BOEKBESPREKING

De wederopstanding van China

Van prooi tot wereldmacht

RECENSENT: DR. JAAP ANTEN

BOEKINFORMATIE

Auteur: dr. Frans-Paul van der Putten Uitgegeven bij: Prometheus (januari 2020) ISBN: 978 90 446 41363 Boekinfo: Paperback, 288 pagina's Prijs: € 22,50

Het lezen van De Wederopstanding van China was voor mij een verademing. Wij Nederlanders hebben ooit besloten dat de rol van de geschiedenis voltooid verleden tijd is. Een land hoef je voortaan alleen maar te beoordelen en veroordelen op grond van westerse regels over rechtsorde, democratie en de omgang met andere landen. Van der Putten toont aan dat de rol van de geschiedenis niet is uitgespeeld, maar ook de toekomst bepaalt. De collectieve herinnering aan wat China in het verleden is overkomen bepaalt hoe het zich opstelt tegenover de toekomst. Nauwkeuriger, de kwalijke omgang sinds 1840 van de grote mogendheden met het land en het geleidelijk gerijpte voornemen van zijn bewoners dat zoiets ze nooit, nooit meer mag overkomen. Dit zit veel dieper dan de Chinese Communistische Partij. China moet volledig op eigen kracht veilig zijn en blijven.

De prooi Van der Puttens boek begint in 1840, toen China nog leefde met de illusie dat het land het Rijk van het Midden was waaromheen andere, onbeduidende, landen cirkelden. Dat jaar dwong de Britse macht ter zee het economisch sterk geïsoleerde China zich open te stellen voor de lucratieve opiumhandel. Meer acties volgden, ook van andere staten, die China met geweld, of de dreiging daarmee, aansloten op de economische wereldorde.

Natuurlijk waren China's machthebbers, die nog in het verleden leefden, het daar niet mee eens. Een Frans-Britse strafexpeditie in 1860 legde het zomerpaleis van de keizer in puin, niet nadat vele kunstschatten waren geroofd. Hoewel het nabijgelegen Beijing gevrijwaard bleef, was het zonneklaar dat China niet eens zijn eigen hoofdstad kon beschermen. In die tijd legde de Taiping-opstand om China te moderniseren, met bijvoorbeeld de bijbel als leidraad voor ambtenaren, het land goeddeels plat. Het ging om een verwoestende burgeroorlog van 1850 tot 1864. Van der Putten schat het aantal doden op minstens twintig miljoen. Ter vergelijking: het aantal slachtoffers van de contemporaine Amerikaanse Burgeroorlog wordt geschat op circa 750.000.

De conservatieve heersende Qing-dynastie won, maar was ernstig verzwakt. Het einde van de dynastie werd bespoedigd door de traumatische nederlaag in 1894 tegen het zich snel moderniserende Japan. Dat alles werd versneld toen in 1900 de grote mogendheden eendrachtig de Bokseropstand neersloegen, een door de Qing gesteunde moorddadige volksbeweging tegen de buitenlanders. In 1912 maakte het keizerrijk plaats voor een soort 'Myanmar-democratie', waar de werkelijke macht bij het leger lag.

Sun Yat-sens erfenis Sun Yat-sen, de Vader des vaderlands van een onaantastbaar, modern, via buitenlands kapitaal geïndustrialiseerd China, realiseerde zich bitter dat zijn land uniek was doordat álle grote mogendheden zich erop hadden gestort: een kolonie onder één heerser met een zeker verantwoordelijkheidsgevoel was er nog beter aan toe. Want voor het lot van de Chinese bevolking voelde niemand zich verantwoordelijk (p. 69). Sun overleed in 1925, maar in deze periode hadden multinationals als Shell en Unilever de reusachtige markt van zijn land ontdekt en ging de integratie van de bevolking in de economische wereldorde verder.

En Sun Yat-sen had een erfenis nagelaten, de Kuomintang, een door hem in 1911 opgerichte politieke partij, die zijn ideaal moest verwezenlijken via een eenpartijstaat. Democratie achtte hij ongeschikt voor het autoritair ingestelde China. Geen wonder dat de Sovjet-Unie hem steunde. De in 1921 opgerichte Chinese Communistische Partij wilde hetzelfde, een machtig, geïndustrialiseerd China geleid door één partij. Alleen meer via het Sovjet-model. Voorlopig zagen beide partijen in dat ze elkaar nodig hadden bij het onder controle brengen van het immense land. De kracht van Frans-Paul van der Putten zit hem in dit soort overeenkomsten: hij is niet voor niets China-expert bij Clingendael. Naar een eenpartijstaat Het verhaal nadert nu de meer bekende geschiedenis. In 1927 voelde Chiang Kai-shek, sinds Suns dood de leider van de Kuomintang, zich sterk genoeg om de eenpartijstaat door te drukken, wat neerkwam op een burgeroorlog met de communisten. De situatie werd gecompliceerd doordat Japan, na van Mantsjoerije een marionettenstaat te hebben gemaakt, vanaf 1937 grote delen van China binnenviel.

Nadat Japan in 1945 door de Amerikanen verslagen was, behoorde China tot de geallieerde overwinnaars en de burgeroorlog laaide weer op. Tot veler ontsteltenis wonnen de communisten in 1949 en Chiang Kai-shek vestigde zich met zijn getrouwen in Taiwan onder Amerikaans beschermheerschap. Omstreeks 1971 begon de Amerikaanse toenadering tot China en vanaf 1979 de modernisering van het land door Deng Xiaoping, wat tot het huidige machtige China leidde.

En als het communisme had verloren? Van der Putten doet inzien dat de gedachte dat deze modernisering tot meer democratie zou leiden berust op westers wensdenken waartoe China zelf weinig aanleiding heeft gegeven. Sterker nog, op grond van de genoemde gedeelde idealen van de Kuomintang en het Chinese communisme rijst de vraag: wat als Chiang Kai-shek in 1949 had gewonnen? Taiwan zou bij het vasteland horen. China zou nog corrupter zijn dan nu en zou slechts met vele bloedbaden à la het Plein van de Hemelse Vrede in 1989 de eenpartijstaat in stand hebben kunnen houden. Maar Mao's voortdurende maatschappelijke ontwrichting die tientallen miljoenen levens kostte zou er niet zijn geweest. De modernisering had met westerse investeringen dertig jaar eerder kunnen zijn begonnen, in 1949. En China zou in 2021 al kunnen zijn waar het onder het communisme pas in 2049 hoopt te staan: geen heerschappij over de wereld, maar wel enorme invloed daarop, economisch machtiger en ter vrijwaring van buitenlandse inmenging militair minstens even machtig als de Verenigde Staten (VS). Naast Tibet en Xinjiang met zijn Oeigoeren zou ook de Zuid-Chinese Zee al lang en breed in Chinese handen zijn. Want dat zijn de oude Kuomintang-idealen. En de Amerikanen zouden al dertig jaar roepen dat als die partij maar weg was alles goed zou komen.

Europa, spiegel je aan de geschiedenis Erger voor ons, Van der Putten houdt ons de spiegel voor, dat wat China destijds overkwam ook Europa ten deel kan vallen. Zichzelf nog als mondiaal centraal zien, terwijl het zonder zijn belangen goed te verdedigen verscheurd wordt. Dat is ook mijn angst: het gaat er niet om dat wij de nieuwe machten, met name China en later ook India, kunnen controleren, want die gedachten zijn luchtkastelen. We leven niet meer in 1900. Het gaat om het omgekeerde. Van der Putten hoopt dat Europa daartegen dezelfde remedie vindt als China destijds: je eigen kracht ontdekken en een langetermijn geopolitieke visie formuleren over je plaats in de wereld. Om dit te bespoedigen eindigt hij met drie adviezen:

  1. De economische relatie met China grondig herzien. Speciaal logistieke ketens beheersen en meer marktoegang.
  2. Beter inspelen op de strategische rol van de ontwikkelingslanden (inderdaad, daar gebeurt het, zou ik zeggen, niet in de Zuid-Chinese Zee).
  3. Besluiten hoe zich op te stellen tegenover de Chinees-Amerikaanse rivaliteit. 'De Amerikaanse strategie van toenemende confrontatie' ziet hij, net als ik, op lange termijn als 'waarschijnlijk contraproductief’ (p. 269). Europa moet bouwen aan een grotere geopolitieke autonomie en zelfstandig bepalen wat China's plaats in de internationale orde is.

Ik wens dit boek vele herdrukken toe, als evenwicht tegen luchtkastelen.