CARREACTIE

Wapenbeheersing toen, nu en sraks (1)

LKOL DRS. ERWIN BIERI

Russische pantservoertuigen gereed om te worden vernietigd onder het CSE-verdrag

Reactie op het artikel ‘Wapenbeheersing toen, nu en straks’, van lkol b.d. Harry van der Horst in Carré 1-2021

Informatie over de auteur:

  • sinds 1 januari 2020: Senior National Representative (SNR) & Chief Plans and Policy BENELUX Arms Control Agency (BACA), Brussel;
  • van 2006 - 2012: Hoofd Datamanagement Wapenbeheersing bij de Defensie Wapenbeheersingsorganisatie (DWBO), Den Haag.

Met genoegen het artikel ‘Wapenbeheersing toen, nu en straks’ van lkol (KLu) b.d. Harry van der Horst gelezen. Het deed mij deugd dat het onderbelichte onderwerp ‘wapenbeheersing’ in dit nummer aan de orde kwam, met - om te beginnen - een historisch overzicht van de diverse verdragen/documenten en de ontwikkeling ervan in internationaal verband.

Het verbaast mij echter, dat de auteur op geen enkele wijze contact met mij, als hoogste Nederlandse militair op het gebied van wapenbeheersing, of mijn collega’s heeft opgenomen alvorens zich te wijden aan een artikel in Carré. Ondanks het feit dat de auteur in de vorige eeuw ervaring heeft opgedaan binnen de Sectie Wapenbeheersing Luchtmacht (toen nog binnen het CLSK aanwezig, net zoals de Sectie Wapenbeheersing Landmacht, alvorens de beide organisaties in 2004 werden samengevoegd tot DWBO) en daaropvolgend militair attaché in Moskou is geweest, moet ik het volgende opmerken. Het artikel is duidelijk geschreven maar enige nuancering ontbeert, naast enkele hiaten, onvolledige informatie en omissies. Ik zal kort ingaan op enkele kritieke punten om de inhoud van het artikel accurater weer te geven.

Allereerst gaat de auteur in op de wapenbeheersingsverdragen en -documenten waar Nederland zich aan heeft gecommitteerd. De scheidslijn tussen de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (MinBuZa) en het Ministerie van Defensie (MinDef) blijft echter onderbelicht. Het MinDef, en namens deze de (militaire) wapenbeheersingsorganisatie, is gemandateerd om namens BuZa de implementatie en de operationele uitvoering van de verdragen op zich te nemen. Binnen de operationalisering van wapenbeheersingsactiviteiten is het voor elk land de verplichting om jaarlijks de informatie te ontsluiten betreffende de defensieorganisatie, het personeel en het materieel (ingedeeld naar categorieën die onderhevig zijn aan de verdragen). Deze ‘Annual Exchange of (Military) Information’ berust op de belangrijkste verdragsverplichting. Nederland ontsluit informatie over de defensieorganisatie op basis van de volgende verdragen: Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE-verdrag), het Weens Document 2011, de Global Exchange of Military Information, het VN-Wapenregister (met daarbij het overzicht ‘Small Arms and Light Weapons’) en de Arms Trade Treaty. Daarnaast bestaat er de verdragsverplichting om inkomende teams vanuit het buitenland (bijvoorbeeld Oekraïense, Georgische, Wit-Russische of Kazachse inspectieteams met wapeninspecteurs) te begeleiden tijdens hun inspectie in Nederland (zgn. escorts of passieve inspecties). Wapeninspecties zijn bedoeld om te verifiëren of een land zich houdt aan de gelimiteerde aantallen van het militair materieel. Basis hiervoor vormt dus de jaarlijkse informatie-ontsluiting. Het uitvoeren van een Nederlandse inspectie in het buitenland daarentegen (zgn. actieve inspectie) is een door MinDef en MinBuza gefaciliteerde mogelijkheid om (post-Sovjet) landen te inspecteren.

Met de zinsnede ‘Wapenbeheersing is niet meer zo sexy’ slaat de auteur mijns inziens de plank mis. Ondanks mijn begrip voor het feit dat inkrimping van een organisatie veelal met verlaagd belang c.q. verlaagde prioritering te maken heeft, is de huidige tri-nationale BENELUX Wapenbeheersingsorganisatie (BACA) een internationale speler van formaat geworden. De huidige synergie tussen de landen heeft geresulteerd in een organisatie van momenteel twintig personen (BEL, NLD, LUX) die nauwe banden is aangegaan met de Duitse Zentrum für Verifikationsaufgaben der Bundeswehr (ZVBw), de Franse Unité Française de Vérification (UFV)) en de Engelse Joint Arms Control Implementation Group (JACIG), partnerorganisaties die op regionaal niveau de wapenbeheersingsakkoorden uitvoeren en faciliteren. De Nederlandse wapenbeheersingsorganisatie is nog nooit zo internationaal, wijdverbreid en diepgeworteld geweest. Binnen internationaal overleg op OVSE-niveau is BACA dan ook een zeer belangrijke speler. Het Nederlands aandeel binnen BACA mag zich verheugen op een grote aantrekkelijkheid voor functievervulling en beschikt momenteel over zes Nederlandse functies (vijf fulltime en een reservist in actieve dienst), naast een tiental parttime wapeninspecteurs.

Nederland is vanaf de oorsprong van het Open Skies verdrag betrokken bij de implementatieverplichtingen. Het uitvoeren van actieve missies was voor de BENELUX- groep een aantal jaren stopgezet maar krijgt een doorstart in 2021. Momenteel is het Open Skies verdrag een punt van aandacht in verband met de terugtrekking van de Verenigde Staten (VS) en de dreiging van Rusland om eruit te stappen.

Dat wapenbeheersing soms wordt gekoppeld aan de Koude Oorlog-gedachte is een feit. Echter, het is een fabel dat deze koppeling direct gerelateerd wordt aan het feit dat wapenbeheersing niet meer van deze tijd is. Niets is minder waar. Middels wapenbeheersing is het mogelijk om op het (militair-)diplomatieke vlak een groot netwerk op te bouwen (en te onderhouden) met collega’s uit post-Sovjetlanden. Deze contacten zijn van eminent belang om vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen tussen landen te initiëren en te onderhouden. Dit is ook de bedoeling van de zgn. CSMB’s van het Weens Document waar de auteur op doelt.

Initieel gaan wapenbeheersingsinspecties (verificaties) over kwantitatieve maatregelen waarbij er letterlijk geteld wordt waar, hoeveel en welke conventionele wapensystemen overeenkomen met de jaarlijkse informatie-ontsluitingen. De symmetrie binnen wapenbeheersing is nagenoeg weggevallen na de Koude Oorlog. Momenteel dicteert asymmetrie van wapensystemen binnen een conflict het gevechtsveld. De doorontwikkeling van geavanceerde inzetmiddelen zoals (killer-)drones, cyberaanval-systemen, UAV’s, EOV et cetera, die het nieuwe gevechtsveld dicteren heeft ertoe geleid dat wapenbeheersing en verificatie momenteel onder de loep zijn genomen om deze nieuwe systemen ook te integreren in de verdragen. Door deze modernisering kunnen de validiteit en inzicht in de gevechtskracht van een land beter worden geanalyseerd. Een shift van kwantitatieve naar kwalitatieve verificatie zal dan moeten plaatsvinden. Anno 2021 is dit input van overleg tussen de 57 landen van de OVSE.

Wapenbeheersing, ‘Van Koude Oorlog naar Hete Vrede’, zoals de auteur stelt? Mijns inziens moeten we met wapenbeheersing de Hete Vrede naar ‘Heel Tevreden’ ontwikkelen.

Deze reactie is gebaseerd op deel 1 van het tweeluik van lkol b.d. Van der Horst, waarin met name de historiek van wapenbeheersing wordt beschreven. Ik hoop dat in deel 2 van het tweeluik, waar de actuele stand van zaken en toekomst aan de orde komt, overeenkomt met de werkelijkheid waar ik mij op dit moment in bevind en waar ik mij voor de doorontwikkeling inzet.

Repliek lkol b.d. Harry v.d. Horst op Carreactie lkol Erwin Bieri

Geachte lkol Bieri,

Uw reactie op mijn artikel over wapenbeheersing in Carré 1-2021 is mij door de redactie toegestuurd met de uitnodiging om commentaar te leveren.

Wij delen kennelijk de behoefte om het onderwerp wapenbeheersing meer aandacht te laten krijgen. Daarbij heb ik mij in mijn artikel gericht op een publiek dat bestaat uit geïnteresseerde lezers, veelal ex-collega’s. Het artikel heb ik hoofdzakelijk gebaseerd op eigen ervaringen en onderzoek, zonder wetenschappelijke pretenties. Daarbij heeft de eis van leesbaarheid voorop gestaan, wat niet eenvoudig is voor een zo complex onderwerp. Niet voor niets heb ik in het begin van het stuk aangegeven dat het ‘een nadrukkelijk niet-limitatieve opsomming van de WB-overeenkomsten in de laatste 75 jaar’ (met toelichtende eindnoot) betreft. Voorts, dat ik mij expliciet heb beperkt qua diepgang en nuance, omdat ik anders per overeenkomst een boek had moeten schrijven. Dus als u mij verwijt dat de tekst ‘enige nuancering ontbeert, naast enkele hiaten, onvolledige informatie en omissies’, dan vind ik dat, naast een stevige binnenkomer, die n.m.m. in uw verdere kritiek niet echt duidelijk wordt onderbouwd, niet echt een eye opener: dat heb ik zelf al aangegeven.

Een onderwerp waar ik mij bewust heb buitengehouden is dat van de mandateringen, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en competenties. Dat heb ik juist vooral gedaan om de leesbaarheid te dienen. Derhalve heb ik verwezen naar de studie ‘In het web van de Nederlandse wapenbeheersingsorganisatie’ uit 1996, van Eveline Eijkelkamp. Deze studie geeft meer dan genoeg informatie over dit aspect. Desgewenst stuur ik u deze scriptie toe. Overigens stem ik in met de informatie in uw aanvuling. (Met uitzondering van uw opmerking over de dreiging van de Russische Federatie om zich terug te trekken uit het Open Skies-verdrag. Volgens berichten in de media van 16 januari jl. heeft de Russische Federatie dat besluit inmiddels al genomen.)

Mijn bedoeling was, om, naast het aandacht vragen voor het onderwerp, de vanaf 1990 ingezette divergentie aan te tonen in de ontwikkeling van het politieke veiligheidsbeleid richting cynisme en de implementatie van optimistisch getoonzette wapenbeheersingsakkoorden, hoofdzakelijk door militairen. Ook nu kunnen er belangrijke keuzes worden gemaakt in de geopolitiek, gezien wijzigingen in de omstandigheden en middelen om conflicten te beslechten. Dat heeft mij geleid tot de bezorgde conclusie zoals ik aan het eind van mijn vervolg van het tweeluik heb gesteld. Ik wil de redactie van Carré niet in de weg lopen, dus ik moet er helaas van afzien om u de complete tekst toe te zenden. Daardoor kent u die conclusie van mijn artikel nog niet en adviseer ik u om uw kritiek te bewaren tot na publicatie van deel 2.

Gezien mijn doelstellingen was ik van mening met de mij ter beschikking staande kennis, ervaring (1990-1997) en nader onderzoek in staat te zijn een goed en leesbaar artikel te schrijven, zonder verder contact met de huidige beleids- en uitvoerende instanties. Als ik u daarmee persoonlijk voor het hoofd heb gestoten, dan bied ik u mijn excuses aan; dat is niet mijn bedoeling geweest.

Ik onderschrijf van harte het grote belang van wapenbeheersing in het mondiale vredes- en veiligheidsproces. En ook haar noodzaak in de toekomst, in een aangepaste aanpak. Daarbij verwacht ik dat het tweede deel van mijn artikel overeenkomt met de werkelijkheid waarin u zich op dit moment bevindt en wens u zeer veel succes bij de doorontwikkeling ervan.

Vriendelijke groet, Harry van der Horst