Pensioenen

door: Martin Weusthuis

Het solidaire en het individuele pensioencontract

De consultatieperiode van de Wet toekomst pensioenen is gesloten. Bijna 500 reacties zijn binnengekomen; van hartenkreten die passen op een halve pagina tot specialistische betogen van 200 bladzijden, incl. 82 verbeterpunten. Behandeling van het wetsontwerp in de Tweede Kamer is voorzien net na het zomerverlof en de wet zal in werking treden op 1 januari 2022.

Het gaat in de kern om de keuze voor drie mogelijke pensioencontracten:

  • Het huidige contract met het huidige FTK;
  • Het nieuwe solidaire pensioencontract;
  • Het nieuwe individuele pensioencontract.

Huidige FTK- en nieuw contract Waarom willen we ook alweer een nieuw pensioencontract? Omdat o.a. het huidige contract dat pensioengaranties biedt, volgens de toezichthouder DNB dan ook zo moet worden ingericht dat die garanties gestand kunnen worden gedaan. Daarvoor is het FTK ingericht, met o.a. de intussen beruchte rekenrente die door DNB zo voorzichtig wordt vastgesteld dat de toekomstige pensioenen met een grote mate aan zekerheid kunnen worden uitgekeerd. Maar zekerheid kost geld. We kunnen nog altijd blijven bij het huidige systeem, maar dat wil vooralsnog niemand, want dan is vanwege die hele lage rekenrente de kans op indexatie verkeken voor de komende jaren en de kans op korting is groot en de premies blijven stijgen. Mét die lage rekenrente komt ook een andere reden om het huidige systeem af te schaffen en dat is het wantrouwen tussen generaties. Bij verdeling van een geldtekort is het hemd nader dan de rok. De jongeren willen niet via het stelsel van één groot solidair vermogen en één dekkingsgraad, betalen voor de garanties van de ouderen en de ouderen willen om dezelfde reden niet betalen voor de oplopende levensverwachting van de jongeren. Dan, op naar een nieuw contract, waarin door een stelsel van persoonlijke pensioenpotten de garanties en de levensverwachting van de één geen gevolgen heeft voor het pensioen van de ander. Dan kunnen we gaan voor een echt individueel stelsel met een echte individuele pensioenpot, waarvan de individuele pensioendeelnemer economisch en juridisch eigenaar is. In zo’n systeem bestaat geen solidariteit, alleen uit eigen belang voortkomende collectiviteit (kosteneffectiviteit bij beleggingen en administratie). Of we kunnen gaan voor een stelsel waarin toch, ondanks het bestaan van persoonlijke pensioenvermogens, solidariteit wordt ingebracht om reden van het vermijden van pech- en gelukgeneraties. Nieuw solidair contract Dat laatste lijkt nu te gebeuren bij de grote pensioenfondsen zoals het ABP. Sociale partners gaan op voor het solidaire contract. De twee op het eerste gezicht meest zichtbare solidariteitskenmerken zijn de volgende: Beschermingsrendement en overrendement Het totale vermogen als optelsom van alle persoonlijke vermogens wordt net als nu als één groot geheel belegd. Echter, het rendement op dat vermogen wordt niet meer zoals nu gelijkelijk over alle deelnemers verdeeld, maar het gaat verschillen per leeftijdsgroep. Het totale rendement wordt verdeeld in een beschermingsrendement en een overrendement. Het beschermingsrendement is het deel van het fondsrendement dat is bedoeld om de pensioenen van vooral de oudere deelnemer en de gepensioneerde zoveel mogelijk gelijk (nominaal) te houden. In het conceptwetsontwerp gaat het daarbij om wijzigingen in rente en levensverwachting, maar in de consultatieronde wordt bijv. ook op inflatiepieken gewezen.

Wat er overblijft na toedeling van het beschermingsrendement is het overrendement. Naar mate er meer geld gaat zitten in het beschermingsrendement, blijft er minder over voor het overrendement. De gedachte is dat het beschermingsrendement er voornamelijk is voor de ouderen, en het overrendement is er voornamelijk voor de jongeren. Jongeren krijgen een groter deel van het overrendement, omdat zij nog langer de tijd hebben om eventuele verliezen in te halen. Een hoge toedeling van het beschermingsrendement aan de ouderen, zal gevolgen hebben voor de toedeling van het overrendement (indexatie) aan deze groep. De jongeren zullen hun eisen navenant bijstellen. Bij de toedeling van de percentages beschermingsrendement en overrendement per leeftijdscategorie lijkt een oude belangentegenstelling te herleven.

Solidariteitsreserve De solidariteitsreserve is een niet afgescheiden stuk vermogen in het totale vermogen, dat als een aparte deelnemerscategorie (net als de andere (leeftijds) cohorten), meeloopt in de toedeling van beschermings- en overrendement. Het is een stuk niet individueel toebedeeld vermogen, dat niet zoals nu de huidige FTK-buffer functioneert is als ‘dood geld’, dat er is voor de zekerheid. De reserve mag minimaal 0% en maximaal 15% van het fondsvermogen zijn. De reserve wordt gevuld met maximaal 10% van de te heffen premie, en/of 10% van het overrendement, als dat positief is. De solidariteitsreserve is een vermogensdeel dat gebruikt wordt om de intergenerationele solidariteit uit te balanceren. Het wordt ingezet als bijv. één generatie door financieel-economische ontwikkelingen een pechgeneratie dreigt te gaan worden en is daarmee bedoeld als ‘werkend geld’.

Over de uitdeling van de reserve moeten vooraf afspraken worden gemaakt. Dat kan bijv. zijn het opvangen van premieschommelingen, of het opvangen van dalende pensioenen bij een beurscrash. Ook hier lijken toch weer oude generatietegenstellingen te herleven. Jongerenorganisaties schrijven dat deze reserve in de praktijk wel eens zou kunnen uitwerken als een buffer voor de pensioenen in uitbetaling. Gepensioneerdenorganisaties ventileren dat in de praktijk sociale partners deze reserve wel eens zouden kunnen gaan gebruiken om premieschommelingen op te vangen. Alternatieven Kortom, zo lang je solidariteitskenmerken in het systeem brengt, zo lang heb je strijd tussen groepen. En waar die kenmerken in het huidige systeem nog impliciet in het systeem zijn verborgen, komen die in het nieuwe solidaire systeem expliciet aan de oppervlakte. Er moeten qua solidariteit expliciete keuzes worden gemaakt. Blijft over het huidige systeem met een hogere rekenrente, zodat de tegenstelling tussen generaties niet zichtbaar en voelbaar is. Dat wordt een moeilijke zaak, daar is al veel strijd over gevoerd. De nieuwe contracten zijn er juist gekomen omdat aanpassing van het huidige contract op het punt van de rekenrente niet mogelijk bleek.

Of toch de individuele variant? Dat maakt de pensioenregeling wel simpeler. Het pensioenfonds wordt een beleggingsinstelling op zoek naar het hoogste rendement voor iedere individuele pensioenpot. Dan wordt het verschil met wat je in de markt bij een pensioenverzekeraar kunt kopen een dunne lijn. Daar heb je geen instituut als een pensioenfonds voor nodig. En het leidt volgens het CPB op termijn tot grote verschillen in pensioenen tussen jongere en oudere generaties. Dat willen we als GOV|MHB vooralsnog ook niet. Dan toch maar de solidaire variant. Adviescollege Toetsing Regeldruk De consultatieronde heeft veel commentaar opgeleverd. Intussen heeft het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) negatief geadviseerd op het huidige concept-wetsontwerp. Het ATR adviseert het kabinet en de Eerste en Tweede Kamer over de regeldrukeffecten van wet- en regelgeving. Volgens het college is het wenselijk het huidige pensioenstelsel aan te passen, maar de gestelde doelen zijn te weinig concreet, alternatieven zijn niet uitgewerkt, de begrijpelijkheid schiet tekort en de monitoring ontbreekt. Het ATR vindt dat de vele beschermings-, risico- en beheersinstrumenten het nieuwe stelsel te ingewikkeld maken voor bedrijven en burgers, zeg maar de gewone mens. Het is het ATR niet duidelijk waar de bedoelde vereenvoudiging in het nieuwe stelsel is te vinden. Minister Koolmees reageert daarop in de pers met de uitspraak: “Vindt mij iemand die het huidige pensioenstelsel kan uitleggen”. Uiteindelijk komt het ATR tot de conclusie dat de onderbouwing van het wetsvoorstel onvoldoende is voor een goede besluitvorming. Standpunt GOV|MHB Uw vakbond heeft steeds om soortgelijke redenen geen ja en geen nee gezegd tegen het nieuwe pensioenstelsel. De uitwerking van het nieuwe pensioenstelsel wordt tot nu toe gedaan in algemene termen en in gemiddelden. Ook in deze fase bestaan er daarom nog zoveel onduidelijkheden, dat op dit moment geen ja of nee tegen het concept- wetsontwerp gezegd kan worden. Er zijn ook nog belangrijke details die in lagere regelgeving worden uitgewerkt.

We willen weten hoe het nieuwe stelsel concreet voor alle (leeftijds)groepen, voor u, uitvalt. Dat doen we door het vaststellen en doorrekenen van maatmensen specifiek voor de burger- en militaire populatie binnen het ABP. Maar de resultaten daarvan zijn pas goed en betrouwbaar als alle onderdelen van het systeem uitgekristalliseerd en goed vastgelegd zijn. En zo ver zijn we nog niet.

ADVERTENTIE