Juridische zaken

door: Bert Blonk

Onmiskenbaar onjuist

Het lijkt erop dat de toeslagenaffaire er toe leidt dat rechters wat ruimhartiger jegens de burgers worden. Vorige keer deed ik verslag van de versoepeling van de termijnen voor bezwaar en beroep. Nu wil ik verslag doen van weer een andere verruiming die relevant kan zijn voor onze leden.

Twee personen procederen tegen een boete op grond van de Wet arbeid vreemdelingen. De procedures betreffen hetzelfde feitencomplex. De één geeft het na een negatief besluit op bezwaar op en dat besluit wordt in rechte onaantastbaar. De ander procedeert verder en krijgt uiteindelijk in hoger beroep gelijk.

Dit vormt voor de eerste aanleiding om het bevoegde gezag te vragen terug te komen op het negatieve besluit op bezwaar. Het bevoegde gezag weigert dit en de burger procedeert nu wél verder. In hoger beroep is het oordeel dat de weigering van het bevoegde gezag evident onredelijk was, omdat het betreffende besluit, blijkens de eerdere uitspraak in hoger beroep, ‘onmiskenbaar onjuist’ was. Hier gaan mijn wenkbrauwen omhoog. Vroeger zou een rechter voor de herziening van een in rechte onaantastbaar geworden besluit een nieuw feit (een zgn. novum) eisen. Nu is het kennelijk voldoende dat vanuit een andere procedure over dezelfde feiten kan worden geconcludeerd dat het betreffende besluit ‘onmiskenbaar onjuist’ is. Nogal een verruiming.

Ook in onze praktijk komt het voor dat meerdere personen willen procederen naar aanleiding van één feitelijke constellatie (bijvoorbeeld bij een geschil over aanspraken bij een bepaalde inzet). Mijn stelling is dan altijd; wie niet ook zelf procedeert loopt het risico niet mee te profiteren van een eventuele gunstige uitspraak van de rechter in een andere (identieke) zaak, omdat het betreffende besluit in rechte onaantastbaar wordt. Moet ik nu op grond van deze nieuwe jurisprudentie deze stelling opgeven? Ik durf dat eigenlijk niet goed aan. Het zal niet voor het eerst zijn dat een rechter in een bui van ruimhartigheid iets doet dat later weer grotendeels wordt teruggenomen, als de consequenties van die ruimhartigheid goed zijn doorgedrongen.