Op de foto links, lkol M.P.A. den Ouden, commandant van het NDVN, in gesprek met de commandant van de 2nd U.S. Infantry Division Clark L. Ruffner (foto: NIMH)

HISTORIE

M.P.A. den Ouden (1909-1951)

Leiderschap ten tijde van drie conflicten

DRS. CEES SOMERS

Lkol der Grenadiers Marinus Petrus Antonius (René) den Ouden sneuvelde bij een Chinese aanval op de commandopost van het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN) op 12 februari 1951 te Hoengsong ten tijde van de Koreaanse oorlog (1950-1953). Wie was René den Ouden en hoe wordt hij herinnerd door medestrijders? Lopen er constanten in zijn militaire carrière?

Den Ouden werd geboren in Oud Gastel op 21 augustus 1909 en volgde onderwijs aan het Norbertus Lyceum te Roosendaal gevolgd door de Bisschoppelijke Kweekschool te Oudenbosch, onderdeel van het Instituut St. Louis. Omdat zijn ouders krap bij kas zaten werd zijn opleiding financieel door zijn familie mogelijk gemaakt. Toen het vinden van werk als onderwijzer niet lukte meldde hij zich aan voor een opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) te Breda en werd ten gevolge van het in Nederland en in Nederlands-Indië gehouden rangschikkingsonderzoek in 1929 als cadet toegelaten[1]. Hij was lid van de Vrijwillige Landstorm die, voorafgaande aan de Eerste Wereldoorlog, was opgericht als reserve voor leger en landweer. Na afronding van de officiersopleiding aan de KMA werd hij bij Gouvernementsbesluit van 31 juli 1932 benoemd tot tweede luitenant der infanterie bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). De opleiding voor het KNIL was gratis in tegenstelling tot de opleidingen voor het leger hier te lande. In Bandoeng werd hij in 1940 aangesteld als docent aan de aldaar opgerichte KMA. Hier leerde hij zijn latere plaatsvervangend bataljonscommandant van het Eerste Bataljon Oorlogsvrijwilligers Garde Jagers, kortweg aangeduid als 1 OVW Jagers, luitenant ‘Kuuk’ Nooteboom, kennen en waarderen.

In 1941 begeleidde hij per schip NSB’ers en Duitsers van Atjeh naar Brits-Indië. Vanaf februari 1942 werd hij als instructeur verbonden aan het Corps Opleiding Reserve Officieren te Bandoeng; net op tijd terug voor oorlogsdeelname tegen de Japanse inval. Een van zijn leerlingen herinnerde zich de pittige trainingen maar ‘luitenant Den Ouden deed, in hetzelfde tenue, precies hetzelfde met ons mee’[2]. Bij de Japanse aanval zag Den Ouden zeventien jongens van zijn compagnie sneuvelen in de Tjiaterstelling boven Bandoeng waar de Japanse militairen tientallen gewonde krijgsgevangenen afslachtten. Na de capitulatie bracht Den Ouden 3,5 jaar door in krijgsgevangenschap op Java in diverse kampen waar hij in de regel in de keukenploeg werkzaam was[3]. Hierdoor was hij in staat af en toe een KNIL-pannetje rijst te smokkelen naar hen die wat extra’s nodig hadden.

Na de Japanse overgave van 15 augustus 1945 werden krijgsgevangenen stap voor stap vrijgelaten en zette Den Ouden zich in om met buitgemaakte Japanse wapens het vrouwenkamp Tjideng te beschermen tegen Indonesische terreurgroepen tijdens de bersiap-periode. In december 1945 werd hij toegevoegd aan het Britse trainingskader dat ingestroomde OVW-bataljons op Malakka jungletraining gaf. Toen deze bataljons aanvang 1946 geleidelijk toestemming kregen van het Britse South East Asia Command (SEAC) om het grondgebied van Nederlands-Indië te betreden, volgde Den Ouden in het gezelschap van 1 OVW Jagers naar Batavia. Vanaf februari werden eveneens de KNIL-luitenants De Boer, Glaser en Faber bij dit bataljon benoemd. Na het ‘Kerstincident’ van 1945, waarbij eerder vanuit Nederland ingestroomde officieren bij dit bataljon zich misdroegen, werden op 21 februari 1946 de bataljonscommandant (BC) maj Kelderman, en de kaps Huizing, Hesse en Bol uit hun functie ontheven en gerepatrieerd. Op 28 februari werd lt Den Ouden benoemd tot BC. Zijn benoeming tot kap kwam tegelijkertijd af. Nadat de veiligheidssituatie in en rond Batavia mede door inzet van de Jagers was verbeterd volgde de benoeming tot maj voor Den Ouden.

Opvallend is dat positieve acties van in Nederlands-Indië ingezette militairen in de media nauwelijks worden vermeld. Ook niet in de Defensiekrant! In de archieven van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) moet ongetwijfeld een veelheid van positieve acties beschikbaar zijn. Juist dit instituut zou dergelijke positieve acties in het kader van het Meerjarenonderzoek naar buiten moeten brengen om een evenwichtig(er) beeld van het optreden van Nederlandse militairen in voormalig Nederlands-Indië neer te zetten.

Maj Den Ouden

Toen de kampong Tjibinong op de weg van Batavia naar Buitenzorg was bevrijd kreeg bataljonsarts Jo Vonk van de BC de opdracht een polikliniek op te zetten. Den Ouden regelde de spullen, een tolk en gaf ook de opdracht iedere patiënt een liter rijst mee te geven die geregeld werd via het Binnenlands Bestuur[4]. Een veelvoorkomende actie bij instromende OVW-bataljons kan worden gekenschetst als een drie-eenheid: herstel van basisveiligheid, basisvoedselvoorziening en basisgezondheidszorg. Veelal voortgekomen vanuit het gewapend verzet tegen de Duitsers werd hun inzet in Nederlands-Indië in een NIMH-publicatie geroemd als waar patriottisme dat zich hierna in ons land niet meer heeft vertoond[5]. De toegenomen veiligheid, voedselvoorziening en gezondheidszorg deed de bevolking terugkeren naar de door de Jagers bevrijde kampongs. Toen in juni 1946 het zuidelijker gelegen Pondok Bendah werd bevrijd, verscheen de arts Els Oosterhuis-Weisz ter plaatse. Maanden geleden in Nederland gehuwd met lt Oosterhuis was zij hem op eigen houtje nagereisd en kreeg van de BC toestemming ook hier een polikliniek te openen om de nood van de omliggende kampongs te helpen lenigen.

Omdat (interne) communicatie van belang werd geacht, stelde Den Ouden begin 1946 OVW-Jager Kees Rockx aan om de bataljonskrant De Jager te vullen. Na eerder veel enthousiaste bijdragen te hebben ontvangen moest Rockx na die beginperiode tientallen aliassen bedenken om het blad vol te krijgen. Hij werd aangesproken door Den Ouden: Van B.C., Rokx zorg dat je nu zelf ook je fantasie eens een beetje laat werken. Je hoort toch ook wel eens van een varkensjacht, van stunts bij de Irene-opleiding, rake opmerkingen op een voetbalveld, of ben je zo’n bureaukraat dat je geen contact met de troep hebt? De Jagerkrant is anders vóór en uit de troep. Reactie - veel later - van Rockx: ‘Nee, Den Ouden en ik, wij waren geen vrienden’[6].

In augustus 1946 treffen Den Ouden en een oude bekende uit het Bandoengse, Kuuk Nooteboom, elkaar als de laatste staat te liften in Batavia. In no time werd de kennis hernieuwd en werd lt Nooteboom in het kantoor van de Adjudant-Generaal benoemd tot second-in-command onder Den Ouden[7]. Nooteboom herinnerde zijn BC zich als volgt: ‘M.P.A. den Ouden was een goed aanvoerder van ons bataljon. Een man met vele goede initiatieven, een koppig volhouder. Dominant en hoge eisen stellend aan zichzelf en anderen’[8]. In deze periode werd ook een Ereraad ingevoerd die Jagers, die zich buitengewoon hadden ingezet, kon belonen met een Ere-Jager badge. Den Ouden had oog voor het individu naast het team.

Hij was met 1 OVW Jagers actief op Java en Sumatra. Bij de inzet op Sumatra trokken in augustus 1947 Jagers van dit bataljon naar de kampong Pasar Oesang. Hier troffen ze een grote groep christenen, afkomstig van het eiland Nias, onderdrukt en uitgebuit tijdens de Japanse bezetting en na de Japanse overgave door soldaten van de ‘Repoeblik’ tot dwangarbeid gedwongen. Oorspronkelijk bestaande uit zo’n vierduizend personen, maar door ontberingen geslonken tot een groep van 1800 mannen, vrouwen en kinderen. Uitgehongerd als ze waren, werden ze gedwongen activiteiten tegen de Nederlandse militairen te ondersteunen zoals het plaatsen van trekbommen. Velen waren gekleed in boomschors bij gebrek aan kleding en door een gedurfde actie van de Jagers meegenomen naar hun kamp, verzorgd, gevoed en gekleed. De Niasse pendita (hulpdominee) schetste hun droevige geschiedenis. Na de verzorging en voeding kwam een oude, sterk vermagerde man naar voren. Hij nam zijn trompet en blies het Wilhelmus uit dank. Vrijwel alle Niassers zongen het Wilhelmus - in het Maleis - mee[9]. Deze gebeurtenis heeft diepe indruk gemaakt op alle aanwezigen, tot op hoge leeftijd. Ook diverse kranten en periodieken besteedden aandacht aan deze reddingsactie[10]. Ondanks vele bronnen die dit voorval beschrijven, zoals de contemporaine periodieke pers, diverse egodocumenten als literatuur, is deze actie anno 2021 bij bepaalde onderzoekers en onderzoeksinstituten niet meer bon ton of past niet meer in een ‘inclusieve’ agenda die voorschrijft vooral kritiek te hebben op de inzet van deze veteranen. Feit is dat de actie plaatsvond, het Wilhelmus werd geblazen én gezongen in het Maleis en de gebeurtenis diepe indruk bij de aanwezigen achterliet. Daar kan geen politieke wind tegenop. Controleerbare bronnen zijn ruim aanwezig.

Den Ouden liep op Java en Sumatra zelf menige patrouille mee en ook zijn vrouw Elly is een aantal keren, onder pantser, met patrouilles meegegaan hetgeen door de mannen zeer werd gewaardeerd en werd omschreven als een tocht ‘met oorbellen en op sluipschoenen’. Den Ouden schoot en route wel eens een eend af met zijn Garand die vervolgens aan de patrouilleleden werd overhandigd ‘voor vanavond’.

Elly den Ouden op patrouille

Den Ouden neemt te Padang afscheid van een Britse officier

In het voorjaar van 1948 kreeg BC Den Ouden bericht met recuperatieverlof naar Nederland te mogen gaan. Hij weigerde en stond erop samen met zijn 1 OVW Jagers, wier vertrek enkele keren was uitgesteld, in mei 1948 te repatriëren. Dit bataljon zou het enige bataljon zijn dat na terugkeer voor het (toen nog) prinselijk paar mocht defileren op Paleis Soestdijk. Toen vele jaren later het ereveld met gevallenen bij Padang verplaatst moest worden naar Menteng Pulo bouwden Indonesische veteranen uit respect voor deze tegenstander op die plaats een monument dat nog steeds in Padang staat.

Na vier maanden verlof volgde een nieuwe aanstelling bij het Directoraat Centrale Opleidingen te Bandoeng. Tijdens de Tweede Politionele Actie voerde Den Ouden vierhonderd militairen aan, afkomstig uit 54 verschillende compagnieën van KNIL, KL en Marine, die op oudejaarsnacht in 1949 succesvol een landing uitvoerden in de Lampongse districten in het zuiden van Sumatra[11]. De Ambonezen in zijn compagnie beslopen op zeker moment één-voor-één hun charismatische commandant om hem Slamat Tahoen Baroe (Gelukkig Nieuwjaar) toe te wensen.

Kort na deze actie werd Den Ouden (kort) overgeplaatst naar het Regiment Speciale Troepen (RST) in Tjimahi waar hij onder meer springproeven als parachutist aflegde Hier leerde hij kap Eekhout van de paraschool beter kennen. Eekhout, verantwoordelijk voor tal van gedurfde para-aanvallen, zou een Bronzen Leeuw verwerven en in 1951 een van de ondercommandanten van Den Ouden worden in Korea. In februari 1950 keerde Den Ouden terug naar Nederland en werd op eigen verzoek geplaatst bij het Garderegiment Grenadiers en Jagers. Hij spande zich tot het uiterste in voor de goede opvang van de naar Nederland uit te wijken RST’ers die zouden worden opgenomen in de Koninklijke Landmacht (KL). Zulks tegen de zin van Den Ouden die pleitte voor het in stand houden van dit ervaren en gespecialiseerde korps: ‘Het waren professionals, para’s met veel ervaring’ [12].

Korea

Ondertussen was in Korea een internationaal conflict uitgebroken tussen het communistische Noorden en het kapitalistische Zuiden. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) vroeg aan haar leden een militaire bijdrage om het zuiden bij te staan tegen de communistische expansie. Nederland had ook verplichtingen die o.a. voortkwamen uit de recente toetreding tot de NAVO. Was de Nederlandse regering in eerste instantie afhoudend, in augustus 1950 werd besloten grondtroepen te sturen die zouden bestaan uit vrijwilligers. Onder hen was maj Den Ouden. Hij voldeed aan de gestelde criteria als tropengeschiktheid, voorkeur voor het Korps Speciale Troepen (KST), en leeftijd. Op 9 september 1950 werd Den Oude aangesteld als commandant van het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN) dat op 15 oktober formeel werd opgericht. Er meldden zich 1670 vrijwilligers, onder meer vanuit Indonesië, die vanaf 15 september werden ingedeeld bij het toen nog administratieve Regiment Van Heutsz. Het NDVN zou lange tijd door het leven gaan als het Van Heutsz-bataljon. Uitzondering werd gemaakt voor officieren als Den Ouden die per KB waren benoemd bij de Garde en werden uitgezonden als gardeofficier; niet als Van Heutszer. Een groot deel van de vrijwilligers had in Nederlands-Indië gediend als oorlogsvrijwilliger of bij het RST/KST. Velen, waaronder tientallen Jagers en Grenadiers, hadden gereageerd op de persoonlijke oproep van Den Ouden: ‘Jongens, we zijn weer nodig’.

Den Ouden omringde zich met bewezen professionals. In het geval van Den Ouden was sprake van wat ironisch een CIA-trust genoemd werd, een kring van krijgservaren Comrades-in-Arms. Oud-leden van OVW-bataljons (onder meer de Indië-Jagers), oud-KST’ers en para’s maakten prominent deel uit van deze vrijwilligers. Dat gold ook voor officieren als kap Eekhout van de para’s. De geestelijke zorg was in handen van de oude bekende aalmoezenier pater Louis van de Vrande van het OVW-bataljon Zeeland. Ook deze pater kon goed met de jongens omgaan. Toen hij in Korea diende, zei Den Ouden eens tegen hem: ‘Louis, je hebt niet eens een wapen bij je. Dat is onverantwoord. Je moet een wapen dragen voor het geval je ineens gevaarlijke jongens tegenkomt’. De volgende dag verscheen pater Louike - zo noemden ze hem - bij het ontbijt met een grote bazooka aan zijn schouder. De jongens waardeerden die humor. Op zo'n manier gaf hij ze morele steun. Na Korea zou Van de Vrande overgaan naar het KCT en op 27 augustus 1952 (ruim in de veertig) zelfs zijn groene baret halen. Deze mannen hadden elkaars nieren geproefd en zoals Shakespeare schreef in Henry V, St. Crispin’s Day Speech: ‘We band of brothers; For he today that sheds his blood with me, shall be my brother’. Ze wisten wat ze aan elkaar hadden.

Lang heeft dit Korea-commando van Den Ouden niet mogen duren. Op zondag 12 februari 1951 sneuvelde overste Den Ouden bij een gerichte aanval van Chinese militairen op zijn commandopost bij Hoengsong [13]. Het Amerikaanse leger in Korea was in in deze periode in meerdere opzichten voor verbetering vatbaar. De Chinezen deden zich in Koreaanse uniformen voor als Zuid-Koreanen, waarmee zij herhaaldelijk succes hadden. De aftocht dekkend van Amerikaanse troepen, leidinggevend aan zijn stafleden, sneuvelde Den Ouden te midden van zijn kameraden. Ironie was dat ook aalmoezenier pater Van de Vrande gewond raakte aan zijn zijde, zich dood hield, het uiteindelijk overleefde maar zijn polshorloge verloor aan een van de Chinese aanvallers. Op 8 maart zou hij de rouwdienst voor zijn commandant leiden bij diens ter aarde bestelling.

Wat waren de constanten gedurende de militaire carrière van René den Ouden? Leiderschap, normstellend en normhoudend, zorg voor zijn medemensen, zowel militair als burger, bijdragen aan vrede en veiligheid en hiermee perspectief bieden voor een betere toekomst. Lkol der Grenadiers M.P.A. den Ouden stierf in het harnas en werd postuum benoemd tot Ridder MWO 4e klasse. Zij die met hem dienden koesteren veel verhalen over hun commandant. Duidelijk, helder, stip op de horizon, niets is onmogelijk. Een leider in de juiste betekenis van het woord en met een voorbeeldfunctie. Stabiliteit in tijden van transitie.

Toen ik in 1964 als cadet van de KMA voor het eerst over de Heldengalerij van het Kasteel van Breda rondliep, viel mijn oog op een vitrine met daarin het uniform van wijlen lkol Marinus den Ouden. Zijn wijnrode baret en onderscheidingstekenen werden daarin ook geëxposeerd. Terplekke kreeg ik toen een flashback aan de verhalen van mijn opa over die persoon die ikzelf nooit had gekend.

Aan de schoorsteen boven de plattebuiskachel hing ooit een doodsprentje vastgespeld aan het behang. Het hing er al zo lang dat het vergeeld was en de randen waren gaan krullen. In mijn herinnering heb ik het over eind jaren vijftig van de vorige eeuw. Opa vertelde mij dat het een herinnering was aan Marinus den Ouden. Een zoon van zijn zuster die in Oud Gastel woonde en die in Korea was gesneuveld. Hij vertelde me ook dat hij zich, mede ingegeven door het feit dat zijn eigen zoons op jonge leeftijd waren overleden, min of meer over die jongen had ontfermd omdat diens ouders kennelijk niet in alle opzichten daartoe in staat waren. Hij vertelde me dat Marinus, samen met de zoon van de burgemeester, naar dezelfde school was gegaan als waar ik toen ook op zat. Dat was het St. Norbertus Lyceum in Roosendaal. Later was hij naar de kweekschool gegaan in Oudenbosch en omdat er tijdens het interbellum geen werk was op dat gebied is hij naar de KMA gegaan. In die periode had opa een café en periodiek ging opa op de fiets naar Breda en tijdens een rendez-vous in een restaurant aan de rand van Breda overhandigde hij Marinus dan wat zakgeld (meestal een tientje zei opa). Wat ik me ook herinner, is dat opa vaak bedroefd was als hij over Marinus vertelde. Ook toen opa bij ons inwoonde. Die verhalen hebben mij mede geïnspireerd om ook te kiezen voor de KMA.

Tijdens de selectiedagen verliep het eindgesprek met de toenmalige Gouverneur en overige leden van de selectiecommissie niet vlot en dat dreigde in mijn ogen de verkeerde kant uit te gaan. Ik wilde naar de Genie maar mijn cijfers voor de exacte vakken voldeden in de ogen van de generaal Van de Wall Bake niet aan de gestelde normen. Ik zag dat anders. Maar ik probeerde het gesprek een andere wending te geven door te vertellen over mijn vader die in de meidagen van 1940 bij de Barendrechtse brug had gevochten en daar gewond was geraakt en zijn maat had verloren. En vervolgens vertelde ik wat ik wist over Marinus den Ouden en de betrokkenheid van mijn opa bij die officier. De atmosfeer van het gesprek klaarde zienderogen op. En zo kwam ik toch nog op de KMA terecht. Toen ik bij het Korps Commandotroepen diende heb ik regelmatig mensen ontmoet die nog met hem in Nederlands-Indië en in Korea hadden gediend. Er werd zonder uitzondering met veel waardering over hem gesproken. Toen ik mijn moeder vertelde over de risicovolle trainingen die we bij het KCT nog wel eens uitvoerden (ik vertelde niet alles!) viel de naam van Marinus den Ouden nog wel eens bezorgd uit haar mond.

Tegenwoordig hangt het uniform van Marinus den Ouden in de Historische Verzameling van de KMA in de ‘oude HBS’. In Oud Gastel is een straat naar hem genoemd.

A.P.J.M. Kempenaars Lkol MJD b.d.

Pater Van de Vrande leidt een begrafenis

Eindnoten

  1. De Indische Courant, 30 september 1929, tweede blad.
  2. Orgaan van De Garde. Koninklijke Vereniging van Grenadiers en Jagers (oktober 1950; p. 11).
  3. Kees Rockx, Jagers en Jagerslatijn. Kroniek van het Eerste Bataljon Jagers OVW 1945-1948 (1950; p. 135).
  4. Rockx, ibidem; p. 101.
  5. Paul Hartman en Arthur ten Cate, Garde zonder Grenzen. 175 jaar Grenadiers en Jagers 1829-2004 (Den Haag 2004; p. 67).
  6. Kees Rockx, Retourtje Indië. (Goirle 1986; pp. 97-101).
  7. Rockx, Jagerslatijn; p. 136.
  8. Rockx, ibidem; p. 139.
  9. Rockx, ibidem; pp. 221-224. En verder: ● Cees Somers, Oorlogsvrijwilliger. Garde Jager. Veteraan (Nijmegen 2020; pp. 308-310); ● Een kleurrijk Priesterleven. Dagboek van de aalmoezenier R.J. Engelen bij 1 OVW Jagers; p. 31 (Ongepubliceerd dagboek; Archief Stichting Handhaving Traditien Garderegiment Grenadiers en Jagers, map 26-C; 1 OVW Jagers/losse stukken). ● Hans Brans, Eens Jager blijft Jager. Mijn diensttijd bij het 1e Bataljon Garderegiment Jagers 1945-198; p.111. (Ongepubliceerd dagboek; Archief Stichting Handhaving Traditien Garderegiment Grenadiers en Jagers, map 26-C; 1 OVW Jagers/losse stukken).
  10. Goudsche Courant, 18 september 1947; De Vrije Zeeuw, 5 augustus 1947; Trouw, 8 augustus 1947; Trouw, 4 september 1947, p. 4; Nieuwsblad van het Zuiden, 6 september 1947.
  11. De Garde, oktober 1950; p. 12.
  12. J.A. de Moor, Westerling’s oorlog. Indonesië 1945-1950 (1999; p. 489).
  13. F. Appels, N.D.V.N. Het Nederlands Detachement Verenigde Naties in de Koreaanse Oorlog 1950-1954 (Z.p. 2015, pp. 31-32).