OPINIE – BINNENLAND
Moderne Mythes en Ongemakkelijke Waarheden
MARTIJN KITZEN
Investeren we in de juiste zaken? Deze vraag komt regelmatig terug in deze column omdat ik vind dat wij als professionals het antwoord hierop moeten kunnen geven. De krijgsmacht is immers bij uitstek de organisatie die onze nationale veiligheid moet waarborgen. De discussie over de precieze samenstelling daarvan kun je dan ook maar beter aan experts overlaten. Uiteraard hebben politici en bestuurders het laatste woord, maar als het goed is baseren deze zich daarbij op gedegen advies dat recht doet aan de werkelijkheid waarin onze militairen hun taak moeten uitvoeren. Wat mij betreft heeft het aan dat laatste te lang ontbroken.
Neem de recente discussie over de nadruk in de Defensienota op investeringen voor het gevecht op (lange) afstand. Op dit moment wordt er vooral geïnvesteerd in middelen om een tegenstander ver van de eigen troepen te raken. Het besluit meer F-35’s te kopen en de herintroductie van raketartillerie zijn wellicht de beste voorbeelden hiervan. De versterking van capaciteit voor het nabijgevecht komt op de tweede plaats – al vraagt de NAVO ook hier expliciet om. Uiteraard moet onze krijgsmacht beide – het gevecht op afstand en het nabijgevecht – kunnen voeren om dreigingen te kunnen afslaan en afschrikken. Gezien de staat van het defensieapparaat is het echter goed te begrijpen dat we niet alles in een investeringsronde kunnen herstellen. Het is dan ook te hopen, dat waar nu de prioriteit wordt gelegd bij capaciteit voor oorlogvoering op afstand, een toekomstige defensienota meer aandacht zal besteden aan de reparatie van ons vermogen het nabijgevecht te voeren. En hier wringt het. Ik vrees namelijk dat de huidige nadruk op oorlog op afstand slechts gedeeltelijk het gevolg is van militair advies om eerst de middelen hiervoor op orde te brengen. Veel meer lijkt het te passen binnen het patroon dat westerse landen oorlog in toenemende mate zijn gaan zien als een activiteit waarbij je, met behulp van de beperkte inzet van hoogwaardige middelen, op een relatief ‘schone’ en veilige manier je doelen kunt behalen. Het gebrek aan succes in onder meer Afghanistan heeft de politieke bereidheid tot grootschalige inzet van de krijgsmacht doen afnemen en dat vertaalt zich door in capaciteitsvraagstukken. De nadruk is komen te liggen op middelen die het mogelijk maken om met een beperkte footprint toch succesvol te zijn. Internationaal staat deze trend ook bekend als remote warfare en dat verraadt al dat capaciteit voor het gevecht op afstand hier uitstekend bij past.
Wat betekent dit voor ons? Als militaire professionals is het essentieel dat we dit soort opvattingen toetsen aan daadwerkelijke inzet in een conflict. Of je nu meer hebt met het gevecht op afstand of nabij, voor iedereen is het van essentieel belang dat politici en bestuurders een reëel beeld hebben van de rauwe werkelijkheid van oorlogvoering. Dat vraagt de bereidheid de discussie aan te gaan over ongemakkelijke waarheden die politiek en maatschappelijk gevoelig liggen. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat bij oorlog op afstand (veel) slachtoffers kunnen vallen of de fysieke confrontatie van het nabijgevecht1 waarbij grote verliezen eerder regel dan uitzondering zijn. Zo voorkomen we het ontstaan van moderne mythes die geen recht doen aan de realiteit waarmee onze mannen en vrouwen worden geconfronteerd. Wat mij betreft is remote warfare een voorbeeld van zo’n mythe die voorbijgaat aan het feit dat een ‘schone’ oorlog niet bestaat en het voor het bereiken van duurzame resultaten nodig is om (al dan niet samen met bondgenoten) ook van dichtbij het gevecht met de tegenstander aan te gaan.
Als ik nu terugkijk naar onze inzet in Irak en Afghanistan zie ik dat een begrip als de Dutch Approach of de continue nadruk op Hearts and Minds de beeldvorming over oorlog hebben beïnvloed op een manier
die weinig recht doet aan het feit dat de Nederlandse krijgsmacht is bedoeld om onze nationale belangen te verdedigen door daar waar nodig – en op welke manier dan ook – het gevecht te voeren met als doel afbreuk te doen aan onze tegenstander. De gevolgen hiervan zijn onder meer zichtbaar als we onze bijdrage aan Operation Inherent Resolve onder de loep nemen. Bijna niemand heeft het er nog over hoe Nederlandse F-16’s, speciale eenheden en trainers succesvol bijdroegen aan het militair verslaan van Islamitische Staat (IS).
Wat wel nadreunt is de wrange werkelijkheid van burgerslachtoffers in Hawija. Dat past namelijk niet in het heersende beeld van oorlogvoering en de daarbij horende opvattingen over de rol van onze krijgsmacht. De oorlog in Oekraïne heeft het debat daarover nu op gang gebracht. Het is aan ons als militaire professionals om dit aan te grijpen om een reëel beeld te schetsen en daarbij ongemakkelijke waarheden niet uit de weg te gaan. We moeten het gevecht zowel op afstand als nabij kunnen voeren. Dat begint bij het ontmantelen van mythes over moderne oorlogvoering.
Martijn Kitzen is hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie en voormalig officier.
Eindnoot
- Zie ook Carré 3-2020, ‘Fight Light – The appetite for risk in dismounted close combat’.