CARREACTIE

Is er nog toekomst voor de tank?

In Carré 6-2021 verscheen onder bovenstaande titel een beschouwing over de rol van de tank in het toekomstige gevecht. Hieronder volgt een reactie op dat artikel, gevolgd door de repliek van de oorspronkelijke schrijver. Tevens leest u in deze aflevering van Carré nog een afzonderlijk artikel over de toekomst van de tank.

Carreactie door kol b.d. A. Kruize

Aan het einde van het artikel wordt aangegeven dat het vooral met een prikkelende kop (en inhoud) is geschreven om lezers ertoe te bewegen na te denken over toekomstig uit te voeren taken. De rol van de tank wordt daarbij onderzocht. Bij het lezen van het artikel krijg je al snel het gevoel dat het niet goed af zal lopen met de tank. Dat begint al bij de titel, waarin toch een grote twijfel zit opgesloten. Die titel had immers ook neutraler kunnen zijn, bijvoorbeeld: ‘De toekomst van de tank’. In ieder geval heeft de gekozen titel het effect, althans bij mij, dat het betoog scherp wordt gelezen, en ongetwijfeld is dat ook de bedoeling van de schrijvers geweest.

Dat de tank tijdens de Eerste Wereldoorlog (WO I) als nieuw wapensysteem geen doorslaggevende rol heeft gespeeld, is een terechte constatering. Het was tijdens de Tweede Wereldoorlog (WO II) dat de tank een veel grotere rol in het gevecht kreeg. In het begin was die rol volgens de schrijvers nog niet zo indrukwekkend. Een beetje zuinigjes wordt vermeld dat de tanks met slechts een 20mm kanon waren uitgerust en de tanks niet voldeden aan de concepten van Guderian, om dan verder te gaan met de opmerking dat de latere Panther en Tiger tanks weliswaar zwaarder waren, maar dat ‘zwaarder niet altijd beter is’. Hier wordt de rol van tank toch ondergewaardeerd. Het was inderdaad Guderian die duidelijke ideeën had over de inzet van de tank als een wapen dat door mobiliteit, vuurkracht en bescherming over grote stootkracht beschikte en daardoor beslissend kon zijn in het gevecht, iets wat in de praktijk ook ruimschoots is aangetoond. De concepten van Guderian leidden tot verbeteringen van de jongere generatie tanks. De Panther en Tiger tanks waren inderdaad zwaarder, maar ook beter: meer pantsering, zwaardere bewapening (met respectievelijk een 75 en 88 mm kanon) en daardoor beschikkend over meer stootkracht. Dat zware tanks ook problemen kunnen geven, bijvoorbeeld in zeer zwaar (moerasachtig) terrein is waar. Maar om alleen te vermelden dat ‘zwaarder niet altijd beter is’ wekt m.i. een verkeerde suggestie. In dat opzicht is de Leopard 2 een goed voorbeeld van een zwaardere (bepantsering, bewapening) tank, maar tegelijk de meest beweeglijke tank – en daarmee de tank met de grootste stootkracht – die we (in het Nederlandse leger) hebben gekend.

Verderop in het artikel wordt een beschrijving gegeven van het toekomstige gevechtsveld met de inzet van zeer geavanceerde middelen: ‘Deze oorlog van de toekomst zal er dus vooral een zijn die op grote afstand wordt gevoerd. Een duidelijke frontlijn met troepen die direct met elkaar in contact komen lijkt dan ook iets van het verleden te zijn en niet meer van de toekomst’. Het geschetste scenario is voor een deel zeker waar. Maar je kunt een oorlog niet alleen op afstand met zeer geavanceerde (elektronische) middelen beslissen. Uiteindelijk zal een grondgebied moeten worden beheerst. En dat kan niet alleen op afstand, je zult fysiek aanwezig moeten zijn. De schrijvers onderkennen dat ook, gesproken wordt over ‘Het vermogen om war amongst the people uit te voeren waarbij escalatie en de-escalatie direct kunnen worden uitgevoerd’ en ‘Het optreden tussen en met de lokale eenheden en bevolking vraagt om uitgestegen militairen die op deze manier worden beschermd. Wat opvalt is dat de MBT [main battle tank] in geen van bovenstaande profielen een functie lijkt te kunnen vervullen’. De laatste opmerking is merkwaardig. Dat de tank in het geschetste scenario geen functie ‘lijkt’ te kunnen vervullen wordt op geen enkele manier duidelijk. In het kader van escalatiedominantie is juist de tank een geducht middel en waar uitgestegen militairen in een gevechtssituatie ‘tussen en met lokale eenheden en bevolking’ bescherming nodig hebben, kan ook de tank, waar een enorme dreiging vanuit gaat, een belangrijke bijdrage leveren aan die bescherming. Zo lijkt het dus dat er juist wel een rol is voor de tank in het gevecht van de toekomst.

De opmerking dat bij het toekomstige gevecht op grote afstand geen sprake zal zijn van ‘een duidelijke frontlijn met troepen die direct met elkaar in contact komen’ mag dan een algemeen aanvaard vertrekpunt zijn, maar je hoeft alleen maar naar de oostflank van Europa te kijken om te constateren dat een directe confrontatie tussen troepen wel degelijk tot de mogelijkheden behoort. Dat de tank in een dergelijke confrontatie een rol heeft, behoeft geen nader betoog.

Ten slotte nog een opmerking over de gestegen kwetsbaarheid van de tank, waardoor die in de toekomst geen rol van betekenis meer zou hebben. Als voorbeeld van die kwetsbaarheid wordt de Eerste Golfoorlog genoemd en de inzet van de tanks door het leger van Irak. Ten eerste was het zo dat de coalitie t.o.v. het Irakese leger over zeer geavanceerde middelen beschikte, wat de kwetsbaarheid van de Irakese eenheden alleen maar vergrootte; het was dus geen gevecht tussen gelijkwaardige tegenstanders. Ten tweede was het ingraven van de tanks een onjuiste inzet van dat wapensysteem. De kenmerken van de tank – mobiliteit, bescherming en vuurkracht, resulterend in stootkracht – werden door het ingraven feitelijk tenietgedaan. Een principieel onjuist gebruik van het wapensysteem en daarom geen valide argument om de kwetsbaarheid van de tank aan te tonen.

Wanneer de rol van de tank in de toekomst ter discussie wordt gesteld, zou duidelijk moeten worden dat de kenmerken van het wapensysteem (mobiliteit, bescherming, vuurkracht) geen functie meer hebben. Naar mijn mening hebben de schrijvers dat niet aangetoond. Ik heb in mijn reactie proberen aan te geven waarom de tank in de toekomst wel degelijk een rol kan vervullen. Dat in meer algemene zin de rol van de tank zal wijzigen/gewijzigd is (het voeren van gevechten met grote tankeenheden) is duidelijk, hoewel de situatie op de oostflank van Europa een andere werkelijkheid laat zien. En waar de auteurs zelf aangeven dat er nagedacht moet worden over de toekomstige taken voor de krijgsmacht, ligt het niet voor de hand om op voorhand al middelen uit te sluiten.


Reactie op de carreactie door lkol b.d. Patrick Bolder

Naast de reactie van kol b.d. Kruize zoals in deze Carré is gepubliceerd, mocht ik op LinkedIn, waar in mijn bijdrage een link stond naar het artikel in de digitale versie van Carré 6, ook vele reacties ontvangen. Zoals verwacht, riepen de prikkelende kop en de prikkelende conclusies van de tekst nogal wat emoties op. Wellicht soms zó emotioneel dat de diepere boodschap zoals die in de eindparagraaf stond niet meer door iedere lezer op waarde werd geschat. Om met het goede nieuws te beginnen, veel steun werd uitgesproken voor de leesbaarheid en de logica van het stuk. Over de conclusies bestond minder overeenstemming en dat is geen verrassing. Eerst een inhoudelijke reactie op de Carreactie van kol b.d. Kruize. Hij stelt onder meer dat de oostflank van Europa juist de noodzaak van de tanks als zwaar middel aantoont. Dat strookt niet met de manier waarop ons artikel de toekomst van gewapend conflict schetst en wat kol b.d. Kruize wel enigszins ondersteunt. In diezelfde gedachtegang zal een eventuele inname van (een van) de Baltische staten via verschillende domeinen, als eerste als een grey-zone operatie, met verstoring van het cyber domein zeer snel plaatsvinden, vóórdat de NAVO-lidstaten ook maar een tank in de richting van de Suwalki Gap hebben kunnen sturen. Deze strategie, van het door Rusland voorkomen dat conflicten tot een escalatieniveau komen waar militair optreden wordt uitgelokt, mag inmiddels bij de lezer bekend worden verondersteld[1]. En is de inname van de Krim in 2014 ook niet zonder grootschalig wapengekletter verlopen? Mochten de zware wapens de garages uitrijden, dan zijn de tactische ballistische raketten, de loitering munitions van de Russen, andere drones en de gemobiliseerde publieke opinie in de westerse landen al actief om daadwerkelijk ingrijpen te voorkomen. Kijk naar het conflict in Nagorno-Karabach van een jaar geleden en zie hoe effectief loitering munitions in een op de sovjetkrijgsmacht gebaseerd leger kan worden geïmplementeerd. Bij een dergelijke ontwikkeling van dit scenario zie ik echt geen tanks en infanterie rondrijden. Een ander punt van kritiek betrof de manier waarop de Eerste Golfoorlog de tanks van Saddam Hussein onbruikbaar waren verklaard in het artikel. Kruize stelt dat enerzijds de, vooral Amerikaanse, krijgsmacht veel moderner was dan de Iraakse én dat de Iraki’s een compleet verkeerde tactiek hadden. Dit mag zo zijn, maar die comparatieve voorsprong van ‘ons’ op de Russen is inmiddels wel ingelopen en op technisch gebied moeten we zelfs uitkijken niet achter te gaan lopen. En als de tanks vanwege de snelle ontwikkeling van het conflict in de Baltische staten nog in de garages staan geparkeerd, ook al zijn ze voorwaarts ontplooid in het kader van eFP, dan zijn ze net zo statisch als de Irakese in de frontlinie in de woestijn.

Ook bovenstaande beschouwing zal uiteraard verbazing en emotie oproepen en dat mag. Het zou echter jammer zijn als groengeklede lezers dan in de emotie zullen schieten en uitsluitend ingaan op de casuïstiek en niet op het bredere gedachtengoed daarachter. Dat duidt op een wat vastgeroeste blik die daadwerkelijke en hoognodige vernieuwing van Defensie in de weg staat. De diepere boodschap van het artikel is de aanklacht tegen de klassieke defensieplanning: Iets veroudert en we vervangen het door een opvolger. Die opvolger mag dan beter zijn en meer functionaliteiten hebben, maar is ook vaak duurder en de gehoopte een op een vervanging komt er niet. Een race to the bottom ontwikkelt zich. Belangrijker echter: is die vervanger, in mindere aantallen, ook geschikt om te worden ingezet in de toekomstige operationele omgeving en de toekomstige operationele omstandigheden?

Die antwoorden moeten volgen uit politieke keuzes. Past het nieuwe materieel in de krijgsmachtprofielen van de toekomst; welke taken moet de krijgsmacht in de toekomst aankunnen? Die vragen zijn na de Verkenningen nog steeds niet beantwoord. Waar we, denk ik, als lezers het hartgrondig over eens kunnen worden, is dat voorafgaande aan de vraag wat allemaal nodig is, Nederland nu eens echt werk moet gaan maken om de krijgsmacht fatsoenlijk te gaan financieren. De afgetreden minister van Defensie heeft al bekend gemaakt wat dat moet betekenen, structureel en niet eenmalig. Met een, waarschijnlijke, doorstart van de ‘oude’ coalitie zal ook het onderwerp Defensie eindelijk een belangrijke plek binnen het regeerakkoord moeten krijgen.

Eindnoot:

1. Chris Dougherty op warontherocks.com, Confronting Chaos; A new concept for Information Advantage.

Social share