OPINIE BINNENLAND

Bestrijden van hybride dreigingen

Maakt de strategische cultuur het verschil?

KIM WIJNJA

De COVID-19 pandemie heeft laten zien dat hybride dreigingen een groeiende uitdaging zijn voor Europese landen. De NAVO en de EU hebben hybride dreigingen prioriteit gegeven als samenwerkingsgebied, getuige de oprichting van een Europees Centre of Excellence for Countering Hybrid Threats (Hybrid COE). Ondanks samenwerking op het conceptuele niveau, blijven landen individueel verantwoordelijk voor de implementatie van daadwerkelijke maatregelen gericht op het tegengaan van hybride dreigingen. Nationale kwetsbaarheden kunnen echter gevolgen hebben over de grens. Het is dus belangrijk inzicht te hebben in de manier waarop Europese landen met hybride dreigingen omgaan. Daarom is in dit onderzoek vergeleken hoe in Finland, Duitsland en Nederland deze materie wordt aangepakt en hoe hun strategische cultuur daar invloed op heeft. Dit onderzoek concludeert dat ons begrip van strategische cultuur onvoldoende is om het gevoerde veiligheidsbeleid tegen hybride dreigingen te verklaren. Daarom wordt aanbevolen om het concept van strategische cultuur breder te onderzoeken en te herzien.

Kim Wijnja (foto via auteur)

De auteur is werkzaam als strategisch adviseur bij het Commando Landstrijdkrachten (CLAS). Zij heeft een Master’s Degree in Bestuurs- en Organisatiewetenschap en vorig jaar heeft zij de Master Military Strategic Studies afgerond. De daarbij behorende scriptie, ‘Countering Hybrid Threats: Does Strategic Culture Matter?[1] werd onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Defence Studies. De redactie vond deze scriptie belangwekkend genoeg om een samenvatting te publiceren in Carré.

Strategische cultuur

Het concept strategische cultuur wordt vaak gebruikt om veiligheidsbeleid te analyseren. Hoewel hier al sinds het eind van de vorige eeuw onderzoek naar wordt gedaan, bestaat er geen consensus over het concept strategische cultuur. De grootste discussie ligt in de vraag of strategische cultuur een context is waarin veiligheidsbeleid wordt gemaakt, of dat het een bepaalde factor is die het beleid bepaalt. De meest uitgebreide studie was van dr. Heiko Biehl c.s.[2] die hierover in 2013 publiceerde onder de titel: Strategic Cultures in Europe. De strategische cultuur van 27 Europese landen en Turkije werd door Biehl en zijn medeauteurs geanalyseerd en deze studie fungeerde als basis voor de drie casussen.

Volgens Biehl c.s. is de strategische cultuur van een land opgebouwd uit vier aspecten:

  • het ambitieniveau in het internationale veiligheidsdomein;
  • de belangrijkste spelers in het veiligheidsdomein en de manier waarop besloten wordt over de inzet van militaire middelen;
  • de voorkeur voor trans-Atlantische of Europese samenwerking;
  • de bereidheid om eventueel militaire middelen in te zetten.

Aangezien Finland, Duitsland en Nederland op basis van deze vier aspecten door Biehl c.s. als verschillende typen strategische cultuur werden gedefinieerd, bieden deze casussen mogelijk inzicht in de rol die strategische cultuur speelt bij de aanpak van hybride dreigingen.

Hybrid Centre of Excellence (foto NATO.org)

Cyber attack (foto NAVO.org)

Hybride dreigingen

Hybride dreigingen zijn een grote uitdaging voor de westerse wereld. Het brede scala aan in te zetten instrumenten en nationale kwetsbaarheden maakt het lastig hybride dreigingen aan te pakken. In de literatuur zijn verschillende aanbevelingen gegeven voor landen om hybride dreigingen te kunnen tegengaan:

  • organisatie van veiligheid: het tegengaan van hybride dreigingen moet door een whole of society approach;
  • detectie: het creëren van een gedeelde situational awareness (SA), het investeren in early warning en het vergroten van de rol van inlichtingendiensten;
  • afschrikking: de implementatie van maatregelen om de resilience van de samenleving te vergroten en om mogelijke tegenstanders af te schrikken;
  • reactie: het bepalen van een drempel om te reageren in geval van een hybride aanval, de wijze van reageren en of de reactie nationaal dan wel internationaal plaatsvindt.

Op basis van deze aanbevelingen zijn de benaderingen van Finland, Duitsland en Nederland met elkaar vergeleken.

Finland, Duitsland en Nederland vergeleken

De drie landen hebben een afwijkende benadering van hybride dreigingen hetgeen verband houdt met de wijze waarop de nationale veiligheid is georganiseerd. Finland past een whole of society approach toe. Actoren uit alle lagen van de Finse samenleving, inclusief burgers, werken er samen op het gebied van veiligheid om op deze wijze alle mogelijke dreigingen het hoofd te kunnen bieden. In Duitsland wordt daarentegen vooral samengewerkt door de betrokken ministeries. Private partijen worden er op basis van hun expertise op uitnodiging bij betrokken. In Nederland ligt de hoofdrol bij de bestrijding van hybride dreiging bij de overheid, maar er is ook sprake van hechte samenwerking met private instanties bij het bestrijden van verschillende dreigingen, waaronder ook hybride dreigingen.

De onderzochte landen zijn zich bewust van hun kwetsbaarheden en de dreigingen waaraan zij zijn blootgesteld. De soorten dreiging zijn voor de drie landen grotendeels gelijk. Daarnaast spelen de inlichtingendiensten in alle onderzochte landen een grote rol bij het tegengaan van hybride dreigingen. De wetgeving is hier en daar aangepast om de inlichtingendiensten hierbij meer armslag te kunnen geven. Ook kunnen de landen, zij het op basis van vrijwilligheid, de verworven inlichtingen binnen de EU delen om te komen tot een gemeenschappelijk beeld.

De drie vergeleken landen verschillen wezenlijk in de mate waarin zij maatregelen getroffen hebben om veerkracht te verhogen en tegenstanders af te schrikken. In Finland zijn in de gehele maatschappij tal van maatregelen over de hele linie genomen om de kwetsbaarheid van het land in te dammen. In Duitsland heeft men zich meer in het bijzonder gericht op de bescherming van de kritieke infrastructuur en het treffen van maatregelen in het cyberdomein. In Nederland is men enige tijd geleden begonnen met het opbouwen van de weerstand tegen hybride dreiging, waarbij de nadruk werd gelegd op het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging en het beveiligen van de economische processen. In Duitsland is de grootste rol weggelegd voor de overheidsdiensten, terwijl in Finland de hele maatschappij betrokken is. In Nederland worden de maatregelen uitgebreid om grotere delen van de maatschappij erbij te betrekken.

Tot slot hebben de onderzochte landen eenzelfde aanpak als het gaat om het reageren op mogelijke hybride aanvallen. De manier waarop zal worden gereageerd is afhankelijk van de context waarin de aanval plaatsvindt. Bovendien wordt er niet over ‘drempels’ gecommuniceerd, om vijanden niet te veel kennis te geven. Elk land ziet een reactie in eerste instantie als een nationale aangelegenheid, maar er kan internationaal opgetreden worden als dit wenselijk is.

De organisatie van de veiligheid is verklaarbaar door onze positie als handelsnatie

Conclusie

Hybride dreigingen in het militaire domein (Foto NATO.org)

Als we naar de verschillen tussen de nationale benaderingen kijken, kunnen die dan worden verklaard door de strategische cultuur van deze landen? Dit onderzoek concludeerde dat Finland, Duitsland en Nederland hybride dreigingen afwijkend benaderen waar het de organisatie van hun nationale veiligheid betreft en de scope aan maatregelen die men neemt om veerkracht te verhogen en tegenstanders af te schrikken. Er bestaat echter overeenstemming in de manier waarop een hybride dreiging wordt gedetecteerd en de maatregelen die worden genomen bij een daadwerkelijke hybride aanval.

De verschillen kunnen worden verklaard aan de hand van een veelvoorkomende beschrijving van strategische cultuur waarin historische, institutionele en politieke processen van een land een lens vormen waardoor strategische kwesties worden bekeken. In het geval van Finland kan de veiligheidsorganisatie worden verklaard uit het belang dat daar wordt gehecht aan het verdedigen van het eigen grondgebied en de versterking van de nationale veiligheid. Voor Duitsland kan worden gesteld dat de wijze waarop het veiligheidsdomein is georganiseerd kan worden verklaard uit de aarzeling bij de overheid om informatie te delen en het belang dat wordt gehecht aan privacy. Dat verklaart waarom het besef van de ernst van hybride dreiging nog niet is doordrongen in de samenleving als geheel. In Nederland kan de organisatie van de nationale veiligheid worden verklaard uit het feit dat ons land van oudsher een handelsnatie is, en zodoende met tal van andere partijen moet samenwerken. De politiek is gebaseerd op het verkrijgen van consensus over het economisch en sociaal beleid. Door de afwezigheid van een rechtstreekse bedreiging is het in Nederland echter moeilijker om bij de bevolking voldoende draagvlak te krijgen voor het verhogen van de weerstand tegen dergelijke bedreigingen, in tegenstelling tot de situatie in Finland en Duitsland.

De verschillen in aanpak tussen de drie landen kunnen niet direct verklaard worden door de studie van dr. Heiko Biehl. Deze heeft zich met name toegelegd op het naar buiten gerichte veiligheidsbeleid, terwijl het tegengaan van hybride dreiging vooral een binnenlandse, nationale aangelegenheid is. Daarnaast belicht de studie van Biehl specifiek de inzet van militaire middelen en op welke gronden daarbij beslissingen worden genomen. Het militaire domein is echter slechts een enkel aspect van de hybride dreiging en de studie van Biehl geeft daarom onvoldoende context in dit verband.

Naast de bovengenoemde verschillen, concludeert het onderzoek ook dat de drie landen hybride dreigingen op gelijke wijze detecteren en hetzelfde kijken naar hoe te reageren op een daadwerkelijke hybride aanval. Met andere woorden: de strategische cultuur van een land heeft hierop geen invloed. Dit ligt aan de aard van hybride dreigingen. De patronen rond deze vormen van bedreiging zijn immers gelijk: zij zijn gericht op een way of life. Aangezien de onderzochte landen veel overeenstemming vertonen, met een moderne, open samenleving en een open economie, maar ook met dezelfde kwetsbaarheden, ligt het voor de hand dat zij met dezelfde vormen van dreiging zullen worden geconfronteerd. Daarnaast hebben hybride dreigingen een multidimensionaal karakter, kunnen ze niet makkelijk worden ontdekt, en zijn ze moeilijk toe te schrijven aan een specifieke veroorzaker. Dat verklaart waarom de voor de hand liggende antwoorden op dreiging afhankelijk zijn van de context en deze voor de drie onderzochte landen gelijk zijn.

Al met al zijn de verschillen in aanpak geworteld in historische, institutionele en politieke processen, waar de overeenkomsten kunnen worden verklaard door de aard van hybride dreigingen. Strategische cultuur is dan ook een context die beïnvloedt, maar uiteindelijk niet bepaalt, hoe Finland, Duitsland en Nederland hybride dreigingen aanpakken

Relevantie voor het strategische cultuurdebat

De bevindingen van dit onderzoek laten zien dat ons begrip van strategische cultuur onvoldoende is om het gevoerde veiligheidsbeleid tegen hybride dreigingen te verklaren. Sinds het ontstaan van het framework van Biehl c.s., is de geopolitieke situatie significant veranderd. Hierdoor is het maar beperkt toepasbaar op een nationale aanpak tegen de huidige, hybride dreigingen. Waar het framework zich met name focust op internationale, militaire inzet, vergt het tegengaan van hybride dreigingen een bredere scope aan instrumenten op eigen grondgebied. Daarom wordt aanbevolen om het concept van strategische cultuur breder te onderzoeken en te herzien op basis van deze punten.

Deze uitkomsten illustreren waarom het zo moeilijk is om het concept strategische cultuur als verklarende factor te gebruiken. De verklarende waarde van het concept lijkt te worden beïnvloed door actuele dreigingen in het veiligheidsdomein. Strategische cultuur is dus een waardevol concept om inzicht te krijgen in veiligheidsbeleid, maar wordt gevormd door de strategische realiteit van het moment.

Eindnoten:

  1. Kim Wijnja, 2021: ‘Countering Hybrid Threats: Does Strategic Culture Matter?’, Gepubliceerd in Defence Studies. https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/14702436.2021.1945452
  2. Dr. Heiko Biehl is verbonden aan het Duitse onderzoekscentrum voor militaire wetenschappen (Zentrum für Militärgeschichte und Sozialwissenschaften der Bundeswehr ZMSBw).