HISTORIE

SIOP - 62

TJEERDJAN NIEUWENHUIS

Tijdens het laatste regeringsjaar van president Eisenhower werd SIOP - 62 ontwikkeld. Dit was een aanvalsplan voor de eerste 24 uur van een kernoorlog met de Sovjet-Unie. Dit plan werd in de meest kritieke jaren van de Koude Oorlog geschreven. Als toentertijd een crises was uitgemond in een militaire confrontatie, dan zou SIOP - 62 het Amerikaanse strijdplan zijn geweest.

Op de foto: lancering van een Polaris-raket vanaf een onderzeeër

Joint Strategic Target Planning Staff

Gedurende de jaren vijftig vormde Strategic Air Command (SAC) de ruggengraat van de Amerikaanse nucleaire afschrikkingsmacht. Ongeveer tot en met de Korea-oorlog was dit het enige krijgsmachtonderdeel met de middelen om een atoombom in te zetten. In die tijd lag de planning voor het eventuele gebruik dus ook volledig in handen van SAC, inclusief het beheer van de lijst met doelwitten. Deze situatie veranderde naarmate er meer kernwapens werden gefabriceerd en een meer divers arsenaal van overdrachtsmiddelen in gebruik werd genomen. In 1952 gaf de Amerikaanse marine aan dat al haar types aanvalstoestellen geschikt waren gemaakt om met kernwapens geladen te worden. Ditzelfde gold voor tactische eenheden in Europa en het Verre Oosten. Gedurende de jaren vijftig werden door onder meer de Amerikaanse landmacht artillerie en raketten in gebruik genomen die van een nucleaire lading konden worden voorzien. Dit betekende dat ook de landmacht, de marine en zelfs het tactische onderdeel van de luchtmacht, Tactical Air Command (TAC) hun eigen nucleaire oorlogsplannen gingen ontwikkelen voor de diverse operationele omgevingen onder hun verantwoordelijkheid[1].

Uiteraard was het de bedoeling dat deze oorlogsplannen in onderlinge samenwerking werden opgesteld met unieke lijsten met doelwitten. De praktijk was echter dat deze lijsten veel overlap kenden. De kans dat een doelwit door bevelhebbers van de landmacht, de marine of door SAC, alle opererend in dezelfde operationele omgeving, als vitaal werd beschouwd, was natuurlijk vrij groot. Dit betekende dat een Oost-Europees militair vliegveld op meerdere lijsten stond aangemerkt voor vernietiging. Dus in het geval van een kernoorlog zou het kunnen gebeuren dat een vliegveld al was getroffen door een nucleaire lading van een raket van de landmacht of een bommenwerper van de marine nog voordat SAC in actie was gekomen. In het ergste geval zou het kunnen gebeuren dat een formatie strategische bommenwerpers op weg naar Moskou uit de lucht zou worden geblazen door de luchtdrukverplaatsing. Via de Joint Chiefs of Staff heeft SAC gedurende de jaren vijftig voortdurend aangedrongen tot meer samenwerking en coördinatie, maar in de praktijk bleef het lastig de diverse oorlogsplannen voldoende te synchroniseren om overlap in doelwitten te voorkomen.

De noodzaak tot meer coördinatie en afstemming werd urgent op het moment dat intercontinentale ballistische raketten hun intrede deden in het kernwapenarsenaal. De introductie van dit type wapensysteem maakte het planningsproces nog complexer. Tot dan toe was de bommenwerper het primaire nucleaire overdrachtsmiddel, maar met de intrede van de ballistische raket moesten de planners meer en meer rekening houden met een wapensysteem dat ten opzichte van de bommenwerper met grotere snelheid op doelen in de Sovjet-Unie afgeschoten kon worden.

Lancering van een Atlas-raket

Het vergt weinig fantasie om te bedenken dat dit een afwijkende rangschikking en timing noodzaakt in de planning. In 1958 stelde SAC daarom voor om alle intercontinentale ballistische raketsystemen onder haar commando te plaatsen, inclusief de Polaris die onder toezicht van de marine was ontwikkeld [2]. Zonder bemoeizucht van andere krijgsmachtonderdelen zou het voor SAC een stuk makkelijker worden om een goed gecoördineerd krijgsplan op te stellen.

De Polaris was echter het nieuwe paradepaardje van de marine, dat de admiraals niet zomaar uit handen wilden geven. Deze raket bezat een unieke capaciteit, waarmee de marine een dominantere rol kon opeisen in de Amerikaanse afschrikkingsstrategie. De Polaris kon namelijk vanaf een kernonderzeeër afgeschoten worden en bezat genoeg reikwijdte om doelen diep in het Sovjet-Russische hartland te treffen. En omdat de Polaris met een kernonderzeeër onder water verborgen gehouden kon worden voor de Sovjets, bood dit wapensysteem bovendien een gegarandeerde second strike capaciteit. Met dit vermogen zouden de Verenigde Staten (VS) minder zwaar hoeven te leunen op de preëmptieve afschrikkingsdoctrine die Massive Retaliation voorschreef. Deze afschrikkingsstrategie was onder Eisenhower geïntroduceerd en door SAC in operationele slagkracht vertaald. In het kort was deze strategie gebaseerd op het idee dat afschrikking het beste kon leunen op een omvangrijke nucleaire slagkracht, waarmee elke op handen zijnde Sovjet-Russische agressie onmiddellijk en direct vergolden kon worden. Of zoals Eisenhower het zelf eens omschreef: ‘To blow the hell out of them in a hurry if they start anything’ [3].

De unieke afschrikkingscapaciteit van de Polaris was een tweede reden waarom SAC het liefst wilde dat alle types ballistische wapens onder haar commando kwamen te staan. Door de Polaris zoveel mogelijk in het bestaande doctrinaire raamwerk in te bedden kon SAC immers het nucleaire primaatschap voor zich behouden. Omdat de marine geenszins van plan was om het operationele commando over haar Polaris-raketten af te staan werd een compromis gesloten. Thomas Gates, de minister van Defensie, besloot in augustus 1960 tot de vorming van een nieuw defensieonderdeel dat zich geheel moest wijden aan nucleaire oorlogsplanning, de zogenoemde Joint Strategic Target Planning Staff (JSTPS). Op deze manier behield de marine controle over haar Polaris-raketten en omdat de JSTPS grotendeels bemand werd door luchtmachtofficieren, kreeg SAC vergaande controle over de nucleaire krijgsplanning.

Polaris-launcher

SIOP - 62

De taak van de JSTPS was tweeledig. In de eerste plaatst was zij verantwoordelijk voor het beheer van de National Strategic Target List (NSTL). Dit was een lijst met doelwitten in de Sovjet-Unie, China en communistische satellietstaten die in een eventuele oorlog vernietigd dienden te worden. De NSTL werd onderhouden op basis van beschikbare inlichtingen. Ten tweede was de JSTPS belast met de taak voor het opstellen van een gecoördineerd en samenhangend oorlogsplan, het zogenaamde Single Integrated Operational Plan. Het SIOP kende aan elk gekozen doelwit een kernwapen toe, waarbij uiteraard werd meegewogen met welke vernietigingskracht dit diende te geschieden, welk overdrachtsmiddel het meest geschikt zou zijn en welke eventuele vliegroute het minst interfereerde met andere onderdelen van het plan. Het eerste geïntegreerde aanvalsplan was gereed in december 1960.

Zoals eerder opgemerkt werd de JSTPS grotendeels bemand door officieren afkomstig van SAC. Op zich was dit niet verwonderlijk, omdat dit krijgsmachtonderdeel de meeste ervaring en expertise had met nucleaire oorlogsplanning. Het was daarom ook niet opmerkelijk dat het nucleaire strijdplan dat in december 1960 werd ingeleverd, veel leek op de oorlogsplannen die SAC tot dan toe hanteerde. De meeste waren tot stand gekomen onder leiding van gen Curtis LeMay (1906-1990), bevelhebber van SAC van 1948 tot en met 1957. Volgens LeMay was de snelste manier om de Sovjet-Russische oorlogsmachine tot stoppen te dwingen de vernietiging van de Sovjet-Unie en haar communistische bondgenoten. Dit laatste werd als doelstelling vrij letterlijk genomen. Al zijn strijdplannen waren erop gericht om zoveel mogelijk kernwapens, zo snel mogelijk, op zoveel mogelijk doelen te werpen. Hierbij lag de prioriteit uiteraard op het zo snel mogelijk neutraliseren van de nucleaire slagkracht van de Sovjet-Unie, maar werd de vernietiging van steden geenszins vermeden. Het doel hiervan wordt waarschijnlijk het beste samengevat door de reactie van LeMay’s opvolger, gen Thomas Power (1905-1970), op het idee om steden te sparen in een nucleaire confrontatie: ‘Restraint? … The whole idea is to kill the bastards. … At the end of the war if there are two Americans and one Russian left alive, we win!’ [4].

Titan missile in silo (foto: Titan Missile Museum)

Titan ondergrondse commandost (foto; Titan Missile Museum, Arizona)

Het strijdplan van SIOP - 62 was van dezelfde aard. Tot op heden is SIOP - 62 niet vrijgegeven door de Amerikaanse overheid, het is daarom niet bekend hoe de doelenlijst er daadwerkelijk heeft uitgezien. Maar in de literatuur wordt gesteld dat zo’n 15 tot 20 procent van de 3729 aangemerkte doelwitten civiel was en de rest bestond uit raketlanceerinstallaties, vliegvelden, militaire bases en commandocentra [5]. Dus net als in voorgaande strijdplannen werd de vernietiging van een mix van zowel counterforce als countervalue doelen noodzakelijk geacht om een nucleaire oorlog met de Sovjet-Unie te winnen. Opmerkelijk is dat de te bombarderen doelen niet alleen gelegen waren in de Sovjet-Unie en landen van het Warschaupact, maar ook in communistisch China. Dit betekende dus dat wanneer een crisis in Europa was uitgemond in een nucleaire confrontatie ook Chinese steden zouden worden gebombardeerd ongeacht of dat land debet had aan die crisis. Dit aspect van SIOP - 62 maakt des te meer het totale karakter van het strijdplan duidelijk.

SIOP - 62 bestond uit slechts één aanvalsplan waarbij de enige flexibiliteit bestond uit een veertiental timing opties. Elke optie stond voor een uur extra voorbereidingstijd voor mobilisatie van additionele capaciteit. In de praktijk betekende dit dat onder optie 1 alle middelen konden worden gelanceerd die in permanente paraatheid verkeerden, zo’n 1004 overdrachtssystemen met 1685 kernwapens. Elke opvolgende optie zou de Amerikaanse krijgsmacht extra tijd geven om aanvullende overdrachtssystemen in stelling te brengen. Optie 7 zou zodoende zes uur extra voorbereidingstijd bieden waarbij zo’n 1658 overdrachtssystemen klaar zouden staan voor inzet. De laatste optie zou uiteindelijk de VS de mogelijkheid bieden om met 2244 overdrachtssystemen een aanval op de Sovjet-Unie uit te voeren waarbij zo’n 3267 kernwapens afgeworpen zouden kunnen worden [6]. Hoewel elke opvolgende optie de aanvalscapaciteit aanzienlijk vergrootte, is het hierbij van belang om te bedenken dat hoe langer de VS tijdens een crisis zouden wachten met een aanval, de kans toenam dat de Sovjet-Unie haar eigen kernwapenarsenaal zou lanceren en de kans dat Amerikaanse bommenwerpers en raketten dit preëmptief zou kunnen uitschakelen afnam.

De nucleaire planners gingen er desalniettemin vanuit dat ze een groot deel van het Sovjet-Russische nucleaire capaciteit op de grond zouden kunnen uitschakelen. Om de slagingskans hiervan te verhogen werden meerdere kernwapens toegekend aan primaire doelwitten als vliegvelden en lanceerinstallaties. Zo zou SIOP - 62 voor vier doelen nabij Leningrad negen kernwapens hebben gereserveerd, drieëntwintig voor zes doelen in Moskou en achttien op zeven doelen in Kaliningrad [7]. Gemiddeld werd aan elk doelwit een aantal van 2,2 kernwapens toegekend met een explosieve kracht van enkele megatonnen. Dit was nodig om met een bepaald zekerheidspercentage, bijvoorbeeld 80 of 90 procent, van tevoren te kunnen garanderen dat een doelwit vernietigd zou worden. Ook in een kernoorlog kan natuurlijk van alles misgaan. Een raket zou tijdens zijn vlucht van koers kunnen afwijken, een bom zou bij inslag niet kunnen afgaan en een bommenwerper zou onderschept kunnen worden. Dergelijke factoren werden allemaal meegewogen. SIOP - 62 leek zodoende zijn doel enigszins voorbij te schieten wat betreft het voorkomen van overlap in doelwitten, maar het toekennen van meerdere kernwapens voor één doelwit was puur een middel om de vernietiging ervan voldoende te garanderen.

Kritiek

Reeds bij het opstellen van SIOP - 62 was er kritiek op de verwoesting die zou worden aangericht bij een eventuele uitvoering. Meer dan het uiteindelijke doel vereiste, meenden critici. Op aandringen van Daniel Ellsberg, toentertijd werkzaam als defensieconsultant in het Pentagon, is onderzocht hoeveel slachtoffers SIOP - 62 zou eisen in de Sovjet-Unie en China. De oorlogsplanners kwamen initieel uit op 275 miljoen mensen, een getal dat zou oplopen tot 325 miljoen na zes maanden. Daarbovenop nog zo’n 100 miljoen doden in Oost-Europese satellietstaten en nog eens 100 miljoen slachtoffers in landen buiten het Warschaupact [8]. Bij deze berekening ging men uit van een succesvolle volledige uitvoering van SIOP-62 met inzet van het maximale aantal overdrachtsmiddelen en kernwapens. Verder moet hierbij worden opgemerkt dat bij het berekenen van het aantal slachtoffers alleen het effect van de luchtdrukverplaatsing was meegenomen en niet het effect van radioactieve en thermische straling. Op basis van de ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog (WO II) was namelijk met enige zekerheid het effect van een schokgolf te voorspellen, maar beide andere effecten waren afhankelijk van wind en weer en werden dus onvoorspelbaar geacht. Bovendien had men in die tijd nog totaal niet nagedacht over het mogelijk mondiale effect van rook en fijnstof die in de atmosfeer terecht zou komen. Er kan worden gesteld dat bovenstaande slachtofferaantallen nog enigszins laag waren ingeschat.

Hoeveel slachtoffers de oorlogsplanners aan Amerikaanse zijde verwachtten, is niet bekend. Het is wel een feit dat tijdens een briefing aan president Kennedy over SIOP - 62 expliciet is gesteld dat onder alle omstandigheden, zelfs bij een preëmptieve aanval, de Sovjet-Unie in staat zou zijn een deel van haar kernwapenarsenaal richting Amerikaanse doelen te lanceren [9]. De Verenigde Staten zouden dus niet ongeschonden blijven. Desondanks meenden de opstellers van SIOP - 62 dat de VS met dit strijdplan de overhand zouden kunnen hebben in een kernoorlog. Volgens de maatstaf van gen Power is dit zeker te stellen. Vergeleken met de Sovjet-Unie beschikten de VS toentertijd over een overweldigende nucleaire slagkracht, waarmee ongetwijfeld in een nucleaire confrontatie een aanzienlijk deel van de Sovjet-Russische nucleaire capaciteit en economie tot puin zou kunnen worden gereduceerd [10]. De VS zouden in zo’n confrontatie relatief ongeschonden blijven en als ‘winnaar’ aangemerkt kunnen worden. Een probleem is alleen dat een strijdplan dat slechts één optie kent, namelijk het afschieten van alles wat men in huis heeft, niet erg veel flexibiliteit verschaft tijdens crises. Niet elke crisissituatie is natuurlijk ernstig genoeg om te dreigen met de vernietiging van de wereld.

Deze kritiek was een van de speerpunten van de regering Kennedy. Robert McNamara, de nieuwe minister van Defensie, liet onmiddellijk na zijn aanstelling een review uitvoeren van SIOP - 62. Kort daarna werd een aantal wijzigingen doorgevoerd die SIOP - 62 meer flexibiliteit zouden verschaffen. De lijst met doelwitten werd opgeknipt, waarbij expliciet onderscheid werd gemaakt tussen militaire en nucleaire doelen en civiele doelen [11]. Op die manier zouden strijdopties gerealiseerd kunnen worden waarbij alleen militaire doelen zouden worden aangevallen en steden zoveel mogelijk werden ontzien om burgerdoden te beperken. Daarnaast werd de mogelijkheid toegevoegd om een deel van het kernwapenarsenaal achter de hand te houden, als back-up, en een optie om bepaalde landen te ontzien, zoals China. Deze aanpassingen op SIOP - 62 staan bekend als SIOP - 63. Hoewel het laatstgenoemde een aanzienlijk minder star strijdplan impliceerde, omvatte dit nog steeds de inzet van een groot aantal kernwapens waarbij hoogstwaarschijnlijk vele miljoenen mensen zouden zijn omgekomen. Nucleaire oorlogvoering heeft nu eenmaal een sterk genocidaal karakter.

Eindnoten

  1. D. Ball, ‘The Development of the SIOP, 1960-1983’, in: D. Ball en J. Richelson, Strategic Nuclear Targeting (New York 1986) 57-83, 58.
  2. Ibidem, 59.
  3. S. Sagan, Moving Targets: nuclear strategy and national security (New Jersey 1989) 23.
  4. L. Freedman en J. Michaels, The Evolution of Nuclear Strategy (London 2019) 263.
  5. S. Sagan, Moving Targets 25 en S. Sagan, ‘SIOP-62: the Nuclear War Plan Briefing to President Kennedy’, International Security vol. 12, no. 1 (1987) 22-51, 44.
  6. Sagan, ‘SIOP - 62’, 48.
  7. F. Kaplan, The Bomb: Presidents, Generals, and the Secret History of Nuclear War (New York 2020) 27.
  8. D. Ellsberg, The Doomsday Machine: Confessions of a Nuclear War Planner (London 2019) 136-137.
  9. S. Sagan, ‘SIOP - 62’, 50.
  10. Voor vergelijking van Amerikaanse en Sovjet-Russische kernwapenarsenaal zie: D.G. Press, Calculating Credibility: How Leaders Assess Military Threats (New York 2005) 86-91.
  11. D. Ball, ‘The Development of the SIOP’, 63.