VIERKANT BESCHOUWD
Gezamenlijk onze belangen verdedigen

Oorlog in Europa
De door Rusland ontketende oorlog met Oekraïne met als doel – volgens de Russische president – dit land te denazificeren en te demilitariseren, heeft ertoe geleid dat in het Westen de ogen eindelijk open zijn gegaan voor de Russische dreiging. De oorlog in Europa is een feit en deze wordt vooralsnog uitgevochten op het grondgebied van Oekraïne. Ook in Nederland is recentelijk het besef ontstaan dat vrede niet meer zo vanzelfsprekend is en dat onze veiligheid evenzo niet gratuite is. Behalve een onbehaaglijk gevoel over onze veiligheid merken we in ons land nu daadwerkelijk dat andere belangen, zoals bijvoorbeeld onze economie en de energievoorziening, als gevolg van de oorlog in Oekraïne negatief beïnvloed worden. De mondiale consequenties van deze oorlog en de zich veranderende opstelling van de machtsblokken in de wereld zijn van grote invloed op de situatie in Europa. Dat dit ook in Nederland zo wordt gezien mogen we afleiden uit het gegeven dat, zoals uit de laatste defensiebegroting blijkt, ineens significant meer geld beschikbaar gesteld wordt voor Defensie. Eindelijk wordt de noodzaak van een adequate krijgsmacht onderkend en is er de breed gedragen politieke bereidheid om meer budget vrij te maken voor het veiligstellen van onze nationale en bondgenootschappelijke belangen. De noodzaak voor een sterke krijgsmacht is aanwezig, het geld daarvoor is beschikbaar en het kader voor de ontwikkeling van een dergelijke krijgsmacht is reeds gegeven in de Defensievisie 2035 met als titel ‘Vechten voor een veilige toekomst’. Moderniseringen zullen worden doorgevoerd met nadruk op informatiegestuurd optreden (IGO), robotisering en automatisering, cybersecurity en elektronische oorlogvoering. Het bouwplan is dus beschikbaar, de bouwstenen zijn aanwezig, evenals de bouwlieden zoals de defensietop en de commandanten. Maar zijn we er dan, leiden al deze elementen tot een goed en snel resultaat of is er meer nodig?
De staat van onze krijgsmacht
De val van de Muur en de ineenstorting van de oude Unie van Socialistische Sovjet Republieken (USSR) leidden in het laatste decennium van de vorige eeuw tot een paradigmashift in Europa en ook in Nederland. Het verdwijnen van het rode gevaar was voor politici aanleiding om te stellen dat het klassieke grootschalige conflict – ook wel aangeduid als ‘staal op staal’ – niet meer zou voorkomen, in ieder geval niet op het Europese continent. De omvangrijke krijgsmacht uit de periode van de Koude Oorlog was niet meer noodzakelijk en kon ingekrompen worden. Vanuit de politiek ontstond het idee dat Nederland zich moest gaan richten op het beheersen van crises in andere delen van de wereld. Dit ‘innen van het vredesdividend’ heeft ertoe geleid dat op de Nederlandse krijgsmacht sterk werd bezuinigd. De opkomstplicht werd opgeschort, essentieel materieel nodig voor militaire slagkracht werd verkocht, weggegeven of opgelegd. Bovendien werd het oefenen voor inzet van militaire eenheden in het hoogste deel van het geweldspectrum op een laag pitje gezet. De laatste dertig jaar werd onze – door de steeds opnieuw opgelegde bezuinigingen qua omvang en slagkracht sterk uitgedunde – krijgsmacht alleen nog maar ingezet voorcrisisbeheersingsoperaties. Dit alles heeft geleid tot een krijgsmacht die niet meer in staat is om alle grondwettelijke taken uit te voeren.

Inzet in kader tweede hoofdtaak (foto: Ministerie van Defensie)
Delen van die sterk uitgedunde krijgsmacht werden als een soort expeditionaire eenheden over de wereld uitgezonden met als doel om landen en hun bevolking te beschermen tegen geweld en om (indirecte) bedreigingen van onze veiligheid en welvaart te voorkomen. Zo werden onze militairen ingezet in Libanon, Cambodja, Joegoslavië, Afghanistan, Irak, Mali en op nog vele andere plaatsen in de wereld. Velen in ons land vroegen zich af of we daarvoor over een krijgsmacht moeten beschikken en ook militairen vroegen zich af of dit nu de reden was dat zij voor het militaire beroep hadden gekozen.
Als gevolg van die onverantwoordelijke inkrimpingen verkeren we nu in de situatie, dat het voor de huidige Nederlandse krijgsmacht onmogelijk is om, zoals de Grondwet aangeeft, de belangen van het Koninkrijk te verdedigen. De krijgsmacht kampt met grote tekorten zowel qua materieel als personeel. Met betrekking tot de slagkracht en het voortzettingsvermogen tijdens een inzet zijn er ernstige tekorten in vuurkracht op zee en op land, zijn de munitievoorraden niet op peil en mankeert het aan de staat van onderhoud en de inzetbaarheid van het materieel. Ook de gevechtsondersteuning en de geneeskundige verzorging zijn niet op orde, hetgeen een ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid van onze militairen. Geconcludeerd kan worden dat de capaciteit, de slagkracht en het voortzettingsvermogen van de huidige krijgsmacht momenteel zwaar onvoldoende zijn, waardoor het beschermen van de belangen van het Koninkrijk door onze krijgsmacht niet adequaat uitgevoerd kan worden.
Ook aan de afgesproken bondsgenootschappelijke verplichtingen wordt door ons land, ondanks herhaalde toezeggingen, niet voldaan, zoals onlangs wederom geconstateerd werd in de NATO Defence Planning Capabilities Review 2012-2022. Dit betreft vooral de omvang van de landcomponent en ondanks de recente woorden van onze minister van Defensie dat grotendeels wordt voldaan aan de door de NAVO gevraagde bijdrage, zijn die afspraken slechts voor een deel in de plannen verwerkt. Andere NAVO-partners zouden als gevolg daarvan hun bijdragen moeten aanpassen hetgeen ertoe leidt dat wij niet als betrouwbare NAVO-partner beschouwd worden. Als er op de knop wordt gedrukt moeten wij kunnen leveren en dat is op dit moment volstrekt onder de maat. Het is niet overdreven te stellen dat de Nederlandse krijgsmacht momenteel tot weinig substantiële inzet in staat is, hetgeen overigens door minister en CDS wordt beaamd.

Vernietigde Russische T-90 tank, omgeving Charkov, juni 2022 (foto: Wikimedia Commons/www.mil.gov.ua.)
De ‘wake-up call’
Door de onverhoedse inval op 24 februari dit jaar en het daaropvolgende nietsontziende en gewelddadige optreden van Rusland gericht tegen het broedervolk in Oekraïne, kantelde het perspectief van het Westen en vooral van Europa. De dreiging voor Europa aan de grenzen is toegenomen en dan laten we het steeds groter wordende vluchtelingenprobleem maar even buiten beschouwing. Overal in Europa, maar vooral in de NAVO-lidstaten die vroeger behoorden tot de Sovjet-Unie of lid waren van het Warschaupact, is men zich zeer bewust van de expansieve en revanchistische gedachten van tsaar Poetin om de oude glorie van de voormalige USSR te herstellen. Zozeer, dat de vanouds neutrale landen Zweden en Finland het lidmaatschap van de NAVO hebben aangevraagd en de Baltische staten blij zijn met de aanwezigheid van NAVO-troepen binnen hun grenzen.
Goed, er is dus meer geld beschikbaar, maar is daarmee het probleem opgelost? Neen, verre van dat. Dat geld is niet direct besteedbaar. Hoewel met de aanschaf van nieuwe systemen en het moderniseren van de krijgsmacht wordt begonnen, moeten met prioriteit de tekortkomingen, die het gevolg zijn van de afgelopen bezuinigingen, worden weggewerkt. Deze hersteloperatie betreft onder andere het herstellen van de inzetbaarheid van het huidige materieelbestand, het aanvullen van de omvangrijke tekorten op de munitievoorraden, de verbetering van de geneeskundige capaciteit en de operationele logistiek. Dat op zich is al een groot probleem als we kijken naar de beschikbaarheid van het vereiste materieel als gevolg van een wereldwijd sterk vergrote vraag en de beperkte productiemogelijkheden op korte termijn met sterk gestegen kosten als logisch gevolg.
Defensie heeft aangegeven dat behalve het repareren van de tekortkomingen, de organisatie versterkt wordt met de aankoop van meer F-35’s , MQ-9 drones, nieuwe raketsystemen en extra pantserhouwitsers. Maar met deze voornemens wordt een groot manco uit het laatste NAVO-rapport, namelijk het kunnen inzetten van volledig samengestelde gevechtsbrigades, niet weggenomen. Los van het materiële aspect biedt het personele aspect van de reparatie en versterking van onze krijgsmacht een rampzalige aanblik. Het verloop van het zittende ervaren personeel is niet te stoppen en neemt nog steeds toe, terwijl de werving van jonge mensen die hun land als militair willen dienen, de ontstane tekorten bij lange na niet op kan vullen. Dit leidt tot een significante ondervulling van zowel gevechtsfuncties als technische functies met als resultaat niet of onvoldoende inzetbare eenheden.
De toekomstige krijgsmacht
Uit recente beleidsdocumenten en de Defensienota 2022 blijkt dat het de bedoeling is dat Defensie transformeert naar een moderne, technisch hoogwaardige organisatie met een sneller reactievermogen, een groter aanpassingsvermogen en een verhoogde gevechtskracht. Op de eerste plaats moeten de gereedheid, de inzetbaarheid en de flexibiliteit snel worden verbeterd. Dit betekent onder andere dat de bedrijfsvoering moet worden verstevigd en dat de operationele ondersteuning van de gevechtseenheden moet worden versterkt. De minister heeft gekozen voor een hoogtechnologische krijgsmacht en in de recente defensienota kiest zij voor een Europese invalshoek. Maar een ding is zeker, Europa alleen kan tegenover Rusland de eigen boontjes echt niet doppen. Het gemeenschappelijke veiligheidsbeleid van de Europese Unie heeft nog te weinig om het lijf en zou concreter moeten worden gemaakt. Dat de Verenigde Staten (VS) op dit moment het leeuwendeel leveren aan de veiligheid in Europa in het algemeen, en bij de oorlog in Oekraïne in het bijzonder, is een gegeven. Maar we kunnen ook constateren dat de VS zich meer richten op Azië, hetgeen Europa en de Europese NAVO-lidstaten dwingt tot het nemen van meer verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid. Ondanks het verleggen van de prioriteit door de VS, blijft de NAVO in de ogen van de Nederlandse regering nog steeds de absolute hoeksteen van onze veiligheid. En terecht. De Europese landen zouden samen meer capabilities moeten ontwikkelen. Onze defensieleiding stelt nu dat we die samen met Duitsland ontwikkelen, maar dat overtuigt de andere NAVO-lidstaten niet. Wij denken dat het acceptabeler zou zijn als Duitsland en Nederland de samenwerking krachtiger maken, bijvoorbeeld door 0,2% extra – dus bovenop de NAVO-norm van 2% van het bbp – te gaan uitgeven aan gezamenlijke capabilities.
Waar het in de kern om gaat
Om die hoogtechnologische krijgsmacht op een termijn van enkele jaren te realiseren is behalve veel geld continue aandacht en inzet nodig op alle niveaus binnen de defensieorganisatie, waarbij enorm veel werk moet worden verzet. Het kritische pad loopt naar onze mening via de personele component van de krijgsmacht. Het aantal vacatures is dusdanig substantieel dat veel energie gestoken moet worden, niet alleen in het werven van nieuwe militairen, maar ook in het behoud van de reeds in de organisatie aanwezige militairen. Het invoeren van een nieuw loongebouw is een goede eerste stap, daarna moeten nog aanpassingen volgen van de overige arbeidsvoorwaarden en instrumenten, zoals functiewaardering, compensatie voor de bijzondere positie van de militair, arbeidsmarktcompensatie, vergoedingen beslaglegging etc. Maar er is meer nodig dan een loongebouw en arbeidsvoorwaarden om personeel te behouden en te werven. We denken dan aan een decentralisatie van delen van de personeelsfunctie, waarbij aan commandanten instrumenten worden overgedragen om hun personeel te behouden. De ver doorgevoerde centralisatie en standaardisatie van het personeelsbeheer hebben tot gevolg gehad dat commandanten nu over onvoldoende sturingsinstrumenten beschikken om snel en afdoende in hun behoeften te voorzien, in ieder geval voor wat betreft werving en behoud van personeel. Commandanten moeten kunnen beschikken over adequate middelen om personeel aan de eenheid te binden; zij zijn daar het best toe in staat. Defensie moet zich zowel in organisatorisch als in financieel opzicht, maar ook inhoudelijk ontwikkelen tot een aantrekkelijke werkgever en commandanten hebben hierin een cruciale rol.
Het besluitvormingsproces voor de aanschaf van nieuw materieel moet veel sneller verlopen hetgeen wellicht druk op de procedures zet, maar dat moet dan maar. De staatssecretaris heeft daartoe onlangs een brief aan de Kamer gestuurd en de daarin voorgestelde maatregelen gaan ongetwijfeld helpen. Maar dat neemt de pijn niet weg op het uitvoerende niveau, daar waar het gaat om aanbestedingen die niet in de tientallen miljoenen euro’s lopen. Ons idee zou zijn om commandanten op de lagere niveaus meer mogelijkheden en bevoegdheden te geven om daar waar de noodzaak zich voordoet (decentraal) aanschaffingen te doen, waarbij overigens advies en medewerking van de centrale materieelorganisatie voorhanden dient te blijven. Ook veel materieelprojecten kunnen onder leiding komen van de Operationele Commando’s met de DMO en het JIVC als ondersteunende organisaties.
De samenwerking met de vakbonden en de medezeggenschap verdient veel aandacht. Op elk niveau moet goed worden samengewerkt; samen optrekken, vooruitkijken in plaats van achterom zien en zorgen dat er een overlegpatroon ontstaat waarbij organisatie en belangenverenigingen elkaar niet langer in een houdgreep houden. Met betrekking tot de ongetwijfeld benodigde aanpassingen in de defensieorganisatie is het van groot belang dat het overleg tussen werkgever en de vertegenwoordigers van de werknemers soepel en effectief verloopt. Het zou goed zijn als in dat overleg tussen bonden en werkgever het vertrouwen terugkomt zodat reorganisaties snel tot stand kunnen komen. Behalve opkomen voor het personeel moeten alle belangenverenigingen ook meedenken in het proces van het groeien naar die versterkte en hoogtechnologische krijgsmacht. In dit proces moeten alle betrokken partijen bij gerezen hobbels niet overgaan tot het doorschuiven van problemen naar een werkgroep, stuurgroep of klankbordgroep of een vlucht in de voorschriften. Neen, zo snel mogelijk doorpakken, indien nodig met het versnellen of afwijken van de procedures, zodat problemen zo lean and mean mogelijk worden opgelost. Bovenal: het personeel moet nu echt op de eerste plaats worden gezet. Wat zou het mooi zijn als Defensie als eerste overheidsorganisatie haar personeel een volledige prijscompensatie zou kunnen aanbieden, nog voordat de huidige cao-periode afloopt.

De NAVO is de hoeksteen van onze veiligheid (foto: Wikimedia Commons)
Defensie op orde – een gezamenlijk doel
Het oplossen van het personeelstekort, het nakomen van aangegane verplichtingen en het herstel van het vertrouwen in elkaar zijn de hoofdzaken die de Nederlandse krijgsmacht weer op orde kunnen brengen om zo van Nederland weer een betrouwbare bondgenoot te maken. Daarvoor is veel geld nodig, maar dat is niet de enige voorwaarde. Alle actoren in dit complexe proces moeten zich laten leiden door creativiteit, vernieuwingsdrang én vertrouwen in elkaar. De grote uitdaging daarbij is de noodzaak om alle goede voornemens gedurende een lange periode overeind te houden. Iedereen wil niets liever dan onze krijgsmacht weer op orde brengen. Als we effectief en succesvol willen vechten voor een veilige toekomst moeten alle actoren in de defensieorganisatie, zowel de top als commandanten en belangenverenigingen, gezamenlijk al hun energie vol vertrouwen inzetten. Met als doel om zo snel mogelijk te komen tot een krijgsmacht die voorzien is van voldoende adequaat materieel en voor zijn taak is berekend, dus goed opgeleid, getraind en gemotiveerd personeel.
Een krijgsmacht die in staat is om met succes onze belangen én die van onze bondgenoten te verdedigen. Dat is ons gezamenlijk belang en dat van het Koninkrijk der Nederlanden.
Redactie