5/21
Powered by Foleon

Create the content your audience craves.

Find out more
  • Pages
  • Editions

PRIKKEN EN PRIKKELS

De personele kwestie

Het is alweer lang geleden dat Defensie een prominente plaats innam op de lijstjes in het tijdschrift Intermediair van bedrijven en (semi-)overheidsorganisaties met aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden. Van dat imago van aantrekkelijk werkgever is niet zoveel meer over, met enorme personeelstekorten als gevolg. De defensieleiding doet de laatste jaren haar best om de vulling van de organisatie weer op orde te krijgen en voor de niet-militaire functies lukt dat bijzonder goed; de vullingsgraad van ‘burgerfuncties’ ligt alweer enige tijd boven de 100%. Maar bij een krijgsmacht denk je toch aan militairen en voor die categorie wil het maar niet lukken om voldoende mensen te boeien, te binden en te inspireren. Met andere woorden: het lukt Defensie niet om de militaire functies te vullen en vacatures zijn er duizenden! De grote vraag is nu: is het door de staatssecretaris aangekondigde ‘dienjaar’ de kip met de gouden eieren en luidt dit fenomeen een significante verandering in?

Inmiddels kan worden ingeschreven voor dit nieuwe ‘dienjaar’. In tegenstelling tot de wettelijke – sinds 1996 buiten werking gestelde – opkomstplicht gaat het hier om een soort ‘dienstrecht’ voor jongeren (en ook zij-instromers) die mentaal en fysiek aan de gestelde eisen voldoen. Vanaf nu wordt hiermee proefgedraaid en volgend najaar moet het dan echt gaan beginnen. Waarbij het best slim lijkt om in september of oktober te starten, want dan ‘vangt’ Defensie de 18-jarige VWO- en (enkele) HAVO-leerlingen die zojuist hun opleiding hebben afgerond. Maar waar is ook alweer zo’n schreeuwend tekort aan? De MBO-2 en -3 leerlingen zijn helaas rond hun 16e al klaar en worden dan tot hun 18e de leertrajecten van de diverse bedrijfstakken ingetrokken, waarin leren en werken worden gecombineerd. Gaat Defensie succesvol concurreren met bedrijven die al die jongeren reeds met baangaranties aan zich hebben gebonden?

De grote vraag blijft of de krijgsmacht wel aantrekkelijk genoeg is voor jongvolwassenen. De huidige jeugd is toekomstgericht, maatschappijkritisch en wil impact hebben. Het gaat ze uiteraard om gunstige arbeidsvoorwaarden, maar vooral om vragen als wat krijg ik voor wat ik doe?, welke flexibiliteit heb ik? en in hoeverre kan ik mijn eigen werkzaamheden indelen?. Defensie wordt momenteel geholpen door de verslechterende veiligheidssituatie op het Europese continent. Hierdoor wordt het nut van het militaire beroep ongetwijfeld hoger ingeschat. Maar ook afwisseling en avontuur, loopbaanperspectief, een werkomgeving waarin kameraadschap gedijt en een loon dat niet onderdoet voor dat van een vakkenvuller zijn relevant.

Laten we positief blijven en aannemen dat het ‘dienjaar’ toch goed kan uitpakken en ervoor kan zorgen dat operationele eenheden op termijn weer gevuld raken. De zorgvuldigheid die met de invoering gepaard gaat uit zich helaas echter in traagheid; zijn de jongeren die zich nu aanmelden bereid om langer dan een half jaar te wachten? Daarnaast denken wij dat de hele organisatie zich hierop nog moet aanpassen. Net als in de dienstplichttijd zal er een stevige extra opleidingsinspanning geleverd moeten worden. We beseffen dat het geen grap is dat Defensie dat gaat uitbesteden. Dat kost wel wat, maar daarmee slaat zij twee vliegen in één klap: er hoeft geen eigen capaciteit voor te worden vrijgemaakt én er zijn geen medezeggenschappen en vakbonden die de plannen bekritiseren en zorgen voor de nodige vertraging. Met wat goede wil zijn de resultaten van het dienjaar dan binnen vijf jaar zichtbaar. Een vraagje dat nog wel resteert is: houdt Defensie met veel kortdienend personeel ook de benodigde kennis en ervaring voor oorlogvoering in huis? Misschien goed om dat weg te zetten in een studie met als titel ‘De toekomstbestendige krijgsmacht’.

Inmiddels kan worden ingeschreven voor dit nieuwe ‘dienjaar’. In tegenstelling tot de wettelijke – sinds 1996 buiten werking gestelde – opkomstplicht gaat het hier om een soort ‘dienstrecht’ voor jongeren (en ook zij-instromers) die mentaal en fysiek aan de gestelde eisen voldoen. Vanaf nu wordt hiermee proefgedraaid en volgend najaar moet het dan echt gaan beginnen. Waarbij het best slim lijkt om in september of oktober te starten, want dan ‘vangt’ Defensie de 18-jarige VWO- en (enkele) HAVO-leerlingen die zojuist hun opleiding hebben afgerond. Maar waar is ook alweer zo’n schreeuwend tekort aan? De MBO-2 en -3 leerlingen zijn helaas rond hun 16e al klaar en worden dan tot hun 18e de leertrajecten van de diverse bedrijfstakken ingetrokken, waarin leren en werken worden gecombineerd. Gaat Defensie succesvol concurreren met bedrijven die al die jongeren reeds met baangaranties aan zich hebben gebonden?

De grote vraag blijft of de krijgsmacht wel aantrekkelijk genoeg is voor jongvolwassenen. De huidige jeugd is toekomstgericht, maatschappijkritisch en wil impact hebben. Het gaat ze uiteraard om gunstige arbeidsvoorwaarden, maar vooral om vragen als wat krijg ik voor wat ik doe?, welke flexibiliteit heb ik? en in hoeverre kan ik mijn eigen werkzaamheden indelen?. Defensie wordt momenteel geholpen door de verslechterende veiligheidssituatie op het Europese continent. Hierdoor wordt het nut van het militaire beroep ongetwijfeld hoger ingeschat. Maar ook afwisseling en avontuur, loopbaanperspectief, een werkomgeving waarin kameraadschap gedijt en een loon dat niet onderdoet voor dat van een vakkenvuller zijn relevant.

Laten we positief blijven en aannemen dat het ‘dienjaar’ toch goed kan uitpakken en ervoor kan zorgen dat operationele eenheden op termijn weer gevuld raken. De zorgvuldigheid die met de invoering gepaard gaat uit zich helaas echter in traagheid; zijn de jongeren die zich nu aanmelden bereid om langer dan een half jaar te wachten? Daarnaast denken wij dat de hele organisatie zich hierop nog moet aanpassen. Net als in de dienstplichttijd zal er een stevige extra opleidingsinspanning geleverd moeten worden. We beseffen dat het geen grap is dat Defensie dat gaat uitbesteden. Dat kost wel wat, maar daarmee slaat zij twee vliegen in één klap: er hoeft geen eigen capaciteit voor te worden vrijgemaakt én er zijn geen medezeggenschappen en vakbonden die de plannen bekritiseren en zorgen voor de nodige vertraging. Met wat goede wil zijn de resultaten van het dienjaar dan binnen vijf jaar zichtbaar. Een vraagje dat nog wel resteert is: houdt Defensie met veel kortdienend personeel ook de benodigde kennis en ervaring voor oorlogvoering in huis? Misschien goed om dat weg te zetten in een studie met als titel ‘De toekomstbestendige krijgsmacht’.

Zijn politiek en defensieleiding overigens wel bereid en in staat om alle voorwaarden voor dat boeien, binden en inspireren van personeel voldoende in te vullen? Afwisseling en avontuur kunnen wellicht worden geboden bij inzet voor de eerste hoofdtaak, zoals nu in Litouwen en Roemenië en bijvoorbeeld ook met het opleiden van Oekraïners in Engeland. Maar er zullen veel meer uitzendingen en (buitenlandse) oefeningen moeten worden geboden. Verder zijn de arbeidsvoorwaarden nog niet echt onderscheidend en is er nog altijd geen praktische – lees: financiële – vertaling van de ‘bijzondere positie’ van de militair, die niet mag staken en een dienstopdracht niet mag weigeren, al brengt die hem/haar in levensgevaar. Dus wanneer verandert het Haagse denken en wordt de militair niet langer in het vakje ‘ambtenaar’ geplaatst? Wanneer wordt de bureaucratie nu eens echt aangepakt en de regelgeving in ‘vredestijd’ minder verstikkend? En waarom is werving en selectie nog zo’n onpersoonlijk proces en zitten er eeuwen tussen iemands aanstelling en de initiële opleiding en tussen die opleiding en de plaatsing op functie?

Nu er meer geld is voor Defensie, mag de organisatie weer groeien. De aanstellingsopdracht kan dus omhoog; dat zal ook de Tweede Kamer tevreden stellen. Stel echter dat het lukt om genoeg mensen voor een baan als militair te interesseren en te werven, wie gaat dan de extra opleidingsinspanning leveren? Het lijkt ons duidelijk: er komt weer extra emplooi voor commerciële bedrijven die hierop inspelen. Nu maar hopen dat die bedrijven geen militairen gaan ‘uitkopen’ …

Toen de staatssecretaris in een praatprogramma laat op de avond moest toelichten dat er nieuwe initiatieven zouden komen om de krijgsmacht weer gevuld te krijgen, kon aan zijn gezicht worden afgelezen dat hier sprake was van corvee. Het ‘aantrekkelijke beroep van soldaat’ kon door hem niet ter plekke aan de man/vrouw worden gebracht. Misschien is dat trouwens niet erg; de doelgroep kijkt nauwelijks naar dit soort programma’s. Waar het echt om gaat zijn de maatregelen die worden genomen om onze krijgsmacht aantrekkelijker te maken. En om de manier waarop ‘de organisatie’ zich gaat plooien naar een krijgsmacht die weer te maken krijgt met de opkomst van lichtingen jongelui. En dat zijn nu jongelui die snel vertrekken als het ze niet bevalt. Weg kennis en ervaring, die dus nauwelijks meer wordt opgebouwd. Oh ja, er komt een studie naar toekomstbestendigheid. Probleem opgelost!?

Wij voorspellen dat het succes van nieuwe initiatieven, inclusief dat van het ‘dienjaar’, zal afhangen van de wijze waarop commandanten in staat worden gesteld om personeel aan hun eenheid te binden. Het gaat dan om mogelijkheden en bevoegdheden die daadwerkelijk worden gebracht dan wel gedelegeerd naar een lager niveau in de organisatie, daar waar de laatste decennia de capaciteit voor personeelsbeheer is weggehaald en alles is gestandaardiseerd en genormeerd. We zijn benieuwd wanneer en hoe die decentralisatie in gang wordt gezet. Wat zou het mooi zijn als dit één van de speerpunten wordt van het plan om ‘de commandant in zijn kracht te zetten’. Bovendien lijkt de vernieuwing van de ondersteunende IT via het programma HR-IT ons een uitgelezen kans om er een versnelling aan te geven. Opschieten met het decentraliseren van die personele processen!

Redactie