HISTORIE

'Wij danken ons leven aan Westerling'

KOL B.D. MAARTEN DE JONGH SWEMER

Kamp overlevende en getuige van het bevrijdende effect van het optreden van kap Westerling op Zuid-Celebes

’Wij danken ons leven aan Westerling’, verzuchtte mijn moeder, bijna negentig jaar oud. Het had vele decennia geduurd voordat ze kon praten over de oorlog en de bersiap maar telkens als Westerling in de media werd besproken, kwam deze verzuchting over haar lippen. Dankzij de vele reünies van overlevenden van de kampen en de bersiap die ik bijwoonde kon ik haar toen zoveel vertellen, dat ze eindelijk loskwam en zo op mij kon overbrengen hoe zij de oorlog tegen Japan en de bersiap had beleefd. Thans heb ik de oorlogsgeschiedenis van ons gezin en de families om ons heen en ook van hoe de Japanse strijdkrachten Nederlands-Indië overnamen, van Ambon tot Celebes, kunnen opschrijven en delen met de reünisten. Het onderstaande is wat ons overkwam.

Wij dankten de daadkrachtige Westerling Ik dank de dappere zelfopofferende moeders

Ik werd een week voor de Japanse invasie op Ambon geboren, het hospitaal waar ik werd geboren, werd op dat moment gebombardeerd. Na de capitulatie werden alle Hollandse families onder erbarmelijke omstandigheden opgesloten in geïmproviseerde kampen. Vader Han was kap bij het KNIL-bataljon dat de strijd tegen de overmacht moest verliezen. Alle militairen kwamen in krijgsgevangenschap: zouden we hen ooit terugzien?

Moeder Tia, grote broer Onno en ik overleefden maar ternauwernood vier jappenkampen, drie bombardementen en de overtocht naar Celebes met een ’helleschip’: eerder één van een vloot van vooroorlogse Japanse emigrantenschepen waar nu onder erbarmelijke omstandigheden krijgsgevangenen, burgergevangenen en romusha's (arbeidsvrijwilligers) in de Zuidoost-Aziatische wateren van eiland naar eiland werden getransporteerd naargelang de behoefte aan arbeidsslaven.

Moeder en kids 1945

Van oorlog meteen in ’bersiap’ - de terreur van geïndoctrineerde, vooral Javaanse, jongeren

De Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 was geen bevrijding in ons vierde kamp, vrouwenkamp Kampili op Zuid-Celebes: er waren geen bevrijders. Wel was meteen de bersiap (betekent zoiets als ‘weest paraat’ ) begonnen en waren we ons leven niet zeker. Dezelfde Japanners, die ons al die jaren bewaakten en ons als werkslaven hielden voor hun oorlogsinspanning, waren nu onze beveiligers totdat na enkele weken de Australische troepen (’Aussies’) kwamen. Vele vrouwen en kinderen waren in deze jaren omgekomen door tropische ziekten en bombardementen. We waren allen verzwakt. Kampili werd in september 1945 geleidelijk ontruimd naarmate er huizen in Makassar beschikbaar kwamen. De vrouwen en kinderen werden ondergebracht in een aantal huizen, gegroepeerd in ’compounds’, die door de ’Aussies’ werden beveiligd; we sliepen per gezin samen in één kamer.

De vaders kwamen al snel terug uit de Japanse interneringskampen en werden met hun gezinnen herenigd. De ouders haalden meubels, keukeninrichting, beddengoed en kleding uit de verlaten huizen in de buurt, zodat we weer een huishouden konden opbouwen. Mijn oudere broer Onno en ik speelden rond het huis, klommen in de bomen en scharrelden in de vuilnisbakken of er iets van onze gading was. Eten werd centraal gekookt en dan verdeeld over de ‘compounds’.

De ’revolutie’ komt uit Java

Waar wij geen weet van hadden was een massabijeenkomst, eind april 1945 in Makassar, georganiseerd door Soekarno met andere Javaanse nationalisten, waar zij steun zochten voor hun revolutie onder de rood-witte vlag. Met Japanse steun waren er al eerder moslimjongeren uit de regio naar Java gebracht, waar ze een militaire opleiding kregen en geïndoctrineerd werden in de visie van Soekarno: een eenheidsstaat onder leiding van Java en dus tegen onafhankelijke deelstaten. Dat, terwijl een dergelijke aanpak totaal niet aansloot op de grote verschillen tussen de bevolkingsgroepen in de archipel, elk met de eigen cultuur en taal.

Op 7 augstus 1945 had de Japanse veldmaarschalk Terauchi op Java al zijn steun uitgesproken voor de republikeinse leiders Soekarno, Hatta, cs. Op Celebes was de 5e Divisie, deel van het Tweede Japanse Leger, de bezettingsmacht, maar de bezette gebieden ressorteerden in dit deel van de archipel onder het Japanse maritieme burgerbestuur met als commandant vice-admiraal Osugi, met als gevolg een moeizame verdeling van verantwoordelijkheden.

Gezien de Japanse militaire steun aan Soekarno en diens republikeinse streven, zullen ook zeker wapens naar de opstandelingen zijn gelekt. Na de capitulatie verkozen overal in de archipel heel wat Japanse militairen (individueel) niet voor de overgave aan de Australiërs maar steunden zij guerillagroepen met raad en daad en wapens. De pemoeda's waren op Java opgeleid en door de Japanners militair getraind en geïndoctrineerd met een anti-blanke, anti-Nederlandse ideologie met haat. Zij zouden al snel deel uitmaken van de infiltranten die de bersiap naar Celebes brachten, de dorpelingen herkenden deze jongelui die langer geleden de kampong hadden verlaten en nu weer terug waren.

De ‘rood-witte terreur’

De eerste grote uitbarsting van geweld kwam al omstreeks december 1945 in Makassar. De georganiseerde en gewapende pemoeda's (letterlijk: jongeren of jeugd) kwamen vanuit Java met bootjes om de controle van Java op de geproclameerde republiek te realiseren. Zij pleegden reeksen misdrijven: plundering, moord, brandstichting. Op de voorgalerij van het huis naast ons werd de zoon van KNIL-officier Bremouer doodgeschoten, de moeder raakte zwaar gewond. Ons hadden die geweerschoten net zo goed kunnen treffen: het leven was weer net zo onzeker als in de oorlog die net achter ons lag.

Een grote beweging, Lapris, coördineerde de ’rood-witte terreur’ tegen de plaatselijke bevolking, tegen de onafhankelijke deelstaat Oost-Indonesië, tegen de Hollanders en alle anderen die het niet met hen eens waren. Kampong na kampong werd zo bedreigd en overgenomen. Nu is bekend, dat nabij Djenoponte 481 personen werden omgebracht, onder wie kleine kinderen van een tot acht jaar. Er werden mensen onthoofd, hun lichaam in stukken gehakt. Hele families werden vermoord. Een ooggetuige zag een zwangere vrouw, van wie hoofd, armen en benen waren afgehakt, het lijk was met een stuk bamboe door de buik opghangen aan een boom. In een put werden tachtig hoofden ontdekt. Er kwamen rapporten uit de regio Tanette over twintig moorden en het levend verbranden van twee vrouwen, vier kinderen en een veehoeder. De stad Soenggomoenassa rapporteerde naast het doodschieten van drie jongetjes van zeven jaar ook de verkrachting van meisjes van elf en dertien jaar. De wreedheden bleven maar doorgaan...

Gelukkig waren er Australische troepen gekomen om ons te beschermen. Het 2/17 Infanteriebataljon kwam op Zuid-Celebes aan op 17 januari 1946 en concentreerde zich op de beveiliging van Makassar en omgeving. Het was natuurlijk van essentieel belang om deze grootste stad op Zuid-Celebes, met 90.000 inwoners, als garnizoensstad en havenstad en nu ook met een Hollands vluchtelingenkamp, veilig te houden. Australische officieren ontfermden zich over gezinnen - zoals ook bij ons aan de Michielselaan 4 - die hun vader in krijgsgevangenschap wisten. Zij zorgden voor extra veiligheid, gezelschap en de kinderen werden mateloos verwend. Er werd zelfs een kerstdiner georganiseerd.

Kerst met de 'Aussies'

Michielselaan in Makassar

Vader Han uit het Jappenkamp en meteen Commandant van Makassar

Mijn vader had het krijgsgevangenkamp op Ambon en de slavenkampen op Hainan overleefd en kwam zwak en vermagerd terug bij vrouw en kinderen. Omdat ik toen als gevolg van tropische ziekten op sterven lag, mocht vader, een van de vele KNIL krijgsgevangenen die vanuit kampen overal in Oost-Azië waren bijeengebracht in Kuala Lumpur, in januari 1946 vervroegd naar zijn gezin. Ik was inmiddels weer opgekrabbeld; vader herkende zijn zoon Onno wel, maar mij niet; hij had mij maar één keer, vlak na mijn geboorte, gezien.

Als eerste Nederlandse kap op Zuid-Celebes, werd vader op 15 februari 1946 benoemd tot Plaatselijk Commandant te Makassar. Hij was belast met de opvang van de KNIL-militairen die hoognodig waren voor de plaatselijke beveiliging. Onze uit krijgsgevangenschap naar Makassar gekomen KNIL-militairen bleken te verzwakt door jaren van slavenarbeid in de krijgsgevangenkampen en ook door tropische ziekten. Sommigen hadden nog niet genezen oorlogsverwondingen. Zij waren niet in staat om buiten het garnizoen Makassar op te treden tegen de gewapende infiltranten uit Java, dat was de taak van de Australische troepen. Maar die hadden ook aan de gewelddadigheden in en rond de stad Paré-Paré de handen vol. Toen er ook hogere officieren kwamen, kreeg vader een functie in het garnizoenscommando.

Betere beveiliging

Er kwam al een eerste KNIL-compagnie op 17 januari 1946, die 2/17 Infanterie bataljon (Australië) afloste; later kwamen er nog meer versterkingen. Eind januari werden de Australiërs vervangen door de 80ste Brits-Indische Infanteriebrigade onder bgen Taunton, samengesteld uit bataljons oorlogsvrijwilligers en beroepsmilitairen, zoals Gurkha's en Sikhs. Op 2 februari 1946 verlieten de laatste Australische troepen Celebes. Moeder herinnert zich de lange lappen van de tulbands die de Sikhs op de hekken van de alun-alun (het park) tegenover onze huizen te drogen hingen. Het waren keiharde soldaten, voor wie de infiltranten snel respect kregen.

De Brits-Indische en KNIL-militairen beperkten zich tot de beveiliging van de stad. Buiten Makassar heerste geweld. De infiltranten zaaiden angst en terreur. Dorpshoofden die niet hun zijde kozen, werden omgebracht. Het plunderen en moorden leidde tot een volslagen anarchie en ontwrichting van de Indische maatschappij van marktjes, winkeltjes, ambulante verkopers en dat was ook in Makassar zelf goed merkbaar.

KNIL-kap Han

De brandbommen overleefd

Moeder Tia een dappere vrouw

Het was een periode tussen het bezettingsgeld van de Japanners en terugkeer naar de Indische gulden. Er waren inkomsten nodig. Moeder kreeg een aanstelling bij het Militair Hospitaal. Ze liep door de stad, een van verre opvallende blonde Friezin die ze was. Ze had elk moment doodgeschoten kunnen worden door een infiltrant maar toch ging ze, daarbij ook nog gekweld door wat toen heette ’Oost-Indisch Kamp Syndroom’, nu bekend als ptss. Moeder was een moedige vrouw die ik in dankbaarheid herdenk.

Ze had mij, toen ik nog maar net geboren was, tijdens het Japanse bombardement op het Militair Hospitaal in Ambon met haar eigen lichaam beschermd terwijl de brokstukken om ons heen vielen. Ze gaf mijn vijftien maanden oudere broer Onno en mij in het hongerkamp Stovil te eten ten koste van haar eigen voeding en gezondheid. In het volgende hongerkamp TanTui op Ambon werd de Japanse bommenopslag in het kamp gebombardeerd. Moeder rende met haar twee kindjes de zee in, zo diep dat ze bijna verdronk, terwijl de bomscherven het zeewater deden schuimen en bloed de zee kleurde. Op Celebes, in de keukenploeg van het slavenkamp Kampili, krabde ze de aangekoekte restjes van de kookketels om pap te maken voor haar altijd hongerige kleuters; niets was haar te veel. Het kamp werd op 15 juli 1945 door de geallieerden met brandbommen bestookt. Moeder rende met haar zoontjes tussen de vuurzuilen van de napalmbommen, over die enige brug over de kali, het veilige bos in naar het noodkamp.

Diegenen die de brandende napalm op de huid kregen, waarop het dan bleef kleven, kregen diepe brandwonden die moeilijk genazen. Nu, na de capitulatie, was doodgeschoten te worden door de pemoeda's een risico dat ze liep en dat ze toch moedig accepteerde... maar elke dag konden wij weeskinderen worden. Dat risico liepen ook de andere kinderen elke dag, als hun moeder boodschappen deed in een nabije passar. Wij begrepen allen, dat de beveiliging door geallieerde troepen en KNIL-militairen niet kon verhinderen dat Hollandse vrouwen, mannen en kinderen ook in de stad op afstand door terroristen konden worden doodgeschoten. De moeders van Kampili waren eigenlijk allemaal dappere vrouwen die opofferingsbereid waren met als doel om goed te zorgen voor hun kinderen.

Tereur neemt toe

De infiltranten waren doorgaans tijdens de Japanse bezetting op Java militair opgeleid, bewapend met Japans wapentuig zoals de KNIL’ers met oorlogservaring tegen de Japanners konden constateren en ze waren veelal onder Javaanse leiding. Zij brachten de bersiap naar Celebes en vestigden een terreur om onder dwang de bevolking en de leiders van de dessa’s te dwingen zich bij de revolutie aan te sluiten. In die situatie van anarchie en wetteloosheid konden ook rampokkers (bendes van beroepsrovers, bandieten en piraten) hun slag slaan om te roven, te plunderen en te verkrachten. Alles onder de noemer van de ’rood-witte revolutie’ die in feite een ‘rood-witte terreur’ tegen de plaatselijke bevolking was. Er was geen goed werkende politiemacht noch justitie: alle misdaden bleven zo ongestraft. En dat moedigde nog meer rampokkers aan.

De subversieve activiteiten waren geconcentreerd in en rond Makassar, wat wij overlevenden duidelijk merkten. De zogenoemde ’revolutie’ werd op Zuid-Celebes echter niet breed gedragen: na de conferenties in Malino en Linggadjati (eind 1946) werd de basis gelegd voor de onafhankelijke deelstaat Oost-Indonesië. Dat alles verhevigde de inzet van infiltranten die door de revolutionaire leiders op Java en vooral door generaal Soedirman werden aangestuurd. Desondanks heeft de deelstaat Oost-Indonesië met een eigen parlement, een eigen regering en een eigen president gefunctioneerd tot de deelstaat in 1950, na vertrek van de Hollanders, met militair geweld vanuit Java gedwongen werd deel te worden van de eenheidsrepubliek Indonesia.

Een plan de campagne

December 1946. De inmiddels opgebouwde militaire organisatie onder kol de Vries was nu gedegen voorbereid om op te treden tegen de massale bersiap op Zuid-Celebes, nauwkeuriger Zuidwest-Celebes. Zuidoost-Celebes was namelijk vooral agrarisch en relatief dun bevolkt. De Militaire Inlichtingen Dienst NEFIS (Netherlands Forces Intelligence Service) was overal bezig geweest inlichtingen te verzamelen. Op basis daarvan werd een plan de campagne opgesteld.

De op Zuidwest-Celebes (verder aangeduid als Celebes) geïnfiltreerde groepen en bendes werden geraamd op niet meer dan 1% van de bevolking van naar schatting drie miljoen inwoners, dus rond 30.000 personen. Deze minderheid kon wel veel ellende aanrichten. Er was toen inmiddels al een maand sprake van zeer ernstige terreur. De plannen lagen klaar. Geheime agenten van de Politie Inlichtingen Dienst en de Militaire Inlichtingen Dienst verzamelden informatie, waarvoor inheemse verkenners werden ingezet. Met schijnoperaties door kleine onderdelen van het DST (Depot Speciale Troepen) werden reacties vanuit de kampongs uitgelokt. Zo leerde men schuilplaatsen kennen en de namen van de leiders van terreurgroepen, maar ook namen van de rampokkers die in de anarchie en wetteloosheid hun kansen grepen.

Meteen was duidelijk dat een conventionele operationele aanpak met tanks, artillerie en luchtsteun uit den boze was en niet zou werken. Er zouden te veel onschuldige burgerslachtoffers vallen, wat de bevolking zou vervreemden van onze troepen. Beter zou zijn inlichtingen te verzamelen en dan met kleine eigen eenheden verrassend toeslaan op concentraties van infiltranten. Schuldigen aan zware misdrijven als moord, plundering en verkrachting konden niet worden berecht noch opgesloten worden omdat er geen werkende justitiële keten was (politie, Openbaar Ministerie, rechterlijke macht). Hoe kon dan effectief worden opgetreden?

Staat van Oorlog en Beleg

Na veel overleg werd op 11 december 1946 de Staat van Oorlog en Beleg afgekondigd overeenkomstig het toen geldende recht. In een van de bepalingen was ruimte voor het op schrift stellen van het toepassen van het standrecht. Men koos echter voor toepassing van het standrecht op basis van het ongeschreven staatsnoodrecht, vooral vanwege de onvoorziene omstandigheden in de gerezen noodsituatie. Standrecht was destijds gebruikelijk bij het bestrijden van terrorisme en guerilla's. De Britse strijdkrachten pasten al in 1945 het standrecht toe, zowel op Sumatra als in Soerabaja, wat destijds deel uitmaakte van het Britse militaire gezagsgebied onder Mountbatten: een veel toegepast middel in de contraguerilla. Ook de Indonesische (lees Javaanse) strijdgroepen pasten standrecht toe in het kader van hun guerrillastrijd.

Door uitoefening van het standrecht konden meteen de ergste misdadigers en terroristen per dorpsregio worden uitgeschakeld. Makassar en omgeving werden op basis van de inlichtingen onderkend als het centrum van de subversieve activiteiten. Elke actie zou de kennis van de situatie verder verbeteren, zeker naarmate de bevolking duidelijk werd, dat zij geen wraakoefeningen zouden ondervinden als zij schuldigen zouden aangeven. Het standrecht kon hiermee de bevolking meer zekerheid geven. De snel teruggekeerde rust gaf zo de dorpsbevolking vertrouwen in de aanpak van de Nederlandse troepen, waarna steeds meer inlichtingen zouden worden verschaft door de dorpelingen. Bij elke volgende actie in een dorpsregio konden onze troepen dan snel rekenen op de steun en informatie van de bevolking. Dat tastte dan ook het vertrouwen in succes bij de infiltranten aan en zij zouden steeds meer steun en aanhang verliezen en zo kon een landstreek worden gepacificeerd.

Officieren van het KNIL waren bekend met de noodwetgeving en de situatie waarin de Staat van Oorlog en Beleg kon worden afgekondigd: overal op Nederlands grondgebied of waar dan ook ter wereld. Zou in Nederland, na het terugtrekken van de Duitse troepen, in een streek als bijvoorbeeld Noord-Brabant eenzelfde anarchie zijn ontstaan als toen op Celebes, dan zou op basis van dezelfde overwegingen ook daar de Staat van Oorlog en Beleg kunnen zijn uitgeroepen en het standrecht in dat gebied uitgeoefend.

Toen kwam Westerling

Op 5 december 1946 was Westerling op Celebes aangekomen met zijn special forces van het DST. Mijn vader Han vormde met de KNIL’ers in het garnizoenscommando de logistieke basis voor de kleine DST-groep van iets meer dan honderd man met lichte infanteriewapens onder de leiding van toen nog elnt Raymond Westerling, die geen eigen logistieke eenheid in zijn organisatie had. Westerling zelf is ook nog bij ons thuis geweest. Vader heeft zelf nooit over Westerling verteld, maar wel maakte hij mijn moeder duidelijk, dat er aan onze veiligheid werd gewerkt. Vader was als jong KMA-officier, na de studierichting Infanterie KNIL, als tweede luitenant en pelotonscommandant voor een eerste tour of duty naar Atjeh gestuurd.

Zijn militair optreden in contraterreur maar vooral ook in het voorkomen van terroristischa acties en zijn kennis van de Atjehse taal en adat (gewoonterecht), was de reden dat hij wat later als eerste luitenant en plaatsvervangend compagniescommandant voor een tweede tour naar Atjeh was gezonden. Toen hij mijn moeder leerde kennen, was hij als kap-docent geplaatst op de Infanterieschool in Magelang. Ongetwijfeld hebben vader en hij van gedachten gewisseld over contraterreur.

KNIL, circa 1930

Vier acties brachten orde en rust

De eerste actie van het DST onder leiding van de inmiddels tot kap bevorderde Westerling, die 11 december 1946 begon, richtte zich op het oostelijk deel van Makassar waar een kampong als thuisbasis van een guerillabende werd gebruikt. Zijn methode van optreden was in lijn met de KNIL-handleidingen voor contraguerilla. Deze en volgende acties verliepen volgens hetzelfde patroon. Eerst werden inlichtingen verzameld door infiltratie van DST-verkenners in de kampongs, door (voormalige) geheim agenten van de Politie Inlichtingen Dienst, door de Militaire Inlichtingendienst (MID) en door inheemsen, die zich onopvallend in het gebied konden bewegen. Ook werden inheemse verkenners, die elkaar niet kenden, op pad gestuurd voor detail-observaties. Alle rapporten werden met elkaar vergeleken en de evaluatie gaf de beste methode van aanpak in deze actie aan. Namen, identiteiten en verblijfplaatsen van leiders en de belangrijkste leden van terroristische organisaties werden verzameld voor de volgende stap.

Enkele kleine onderdelen van de DST voerden schijnoperaties uit die reacties vanuit de kampong en omgeving uitlokten en die leverden weer de laatste informatie op over organisatie, wapenopslagen, schuilplaatsen van terroristenleiders, die door de agenten waren geobserveerd om vast te stellen welke maatregelen als reactie op de schijnaanval werden genomen. Bij duisternis werden posities ingenomen, vooral om alle in- en uitgangen van de kampong te kunnen blokkeren en alle vluchtpaden af te sluiten. Bij het eerste daglicht - dat in de tropen snel komt - werd een lichtkogel afgevuurd als startsignaal van het binnentreden van de kampong of groepje kampongs door eenheden van het DST zodat de verrassing compleet was en het operatiedoel veilig gesteld.

De bevolking werd op een centraal punt verzameld, de mannen gescheiden van de vrouwen en kinderen, die naar een schaduwrijke plek werden afgevoerd, waar ze geen risico liepen of opleverden. Hen werd geen haar gekrenkt. De mannen gingen in rijen zitten, tussen hen de geheime agenten van Westerling, die wisten wie de leiders van de teroristen waren. Westerling legde precies uit, telkens vertaald door lokale tolken, wat de bedoeling was van de operatie: dat was het straffen van de terroristen en misdadigers, het herstellen van rust en orde zodat de plaatselijke economie weer op gang kon komen, dit alles in het belang van de lokale bevolking, hetgeen in de actie voorop stond. Op basis van de lijst van namen van terroristen en rampokkers werd gekeken wie kon worden geïdentificeerd als zodanig, deze werden uit de groep mannen naar voren gehaald. Westerling las voor aan welke misdaden zij zich hadden schuldiggemaakt en sprak het doodvonnis uit, waarna zij werden geëlimineerd, dit in het zicht van de dorpsbewoners, die nu konden constateren dat aan de rampspoed die hun dorp had geteisterd een einde was gekomen. Hierna kwamen de plaatselijke geestelijke leiders aan het woord, die de bevolking op de Koran lieten zweren mee te werken aan herstel van orde en rust.

Met deze aanpak wist de dorpsbevolking, dat zij niet voor represailles hoeven te vrezen voor de inlichtingen die zij hadden verstrekt en ze merkten meteen het effect van de actie: in de regio rond de dorpen zag ieder al snel dat het dagelijkse leven met de markten weer op gang kwam. Zo leidde deze eerste actie al direct tot vertrouwen in het optreden van het DST en zo kwam er steeds meer informatie van de bevolking over de activiteiten van terroristen. Dat maakte elke volgende actie succesvoller en de organisaties van terroristen begonnen hun zelfvertrouwen te verliezen, waardoor de steun voor hun optreden afbrokkelde wat verder weer bijdroeg aan de orde en rust.

De tweede actie ging op 13 december 1946 van start aan de zuidkant van Makassar rond de riviermonding. Daar was een ideale landingsplaats voor pemoeda's die met bootjes van Java kwamen. De Koninklijke Marine had 41 patrouille-vaartuigen, die met steun van korvetten ingezet werden, om die infiltranten te onderscheppen. Het Departement van Marine had zes operatieve steunpunten, waarvan een in Makassar en er was een verlofcentrum in Malino in de koele heuvels boven Makassar. Het daadkrachtige optreden van het DST in dit gebied vormde een duidelijk teken aan de terroristen en de lokale bevolking, dat nu de anarchie stevig werd aangepakt. Ondervraging en onderzoek leidde tot eliminatie van de gevaarlijkste terroristen. Daarbij: versterking van de pemoeda's op Celebes met kleine bootjes van Java uit werd bemoeilijkt.

De derde actie, die 15 december werd uitgevoerd aan de oostkant van Makassar, was ook gebaseerd op rapporten van de inlichtingendienst. Er was nu meer dwang dan elders nodig om de kampong-bevolking naar het verzamelpunt te krijgen. Wapens en documenten werden gevonden. Een gevangen genomen luitenant van het Indonesische leger (Tentara Republik Indonesia - TRI) ondersteunde later als adviseur de acties van Westerling die de lijst van terroristen van de luitenant in handen kreeg. Veel inlichtingen werden verkregen voor volgende acties. Die leidden weer tot zuivering van het gebied van terroristen. Nieuwe kamponghoofden werden benoemd en er werd een kampongpolitie ingesteld. De kampongs ten zuiden van Makassar waren het doelwit van de vierde actie die in op 17 december en volgende dagen werd uitgevoerd. En na deze succesvolle actie werden in een week nog vier contraguerilla-acties uitgevoerd, steeds op basis van de steeds betere en gedetailleerde inlichtingen, vaak spontaan door de bevolking geleverd.

Na deze acties van het DST onder Westerlings leiding was Makassar veilig en konden de contraguerilla-acties meer naar het zuiden van Celebes worden verlegd. Het DST kon worden versterkt met pelotons van het Troepencommando Zuid-Celebes, het geheel onder commando van lkol Bremouer, wiens zoon door terroristen was doodgeschoten. De KNIL-troepen en de mannen van het DST deden zo veel ervaring op in samen optreden, waardoor ze steeds meer door de plaatselijke bevolking werd gesteund. Als gevolg van deze operaties keerden rechtsorde en rust in het gebied terug, de bevolking durfde terug naar de woonplaatsen, er werd weer rijst verbouwd.

Toch kwam er op 22 januari 1947 nog een tweede golf van geweld in de nabije regio's. Maar al in de volgende twee dagen was de orde weer door Westerling hersteld. De bersiap, de anarchie van de ’rood-witte terreur’ was ten einde. Terugblikkend op het optreden van het DST was het ons duidelijk, dat juist door het definitief uitschakelen van terroristen, de angstpsychose van de goedwillende kampongbevolking was doorbroken. De uitgeschakelde terroristen waren bijna altijd vreemdelingen uit andere streken of Java. Vooral de Javaanse infiltranten konden door de lokale bevolking worden aangewezen door het verschil in lichaamsbouw, gezicht, het haar en de spraak. Nu zij massaal werden aangewezen door de dorpsbewoners als rampokkers, brandstichters, moordenaars, verkrachters was er voor hen geen kans op succes. Daarop vluchtten de meeste infiltranten terug in bootjes naar Java. De markten gingen open, de honger verdween, het openbare leven kwam weer op gang. Zuid-Celebes was eindelijk weer veilig.

We hadden doodsangsten uitgestaan

Omdat wij een militaire familie waren, kwam er veel informatie over onze veiligheid via de 'Aussies' en vader, bij ons. De KNIL- en burgerfamilies in de naburige huizen deelden met elkaar alle informatie en wij hadden een geruststelling hard nodig: het dagelijkse leven was al te lang in gevaar door onverwachte acties van terroristen tegen ons. We stonden doodsangsten uit voor die pemoeda's en benden, want het was ons overduidelijk dat alle Hollanders zouden worden omgebracht op gruwelijke wijze, zoals de terreurverhalen ons al leerden. Met de Hollanders zouden zeker ook veel Nederlands-Indische families als ’collaborateurs’ hetzelfde lot ondergaan.

Wij, die de oorlogsjaren met moeite hadden overleefd, zouden in de bersiap alsnog sterven, ware het niet dat Westerling de veiligheid had teruggebracht. Nu, na jaren van onderzoek en interviews, begrijp ik des te beter moeder´s verzuchting: ‘Wij danken ons leven aan Westerling’. Pas begin 1947 was het veilig genoeg zodat wij konden terugvliegen naar Holland voor recuperatieverlof na bijna vijf jaar oorlog en geweld.

Terug naar Celebes

In 2011, op een van onze reizen naar Indonesië, bezocht ik met mijn vrouw alle plekken waar onze familie in de oorlog was geweest, ook om meer te leren over wat toen is gebeurd. Op Ambon en Celebes bezochten we alle kampen, altijd met een chaufeur en een lokale gids. Omdat ik op Ambon was geboren en op Celebes had geleefd, werd ik gezien als ‘een van hen’ en durfden de gidsen en anderen die wij spraken ons in vertrouwen te nemen. Zo leerden we veel over hun wereld na vertrek van de Hollanders in 1950. De pacificatie door Javaanse troepen van de Molukken was een bloedige strijd, met vele doden als gevolg. Om de rust te handhaven zijn er in diverse steden veelal Javaanse troepen gelegerd, zoals wij zelf constateerden. Op Celebes vertelde de lokale gids, die daar al generaties woonde, van de langdurige bloedige strijd die zij streden voor meer zelfstandigheid. Australische bronnen vermelden de chaos die ontstond na het vertrek van de Hollanders en konden vaststellen dat het tot 1965 heeft geduurd voordat heel Celebes onder Indonesische - lees Javaanse - controle was.

We bezochten de garnizoensstad Paré-Paré, waarvan diverse wijken niet voor toeristen toegankelijk waren en we zagen het herdenkingsmonument: met een metershoog en meer dan tien meter breed basreliëf worden de ‘40.000 doden van Westerling’ herdacht . In het midden heeft de Indonesische regering Westerling geplaatst, omringd door gewapende soldaten die burgers slechts gewapend met niet meer dan bamboe roentjing (bamboesperen met in het vuur geharde punten) meedogenloos ombrengen. Nader onderzoek onder officieren van de TRI leidt tot de conclusie dat het aantal van 40.000 zuiver fictief is en als politieke propaganda tegen de Nederlandse bezetting is gebruikt.

De auteur, terug op Celebes (Sulawesi)

'Westerling leidt slachting'

In latere officiële onderzoeken wordt geconcludeerd dat in de periode 11 december 1946 - 3 maart 1947 bij alle acties van Westerling met zijn kleine mobiele DST - met een totale sterkte van 125 militairen en slechts uitgerust met lichte infanteriewapens - bij de tegenstander totaal 388 doden zijn gevallen. Voor het merendeel zijn dit in de strijd gedode infiltranten, het kleine aantal van standrechtelijk omgebrachte oorlogsmisdadigers, moordenaars en verkrachters is nooit exact vastgesteld. Het wordt tijd dat de echte slachtoffers van de onderwerping van Celebes door de regering van Indonesië in de periode 1950 - 1965 en hun directe nabestaanden financieel worden gecompenseerd door het huidige bewind in Djakarta.

Bronvermelding Kapitein Raymond Westerling en de Zuid-Celebes Affaire (1946 – 1947). Mythe en werkelijkheid; mr. Bauke Geersing (2019).

Het optreden van onze marine tegen de infiltraties is beschreven in het boekwerk Operaties in de Oost. De Koninklijke Marine in de Indische archipel (1945-1951); J.C. de Regt en R.E. van Holst Pellekaan (2003).

De organisatie van de jonge Republiek Indonesia wordt uit de doeken gedaan door bgen der art b.d. dr. B. Bouman in zijn proefschrift: Ieder voor zich en de republiek voor ons allen. De logistiek achter de Indonesische Revolutie 1945-1950 (2006).

Kamp- en bersiap herinneringen van een overlevende zijn plastisch beschreven in: Tropenjongen; Sanatan (Onno) de Jongh Swemer (2020).

Australische bron: www.researchgate.net ’Australia's hundred days in South-Sulawesi (pdf)

bamboe roentjing

Klik hier voor meer achtergrondinformatie m.b.t. de dekolonisatieperiode Nederlands-Indië 1945 - 1950