert dan goeddoet. Het is de rol van het parlement om te controleren, maar voor alles is een tijd. Het laatste dat we nodig hebben zijn ‘tactische politici’ die op de stoel van de militaire commandant gaan zitten. Wat we wel kunnen gebruiken is een stevige discussie over de ronduit gevaarlijke neiging militaire inzet steeds meer te behandelen als een voortzetting van binnenlandse politiek met andere middelen.

Martijn Kitzen is Hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie en voormalig officier