Pensioenen

Hoeveel kosten maken pensioenfondsen?

door: Martin Weusthuis

De toezichthouder op het gedrag van financiële instellingen, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft de kosten van pensioenfondsen onder de loep genomen en constateert dat deze niet steeds correct en transparant worden gerapporteerd. Dat maakt het moeilijk de kosten van fondsen te vergelijken.

Duidelijkheid over de kosten is belangrijk omdat kosten rendement wegvreten. En rendement is pensioen, vooral over de lange periode van samengesteld rendement waarvan bij pensioenfondsen sprake is. In het nieuwe pensioenstelsel vanaf 2026 worden de kosten op het UPO, zichtbaar voor de deelnemer jaarlijks in mindering gebracht op zijn persoonlijke pensioenvermogen. Daar is het kostenniveau ook nog eens van belang voor het vertrouwen in het stelsel. De Pensioenwet schrijft gedetailleerd voor hoe pensioenfondsen hun gemaakte kosten moeten rapporteren. In de 166 onderzochte jaarverslagen was 90 keer niet op de juiste wijze verslagen. In één op de vijf jaar verslagen ontbrak bepaalde verplichte informatie in het geheel.

Het gaat in totaal om 9 miljard kosten over 150 miljard fondsvermogen, d.w.z. 0,6%. De AFM stelt zich op het standpunt dat verschillen in pensioenbeheerkosten goed verklaarbaar kunnen zijn, gezien de verschillen tussen fondsen in bijv. de heterogeniteit van de populatie, complexiteit van de regeling en zaken als serviceniveau, mate van persoonlijk contact en snelheid van klachten- en bezwaarafhandeling. Maar leg dan de relatie, stelt de AFM, en dat gebeurt bij driekwart van de fondsen niet. Vooral de vermogensbeheerkosten zouden gerelateerd moeten worden aan risicogehalte en beleggingsrendementen. Ook dat gebeurt slechts bij minder dan een derde van de fondsen.

Kosten pensioenbeheer

Onderstaande grafiek toont een aantal zaken:

  1. Fondsen met grotere aantallen deelnemers kennen lagere kosten per deelnemer;
  2. De bedrijfstakpensioenfondsen bevinden zich in de lagere kostenregionen. Een van de twee meest rechtse rondjes is het ABP;
  3. De ondernemingspensioenfondsen (o.a. KLM/AKZO) en de beroepspensioenfondsen (bijv. notarissen/tandartsen) laten een grote spreiding zien in kosten.

Figuur 1.

Kosten pensioenbeheer als bedrag per deelnemer (niet zijnde gewezen deelnemer) en pensioengerechtigde afgezet tegen het aantal deelnemers (excl. gewezen deelnemers) en pensioengerechtigden.

Kosten vermogensbeheer

Bij deze grafiek valt op dat er nauwelijks een samenhang is te zien tussen omvang van het vermogen en de vermogensbeheerkosten. Ook hangen de kosten niet samen met het soort fonds. De bedrijfstakpensioenfondsen rechts in beeld met grote vermogens, kennen geen lage vermogensbeheerkosten. Integendeel, het meest rechtse bpf, het ABP, kent hogere vermogensbeheerkosten. Daar kunnen goede redenen voor zijn, zoals: wordt er actief of passief belegd en als er actief wordt belegd in welke vermogenstitels wordt er dan belegd, wordt er ook gebruik gemaakt van alternatieve beleggingen?

Figuur 2.

Kosten vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen afgezet tegen het gemiddeld belegd vermogen.

ABP Jaarverslag 2019

Kosten pensioenbeheer

Het ABP jaarverslag 2019 kent een kostenparagraaf. Daarin schrijft het bestuur dat vereenvoudiging van de pensioenregeling, efficiëntere procesuitvoering en verdere digitalisering van de communicatie met de deelnemers zorgden voor kostenverlaging. Het beter bedienen van deelnemers en werkgevers (aanpassingen UPO en bieden van inzicht en handelingsperspectief) zorgden voor kostenverhoging. Per saldo zijn de pensioenbeheerkosten verder gedaald met 4 miljoen, van 145 naar 141 miljoen euro. Voor het zesde jaar op rij is de kostprijs per deelnemer gedaald. De pensioenbeheerkosten kwamen in 2019 uit op € 68,-, een verlaging van € 4,- van € 72,-.

Kosten vermogensbeheer

De totale vermogensbeheerkosten zijn door de jaren gestegen, laatstelijk in 2019 met 47 miljoen tot 2.904 miljoen, zeg maar 3 miljard euro. In relatie tot het totale vermogen zijn de vermogensbeheerkosten gedaald door de flinke stijging van het vermogen door goede beleggingsresultaten in 2019 (16,8%, oftewel € 67 miljard).

In de tekst over de vermogensbeheerkosten schrijft het bestuur dat deze regelmatig leiden tot vragen van deelnemers over nut en noodzaak. “De evaluatie van de kosten voor vermogensbeheer is het meest zuiver als hierin ook de omvang van het belegde vermogen, het (beoogde) rendement, de risicospreiding en de behaalde performance worden meegenomen.”

Het oog valt hier op de categorie ‘Alternatieve beleggingen’ omdat voor die categorie de beleggingskosten het hoogst zijn. En inderdaad wordt in het jaarverslag de hoogte van de kosten gerelateerd aan de beleggingscategorie, waaruit blijkt dat bij de alternatieve beleggingen zoals infrastructuur, private equity en hedgefondsen, flinke vergoedingen worden betaald tot enkele volle procenten van het belegde vermogen in die categorie. Er ging in 2019 878 miljoen euro als prestatievergoeding naar de categorie alternatieve beleggingen. ”Alle waar naar zijn geld”, zegt mijn schoonmoeder. Hoe zit dat nu?

Het bestuur stelt: “Het kostenniveau van alternatieve beleggingen is hoger dan die van aandelen en vastrentende waarden, maar deze categorie biedt aanzienlijk betere rendementsperspectieven. Private equity en hedgefondsen zijn de assetcategorieën met de hoogste vergoedingen. Beide categorieën maken samen bijna 10% uit van de portefeuille, maar zijn verantwoordelijk voor 36,3 basispunten (0,363%) van de totale 57,0 basispunten (0,57%) aan vermogensbeheerkosten. Private equity behaalde na aftrek van kosten een nettorendement van 22,3% (2018: 15,4%), voor hedgefondsen bedroeg het netto rendement 7,1% (2018: 8,5%). Op basis van deze rendementen beoordeelt het bestuur het kostenniveau van deze categorieën als verantwoord en acceptabel.”

Het bestuur is op de goede weg naar transparantie, maar de wereld van de haute finance laat zich niet zo gemakkelijk muilkorven