OPINIE - BINNENLAND

De role-set van de geestelijk verzorger #1

DRS. JOHN VAN EENENNAAM geestelijk begeleider

Waarom gaat de geestelijk verzorger ongewapend op missie? In de strijd van leven op dood houdt hij onze herinnering wakker, die van een andere wereld en van vrede voor de hele mensheid.

GV: gewapend of niet?

In de jaren 2006-2010 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan ISAF en Operation Enduring Freedom. De Nederlandse journalist Vik Franke was twee maanden embedded bij de commando’s die operaties uitvoerden in Uruzgan. Toen hij in een hinderlaag liep, verdedigde hij zich met een wapen. De ethisch-juridische vraag is of hij dat mag. Defensie, de media, de politiek (Kamervragen), de Raad voor Journalistiek en het OM hebben zich hierover toen gebogen. Ten tijde van dit critical incident in oktober 2006 laaide ook bij de Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) de discussie op. Waar moeten geestelijk verzorgers zich aan houden? Mogen zij gewapend de compound verlaten om contact te houden met militairen tijdens een patrouille of op een vooruitgeschoven post? Intern tussen staf, bedrijfsvoering en de geestelijk verzorgers, ambtelijk verbonden met hun zendende instanties, raakte dit ook de commandantenlijn en de militaire juristen. In de media verschenen artikelen met foto’s van gewapende geestelijk verzorgers. Er bestaat geen literatuur over deze kwestie. C-LAS schreef in oktober 2006 hierover een memo en de CDS bestendigde deze lijn in december 2008 met de opdracht aan zijn ondercommandanten om geestelijk verzorgers geen wapen (meer) te verstrekken. Toch blijft de kwestie af en toe opspelen; het Bestuurscollege van de DGV achtte het in 2013 nodig om hier nogmaals aandacht aan te schenken. Deze artikelen bieden een kijkje in de keuken van een gevoelig thema.

Roltheoretisch kader en veldonderzoek

Tijdens mijn actieve dienst werd ik uitgezonden naar Bosnie en Uruzgan en in het kader van een universitaire nascholing1 reflecteerde ik op deze rolproblematiek, daarbij gebruikmakend van de roltheorie van Vliert, Visser2 en deels van Biddle.3 Daarin gaat het om de roldrager die rolopvattingen heeft en te maken heeft met rolzenders, rolverwachtingen en rolvoorschriften. Dat genereert soms rolconflicten met de nodige rolspanningen van dien. Rolzenders kunnen bijvoorbeeld een persoonlijke gestalte aannemen, het kunnen ook groepen zijn of documenten, waarin rolverwachtingen en rolvoorschriften beschreven staan. Via de action-research strategie deed ik veldonderzoek onder geestelijk verzorgers. Ik verzamelde data door collegiale gesprekken, organiseerde studiedagen en nam bij een aantal uitgezonden geestelijk verzorgers interviews af. Problemen werden verkend en cyclisch uitgewerkt. De focus lag hierbij ligt op mensen, hun geschiedenis, cultuur, interacties en emoties.4 Er werden ‘critical incidents’ gesignaleerd5; problemen verkend en cyclisch uitgewerkt.

De roldrager schematisch zichtbaar gemaakt

De role-set van Merton

De socioloog Merton werkte met het begrip ‘role-set’, wanneer een aantal rollen kunnen worden geidentificeerd die aan een bepaalde status kunnen worden gekoppeld. Hoe is dat van toepassing op de geestelijk verzorger?

De geestelijk verzorger:

  • is bevestigd in het ambt en heeft een ambtelijke zending; voor de inhoud van zijn werk is hij verantwoording schuldig aan diens zendende instantie;
  • wordt door Defensie betaald, heeft Defensie als zorgdomein met militairen als zorgontvangers (die op missie volgens ‘rules of engagement’ geweld kunnen of moeten gebruiken);
  • is een zorgprofessional die professioneel optreedt, zorg verleent en de kwaliteit van zijn zorg op orde heeft;
  • heeft rechten en plichten als Nederlands staatsburger;
  • heeft een overheidsbetrekking en heeft als ambtenaar de eed afgelegd6;
  • handelt vanuit zijn persoonlijke integriteit.

Vanuit de roltheorie wordt het zicht geopend op de geestelijk verzorger als roldrager en is een analyse mogelijk vanuit verschillende perspectieven of invalshoeken:

  • ambt;
  • professionaliteit;
  • militair;
  • juridisch.7

Ambtelijke rol-aspecten

Bij de Nederlandse krijgsmacht zijn de Diensten Geestelijke Verzorging ambtsgebonden georganiseerd. Dat betekent dat een geestelijk verzorger niet ‘los verkrijgbaar’ of zelfstandig is; er is een ‘rolzender’, een zendende instantie die volgens haar eigen regels mensen tot het ambt kan wijden, in het ambt kan bevestigen en/of een ambtelijk mandaat kan geven. In dat geestelijk ambt komt een bepaalde volmacht mee om ambtelijk - ‘namens’ – te kunnen optreden.

Verhouding Kerk en Staat

Natuurlijk is de professionaliteit op een bepaalde manier ook onderdeel van het ambt. Maar hier gaat het er om duidelijk te houden dat de geestelijk verzorger op het raakvlak van de formele verhouding Kerk en Staat bij Defensie een geestelijk ambt bekleedt en als zodanig een ambtelijke zending heeft, waar overigens ook zijn ambtsgeheim aan refereert. Het ambtelijke verwijst naar een landelijk genootschap met een bepaalde levensbeschouwelijke of theologische identiteit. De denominatie in enkele of collectieve zin, verwijst doorgaans ook naar maatschappelijk draagvlak. Vanuit het perspectief van het ambt verschijnt de geestelijk verzorger als representant hiervan. Het gaat dan om het bevoegd handelen dat op dit ambtelijke is te herleiden. De Nederlandse geestelijk verzorger is ‘in het ambt’ werkzaam bij de krijgsmacht.

De auteur na een schietoefening, Deh Rawod, Afghanistan (foto: auteur)

Status non-combattant

De non-combattante status van de geestelijk verzorger voert terug op het humanitair oorlogsrecht en is geen onderdeel van het ambtelijk kader. De geestelijk verzorger die in werkelijkheid slechts non-combattant is, kan hem deze status wegens de verdragen van de Geneefse conferenties als zodanig worden toegeschreven.

Christelijke traditie

De ervaringen van aarzeling of weerstand om als geestelijk verzorger tijdens een risicovolle missie gewapend te gaan, zijn gekoppeld aan rolopvattingen over het ambt, de Schrift en de traditie. Daartoe heeft professor Van Iersel de lezing Een gewapende geestelijk verzorger gehouden.8 Van Iersel is pleitbezorger van het, al vanaf de vroegchristelijke kerk aanwezige, spoor dat aan geestelijken het wapen moet worden onthouden. Sommige geestelijk verzorgers vinden hierin een legitimatie om ongewapend te blijven. Het komt hierbij tot discussievragen of het ooit te rechtvaardigen is, dat de mens als beelddrager van God (Imitatio Dei), het tot zijn opdracht zou mogen maken om zijn medemens te doden.

Universeel en onpartijdig?

Moet een christelijke geestelijk verzorger met Jezus als rolmodel (Imitatio Christi) niet liever ongewapend en vooral ‘ontwapenend’ zijn? En zou een geestelijk verzorger zelfs niet nog meer vanuit een universeler en onpartijdiger perspectief moeten willen werken? Zou hij bijvoorbeeld ook geestelijke verzorging kunnen bieden aan krijgsgevangenen van vijandelijke mogendheden? De geestelijk verzorger staat ergens voor en zou dat juist actief overeind moeten houden. Geestelijk verzorgers die het wapen dragen lijken het domein van levensbeschouwing, van godsdienst en levensovertuiging, van de laatste waarden te symboliseren, terwijl dat de boodschap in geen geval mag zijn. In gesprekken en interviews komt het naar voren dat het dragen of gebruiken van een wapen van invloed is op zijn geloof of levensbeschouwing van de geestelijk verzorger.

Representant van een andere werkelijkheid

Wie als geestelijk verzorger een wapen draagt, loopt het risico te worden bezien als iemand die met een geweldsmiddel een levensbeschouwelijke of religieuze boodschap uitzendt.

De ambtelijke opdracht van de geestelijk verzorger zou er juist in gelegen zijn om met gezag te kunnen spreken over ‘een andere werkelijkheid’ en elk ambtelijk handelen moet erop gericht zijn om die ‘andere werkelijkheid’ op te roepen of te laten gebeuren. Daarom is het dragen van een wapen volgens sommigen onverenigbaar met de boodschap, die de geestelijk verzorger wil verkondigen:

Neem je ‘ongewapend’ het kwaad wel voldoende serieus?

De geestelijk verzorger, die geconfronteerd wordt met dodelijk geweld, moet het kwaad serieus nemen. Echter het dreigen of schieten behoort niet tot het pastoraal instrumentarium. Het ambtelijke krijgt nog meer gewicht als de geestelijk verzorger zich zal onthouden van een wapen om – zoals een mission statement het noemt - slechts ‘teken van Gods liefde’ te willen zijn en tot rolzending en - verwachting meekrijgt om het ‘evangelisch visioen’ te belichamen.

Weg-terug functie

Hierop volgt nog meer reflectie en onderstreping; een ambtsdrager heeft normaal gesproken, ook al is hij omgeven door gewapend geweld, situatie-overstijgende beelden en gedachten bij zich; het leven zou immers anders kunnen zijn, dan het zich nu voordoet. In die zin heeft de geestelijk verzorger een ‘weg-terugfunctie’, waarbij het in de religie gaat om de uiteindelijke meest ultieme waarde, zo wordt gerefereerd aan de theoloog Paul Tillich, die het begrip ultimate concern in zijn theologie heeft omschreven. Bij de gewapende geestelijke raakt datgene waar hij voor staat, buiten beeld; het verschil met de omgeving wordt opgeheven; de geestelijk verzorger is onderdeel van ‘het probleem’ geworden. Ook vanuit humanistisch perspectief kan men geloof hechten aan een andere werkelijkheid, een wereld waar vrede is.

Blijft het ambt ‘zuiver’?

De vraag is met recht gesteld of de gewapende geestelijk verzorger met het wapen als rolattribuut het ambt niet corrumpeert. Verdwijnt het ambt niet als datgene, waar de geestelijk verzorger voor staat, verdwijnt? Een confessionele geestelijk verzorger is geroepen om het heilzame van God als Tegenover te kunnen representeren. Zou de militair ook niet liever willen dat de geestelijk verzorger in het ambt ‘zuiver’ blijft?

De rolspanning wordt duidelijk in de vraag: is het ambt meer heilig dan de veiligheidsbelangen van de geestelijk verzorger en het onvervreemdbare recht op bescherming van de lichamelijke integriteit van degene die dit ambt bekleedt?

De ‘chapel’ in Deh Rawod (foto: auteur)

Resumé

In ieder geval wordt de symboolfunctie van de ongewapende geestelijk verzorger op militaire missie gemarkeerd en wil men vanuit dit deel van de role-set perspectief blijven houden op ‘een andere wereld’, dan slechts die van gewapend optreden ofwel wapengeweld.

Hoe dat zich dat laat verhouden tot de andere invalshoeken: professionaliteit, militair en juridisch komt aan de orde in het tweede deel van dit artikel het volgende nummer van Carré.

Eindnoten:

  1. Dit artikel is gebaseerd op de masterscriptie (2008) van de auteur, Schaap in wolfskleren - Over veiligheidsaspecten van de geestelijk verzorger tijdens militaire uitzending en zijn missie in deze missie’, bij zijn studie Theologie en Religiewetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De auteur, nu met FLO, werd tijdens zijn actieve diensttijd uitgezonden naar Bosnië en Uruzgan.
  2. Vliert, E. v.d., Visser, A. Ph., et al, (1983). Rolspanningen, Amsterdam.
  3. Biddle, B. J. (1979) Roletheory expectations, identities and behaviors, New York.
  4. Stringer, E. T., (1999). Action Research, California / London, 1999; p. 17.
  5. Schilderman, J. B. A. M. (1998). Kritieke incidenten in de pastorale arbeid. Praktische Theologie, Tijdschrift voor Pastorale Wetenschappen 25, 1998/3. 18 (206) – 29 (217).
  6. De ‘persoonlijke aspecten’ (in de role-set) zijn in dit artikel buiten beschouwing gelaten.
  7. Sinds kort is besloten dat elke nieuwkomende geestelijk verzorger in de periode van zijn introductie als ambtenaar wordt beëdigd.

Iersel, A.H.M. van. Lezing: Een gewapende geestelijk verzorger. Huis ter Heide, studiedag 25 oktober 2006.