Gefingeerde doofheid om de doktersrekening niet te hoeven betalen (afbeelding: Wikimedia Commons)

Let it go, ik wil niks horen Ik heb dingen aan mijn hoofd Ik ben Oost-Indisch doof (rapper Snelle)

OPINIE - BINNENLAND

Oost-Indisch doof

LKOL B.D. P. DEKKERS, m.m.v. LKOL B.D. PATRICK BOLDER, strategisch analist HCSS

De Nederlandse samenleving kent nog talloze uitingen die herinneren aan ons koloniale verleden. Allerlei recente ontwikkelingen hebben er echter toe bijgedragen dat veel van deze, aan vroeger tijden herinnerende, kunstwerken en uitdrukkingen in een ander licht zijn komen te staan. In een aantal gevallen werden acties gevoerd om standbeelden van negentiende-eeuwse koloniale militaire en politieke leiders als Van Heutsz en Jan Pieterszoon Coen te verwijderen, naar een museum te verplaatsen of te voorzien van een disclaimer. De Gouden Koets zal ondanks een miljoenen gekost hebbende restauratie waarschijnlijk nooit meer uitrijden. Het maatschappelijk debat of Zwarte Piet nog wel zwart mag zijn lijkt definitief in het voordeel van de roetveegpieten te zijn beslecht, en negerzoenen zijn al geruime tijd geleden in de schappen van de supermarkten vervangen door ‘zoenen’. Ook de Nederlandse taal kent nog tal van gezegdes die ontstaan zijn in koloniale tijden. In veel gevallen hebben deze een onmiskenbaar ongunstige betekenis, zoals bijvoorbeeld de uitdrukking: ‘Hij is Oost-Indisch doof’. De betekenis: ‘doen alsof je niet hoort dat iemand iets tegen je zegt’ is niet bepaald vleiend voor degene die het betreft.

Deze uitdrukking dateert uit de negentiende eeuw en deed de taalkundige P.J. Harrebomée in zijn overzicht uit 1853 van de Nederlandse spreekwoorden en zegswijzen optekenen: ‘Die hebbelijkheid is wel het meest op de Oost-Indiërs toepasselijk, daar hun, door de heete luchtsgesteldheid, eene natuurlijke traagheid eigen is’.

Daar konden de Oost-Indiërs het mee doen. Zou Harrebomée het boek in deze tijd hebben gepubliceerd, dan was er ongetwijfeld - en terecht - een storm van protest opgestoken en waarschijnlijk zou het zelfs hebben geleid tot Kamervragen en moties.

Laten we daarom dit citaat eens aanpassen aan de huidige tijd en omstandigheden: ‘Deze hebbelijkheid is wel het meest van toepassing op de politici die betrokken zijn bij de kabinetsformatie, daar hun, als gevolg van de elkaar uitsluitende partijpolitieke standpunten, een natuurlijke traagheid eigen lijkt te zijn geworden’.

Het spreekwoordenboek van Harrebomée

Functie elders?

De kabinetsformatie lijkt na de verkiezingen van 17 maart, inmiddels al honderdvijftig dagen geleden, ondanks de tomeloze inzet van verkenners en informateurs, nog geen stap verder te zijn gekomen. Na de blamage van demissionair minister Kajsa Ollongren in haar rol van verkenner, was de Tweede Kamer dagenlang nauwelijks met iets anders dan zichzelf bezig, en dat terwijl het landsbelang toch duidelijk om andere prioriteiten vroeg. Sterker nog, alle partijen benadrukten dit. Bij al deze commotie, met name over de rol van de premier, was het vaak volstrekt onduidelijk of deze handelde en sprak als partijleider, premier of Kamerlid. En tegelijkertijd schreeuwde de ene partij nog harder tegen de anderen dat het anders zou moeten. Maar in plaats van een voorbeeld te geven van die noodzakelijke nieuwe bestuurscultuur verviel men al snel in het ouderwetse moddergooien. Het landsbelang werd maar al te graag opzijgeschoven voor partij- en mogelijk zelfs het eigen belang.

Op 12 mei nam mw. Mariette Hamer (PvdA) als informateur het stokje over van haar voorganger Herman Tjeenk Willink, met als opdracht te onderzoeken welke partijen met elkaar in een nieuw kabinet zouden willen samenwerken, om aldus in zo’n coalitie de grote problemen van deze tijd aan te pakken. Na bijna zes weken van informeren kon zij na een lange reeks gesprekken met vrijwel iedereen die in Den Haag iets te melden heeft, op 22 juni het resultaat van al die sessies wereldkundig maken. Partijleiders, ministers, lobbyisten, directeuren van planbureaus en vele anderen zaten bij haar aan tafel, maar, ondanks al die gesprekken die zij met hen heeft gevoerd, was het resultaat op z’n zachtst gezegd toch behoorlijk teleurstellend. De bal werd teruggespeeld naar de regeringspartijen VVD en D66, met een hoofdrol voor een drietal ambities voor een nieuw kabinet: gelijke kansen, duurzaamheid en digitalisering. De twee partijen, die toch al geen indrukwekkend track-record hebben opgebouwd waar het de krijgsmacht betreft, mogen als winnaars van de verkiezingen een conceptregeerakkoord gaan schrijven, waarbij mw. Hamer de helpende hand zal toesteken door het proces te begeleiden. Op zich al merkwaardig dat er meer dan drie maanden overheen zijn gegaan om op een zo toch tamelijk voor de hand liggend idee te komen. De keuze van de drie hoofdthema’s duidt erop dat de aangegeven prioriteiten voorbijgaan aan een aantal essentiële binnen- en buitenlandse veiligheidsproblemen.

De keuze voor kansengelijkheid, duurzaamheid en digitalisering duidt er namelijk op dat onze politici menen nog steeds vanuit een volkomen veilige positie te kunnen opereren, zowel op binnenlands als ook op geopolitiek gebied. De korpschef van de Nationale Politie, de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal en vertegenwoordigers van het binnenlands bestuur, de rechtspraak en de advocatuur stuurden op 24 juni een brandbrief naar de Kamer met de boodschap dat de binnenlandse veiligheid ernstig in gevaar is. Er is zeker 1,3 miljard per jaar nodig om de misdaad effectief te kunnen bestrijden en groot onderhoud te plegen aan het fundament van de rechtsstaat. Anders zou Nederland ten prooi vallen aan ondermijning, met alle negatieve gevolgen van dien, zoals nepotisme, gecontroleerde fraude en corruptie. Ondertussen proberen Russische en Chinese staatshackers regelmatig in onze digitale infrastructuur binnen te dringen, vaak ook met succes, terwijl we ons nauwelijks bewust zijn van hun vorderingen daarbij. Terwijl Rusland probeert de democratische rechtsorde te ondermijnen, de NAVO en EU uit elkaar te spelen, anti-EU bewegingen financiert en China een steeds assertiever buitenlandse politiek voert, gaat Nederland voorrang geven aan tal van ambitieuze plannen op het gebied van duurzaamheid. De rekening daarvan zal tot vele tientallen miljarden gaan oplopen. Over het laten stijgen van de defensie-uitgaven tot 2% van het bbp, zoals ooit binnen de NAVO is afgesproken, wordt echter met geen woord gerept. En dat terwijl een veilig Europa, met daarin een veilig Nederland, toch een eerste vereiste is om allerlei mooie plannen te kunnen gaan uitvoeren en om alle beleidsterreinen nu eens goed te gaan organiseren. Zo geredeneerd zou aandacht voor de nationale en internationale veiligheid een eerste vereiste moeten zijn, om van daaruit verder te gaan met het opstellen van het regeerakkoord en de formatie.

Het lijkt of onze politici andere dingen aan het hoofd hebben dan onze veiligheid

Maar zo te zien lijkt het of onze politici links en rechts nog steeds Oost-Indisch doof zijn en totaal andere dingen aan het hoofd hebben dan de veiligheid van en in Nederland. Het valt daarom maar te hopen dat voor dit doofheidsvirus tijdens het zomerreces een effectief vaccin wordt gevonden en dat de ziekte niet verder doorettert, met Oost-Indische blindheid tot gevolg.