HISTORIE
The scramble for Africa
Enkele achtergronden van de wedloop om Afrika
DRS. C. SOMERS
De Scramble for Africa1 verwijst naar de periode in de Afrikaanse geschiedenis, globaal tussen 1870 en 1914. Rond 1870 was grofweg tien procent van het continent onder controle van westerse staten. Vijftig jaar later was praktisch het hele continent gekoloniseerd. Hierbinnen zijn drie hoofdvormen te onderscheiden, te weten protectoraten, koloniën en gebieden die als onderdeel van het moederland werden beschouwd2. De technologische superioriteit van de Europese naties, de industrialisatie, snelle ontwikkelingen in transport en communicatie naast een medisch antwoord op ziekten als malaria maakten het binnendringen van het continent tot een haalbare kaart.
Afrika
Afrika kent een lange geschiedenis. De naam Afrika stamt waarschijnlijk uit de Fenisische periode die 1200 v.C. begon in het Midden-Oosten. Vroege bewoning op de noordkust van Afrika vond plaats in grotten, zoals door het volk van de Afer. Afer werd gelatiniseerd tot Afri als naam voor de Romeinse provincie Africa. De beroemde paleontologenfamilie Louis, Mary en Richard Leaky stelde op basis van opgravingen dat de geschiedenis van de mensheid en de oorsprong van de moderne mens startte in Afrika in of rond de Olduvai-kloof in Kenia. Afrika kende grote beschavingen zoals het Egypte van de farao’s, Nubië, de grote koninkrijken van de Shona in Zimbabwe en van de Ashanti in Ghana in West-Afrika. Vanaf de dertiende eeuw drong de islamitische beschaving steeds verder door naar het zuiden en ontstonden de grote rijken van Songhai en Mali. Rijkdommen werden gebruikt om Mekka te bouwen. Veel van deze rijken waren dermate goed georganiseerd dat zij handelsbetrekkingen onderhielden tot ver in China.
Afrika in de negentiende eeuw
Van het midden van de negentiende eeuw was Afrika in grootte het tweede continent met twintig procent van de aardoppervlakte en tien procent van de wereldbevolking. Hoewel het geografisch een afgebakende eenheid is, kent Afrika een verscheidenheid in talen, godsdiensten, culturen en etniciteit. Het continent is rijk aan grondstoffen. De handel in mensen, veelal tot slaaf gemaakt als gevolg van onderlinge tribale conflicten, was eeuwenlang een economische factor van betekenis. Het aangerichte leed werd op de koop toegenomen. Afrika werd het Dark Continent genoemd omdat het grootste deel tot ver in de achttiende eeuw onbekend was en niet in kaart was gebracht.

Afrika staatkundig, 1880 - 1913

Het beeld van de bekende ontdekkingsreiziger David Livingstone
Daarnaast was het in de ogen van het sedentaire Europa door haar nomadische volken lang een ongeciviliseerd gebied. Aanwezige oude culturen bleven een grote onbekende tot de expeditie van Napoleon naar Egypte van 1798 – 1801 voor een doorbraak zorgde. De Egyptologie nam een vlucht en de zucht naar kennis over het continent en haar onbekende culturen groeide explosief.
Hoewel tochten naar de binnenlanden van Afrika niet zonder gevaar waren weerhield dat avonturiers als Frederick Selous (1851 – 1917) en Frederick Burnham (1861 - 1947) en ondernemers/politici als Cecil Rhodes (1853 – 1902) niet. Motieven waren vooral politiek3 of economisch van aard maar er was ook een ideële behoefte om animistische volkeren te kerstenen. Zendelingen als David Livingstone (1813 – 1873) brachten het continent nader in kaart. Hij werd de eerste blanke die de door hem naar de Britse koningin vernoemde Victoriawatervallen ontdekte in 1855. Toen Livingstone verdwenen leek te zijn, zoekend naar de bronnen van de Nijl, was journalist en avonturier Henry Stanley (1841 – 1904) maar al te zeer bereid een expeditie te leiden om naar hem op zoek te gaan hetgeen de legendarische woorden opleverde: ‘Dr. Livingstone, I presume?’, toen hij hem ook daadwerkelijk vond. De rapportages in de diverse kranten met de avonturen van Stanley werden verslonden maar ook zijn berichten over de rijkdom aan grondstoffen waren niet aan dovenmansoren gericht. Overigens werd de zendingsarbeid in concurrentie uitgevoerd tussen protestanten en katholieken met op veel plaatsen de islam als lachende derde. Meerdere missionarissen werden bij hun missiewerk beschermd door oud-Pauselijke Zouaven die hun godsvrucht na de val van Rome in 1870 een nieuwe wending gaven.
De expansie van de natiestaten
Het proces van vorming van natiestaten was in Europa in het midden van de negentiende eeuw in volle gang. De Italiaanse laars werd – opnieuw – één staat na de val van Rome in 1870. Paus Pius IX verloor zijn wereldlijk rijk en werd de ‘gevangene van het Vaticaan’. Met het Verdrag van Lateranen (1929) herstelden Mussolini en paus Pius XI, paus van 1922 tot 1939, deels wat Pius IX, paus van 1846 tot 1878, was verloren. De Pauselijke Staat werd qua omvang gereduceerd tot Vaticaanstad, waarbij de grenzen tussen Italië en het pauselijke staatje definitief werden vastgelegd. Mussolini verwierf extra steun onder de katholieken en werd in katholieke encyclopedieën van die tijd omschreven als een ‘groot Italiaans staatsman’. Het Duitse Keizerrijk werd geboren na de Frans-Duitse oorlog (1870 – 1871) waarbij Frankrijk, dat de oorlog verloor, een republiek werd, Elzas-Lotharingen moest afstaan en forse ‘herstelbetalingen’ moest doen aan het Duitse Keizerrijk. De vredescondities waren van dien aard dat het voor velen duidelijk was dat de volgende oorlog slechts een kwestie van tijd zou zijn. In veel delen van Europa was dit proces van natievorming nog lange tijd volop in beweging.
Op het Afrikaanse continent hadden Europese staten en ondernemingen tot 1870 met name gebieden die grensden aan de zee onder controle genomen in een informeel imperialisme. Invloed werd uitgeoefend door middel van economische en militaire macht zonder direct bestuur. De nadruk lag op handel en aangekochte grondstoffen werden veelal in de kuststroken aangereikt. Ook personen die door het Westen als slaaf werden verhandeld ten behoeve van inzet in de Nieuwe Wereld werden veelal door lokale etniciteiten als de Ashanti in Ghana aangereikt. Dat gebeurde in aan de kust gelegen forten, zoals het Portugese São Jorge da Mina dat later werd veroverd door de West-Indische Compagnie als fort Elmina. Politiek georganiseerd en economisch expansief waren de Europese natiestaten klaar voor een volgende ontwikkeling.
De Koloniale Conferentie van Berlijn liet de toenemende Duitse invloed zien
The scramble: van strategie naar uitvoering
Er groeide in Europa vanaf 1870 een strijd om de macht tussen Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland naast opkomende nieuwe staten. Allianties waren wenselijk om op het mondiale schaakbord een speler te kunnen worden of te kunnen blijven. Duitsland floreerde economisch – made in Germany was mondiaal op steeds meer plaatsen een garantie voor goede kwaliteit – maar had een strategische achterstand door haar late unificatie op 18 januari 1871 onder leiding van Pruisen. De Duitse rijkskanselier Otto von Bismarck (1815 – 1898) ontwikkelde een visie voor een Duits-gewenste Weltpolitik, sloot daartoe verdragen met de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie en Italië en wenste vanuit die positie daartoe spelregels vast te stellen. Het bijeenroepen van de Koloniale Conferentie van Berlijn (1884 – 1885), waarbij afspraken zouden moeten worden gemaakt betreffende toekomstige (koloniale) expansies, liet de groeiende Duitse invloed zien, Europees maar met mondiale ambities.

Het Fort Elmina van de West-Indische Compagnie

De Conferentie van Berlijn over de koloniale verdeling van Afrika
En die ambities wekten wrevel en spanning op in Groot-Brittannië, vanouds het land van divide et impere. Duitslands wens om haar positie te versterken was een consequentie van haar explorerende economie. Veilige handelsroutes en de aanvoer van ruwe grondstoffen waren van dermate groot belang dat voor het beschermen hiervan de behoefte aan een sterke oorlogsvloot in Duitsland groeide. Groot-Brittannië voelde zich bedreigd in de mondiale positie die het had opgebouwd en zag de Duitse vlootopbouw met argusogen aan. Daar waren slechts twee antwoorden op mogelijk. De meest geëigende zou zijn het versterken van de Britse concurrentiepositie en het innoveren van haar economie als een commercieel antwoord op de Duitse ontwikkelingen. Toen dat (te) moeilijk bleek kwam nadrukkelijk de tweede optie in beeld: oorlog. De Britten zagen de versterking van een hypermoderne Duitse oorlogsvloot als een directe bedreiging en zochten toenadering tot Frankrijk in een nieuwe Entente. Ondertussen probeerden de Duitsers aan te geven dat de vloot die men wilde bouwen voldoende sterk zou moeten zijn om hun buitenlandse politieke ambities te steunen, maar daarentegen niet krachtig genoeg om door Groot-Brittannië als direct bedreigend te worden ervaren. Duitsland zocht economische expansie, geen nieuw conflict, hoewel een preventieve aanval van Groot-Brittannië niet werd uitgesloten. Groot-Brittannië had lange tijd haar imperium kunnen vergroten wanneer en waar men wilde en had de militaire middelen om dat af te dwingen. Het zag er zelfs niet tegenop een blanke natie als de Boerenrepubliek in Zuid-Afrika met geweld te onderwerpen en voerde een politiek van gewapenderhand ingrijpen, waar en wanneer dan ook, als de eigen positie in gevaar kwam.
Europa floreerde als gevolg van de industriële revolutie, maar moest constant op zoek naar grondstoffen én nieuwe afzetgebieden. Het bericht van de Brit Cecil Rhodes dat hij een spoorlijn wilde gaan aanleggen van Kaapstad naar Cairo, de Cape-Cairo railway-line, liet alle alarmbellen in Europese hoofdsteden afgaan. De politiek werd daarnaast opgejaagd door groeiende publieke belangstelling voor dit Afrikaanse continent die werd gestimuleerd door geromantiseerde verhalen als van Henri Rider Haggard (1856 – 1925), die heldhaftige ontdekkingsreizigers als Allan Quatermain bedacht op zoek naar mysterieuze beschavingen en verborgen schatten in King Solomon's Mines. In veel Europese landen ontstond een euforie: Afrika kwam op de kaart en iedereen wilde een stuk van de taart4.
De raison d'être
Ieder land had een reden om in Afrika te willen zijn: van het brengen van beschaving, het kerstenen van het continent tot het ontginnen van nieuwe afzetgebieden en het verwerven van grondstoffen. Het continent moest in allerijl in kaart worden gebracht. De grote meren werden ontdekt, evenals de oorsprong van de Nijl. Toch was rond 1870 slechts een klein deel van Afrika daadwerkelijk onder bestuurlijke controle gebracht zoals de noordkust door Frankrijk, de Kaapkolonie door de Britten en Angola door Portugal. Maar Afrika was een te grote afzetmarkt om alleen de kuststreken te bezetten. De wens groeide om dieper landinwaarts een greep te kunnen doen naar grondstoffen en producten als als koper, tin, thee en katoen. Die grondstoffen konden door de eigen industrie worden veredeld om vervolgens in deze nieuwe afzetgebieden lucratief aangeboden te worden. Dat gold voor de Zuid-Afrikaanse ondernemer en politicus Cecil Rhodes die met zijn De Beers Mining Company het latere Rhodesië onder zijn controle bracht, net als de Belgische koning Leopold II die Congo tot zijn persoonlijk bezit maakte. Leopold schuwde niet een bloedige koloniale strijd te voeren die de vorst tot een van de rijkste mensen van zijn tijd zou maken. In een groot deel van Europa werd duidelijk: het is nu of nooit. In een groeiend aantal landen ontstonden lobbyorganisaties, als bijvoorbeeld de Alldeutscher Verband, die aandrongen op kolonisatie van dit continent. Toen er ook nog interessante goudconcessies werden gevonden, kwamen de ontwikkelingen in een stroomversnelling. Europa had de mensen, de technologie en de militaire kracht om die ontwikkeling krachtig ter hand te nemen.
De situatie dat meerdere landen tegelijkertijd gebieden probeerden te claimen in Afrika kon niet anders dan tot conflicten leiden. Conflicten die makkelijk konden uitgroeien tot een directe militaire confrontatie in Europa. Bismarck’s Conferentie van Berlijn was bedoeld om spelregels overeen te komen die het uitbreken van grotere conflicten binnen Europa zouden moeten voorkomen. Niet langer gold een claim op een gebied op basis van mondelinge afspraken met stamhoofden om de vlag te kunnen plaatsen, maar er moest sprake zijn van feitelijk bestuur naast een effectieve militaire aanwezigheid. Afrika werd besproken en als een taart verdeeld, zonder dat de oorspronkelijke Afrikaanse bewoners er ook maar over werden geconsulteerd. De hoop was dat op basis van de Berlijnse afspraken Afrika kon worden verdeeld, waarbij onderlinge strijd hierover tussen Europese staten vermeden zou worden. Het gebruik van geweld om Afrikaanse gebieden te onderwerpen vormde geen onderwerp van gesprek en kolonisatie werd, gezien de militair-technologische voorsprong, een haalbare kaart geacht. Zo constateerde de Britse schrijver Hilaire Belloc (1870 – 1953) in 1898 in The Modern Traveller ‘Whatever happens, we have got the Maxim gun, and they have not’.
Afrika werd besproken en als een taart verdeeld
The scramble: de pionnen worden geplaatst
Goede afspraken vormen niet altijd de juiste basis voor een goede uitvoering. De Conferentie van Berlijn had veel zaken geregeld maar kende geen systeem van sancties noch een roadmap welk land welk deel van Afrika zich mocht toe-eigenen. Al snel overlapten de ambities van diverse landen elkaar. Frankrijk had na de verovering van Algerije in 1830 al tal van bezittingen aan de noordkust van Afrika en wilde in Afrika een gebied vanaf de Atlantische Oceaan aan de westkust tot aan de oostkant, via de Sahara naar de Rode Zee, onder controle krijgen. Haast was hierbij geboden.
Het stuurde een expeditie onder leiding van de tot Fransman genaturaliseerde Italiaanse ontdekkingsreiziger Pierre Savorgnan de Brazza (1852 – 1905), een concurrent van de voor de Belgische koning Leopold II werkende Henry Stanley. Beiden wilden als eerste het grondstofrijke Congogebied in kaart brengen en claimen. Brazza kan worden gezien als de grondlegger voor het Franse bezit in Centraal-Afrika en stichtte de naar hem vernoemde stad Brazzaville, dat de hoofdstad werd van de latere republiek Congo. In september 1880 tekende Brazza een verdrag met een plaatselijk stamhoofd en plaatste het gebied onder Franse ‘bescherming’, als protectoraat Frans-Congo. Brazza stond een humaan bewind voor en heeft voor de Franse overheid in 1905 onderzoek gedaan naar de behandeling van de plaatselijke bevolking. Zijn constateringen waren dusdanig dat zijn rapport nooit openbaar werd gemaakt en nog steeds afgeschermd wordt in Franse archieven. Op de terugweg naar Frankrijk in 1905 stierf Brazza in Dakar. Hoewel de Franse staat een eervolle bijzetting voorstelde in het Parijse Panthéon liet zijn weduwe hem in Algiers begraven. Ruim honderd jaar na zijn dood werd in Brazzaville een mausoleum voor hem gebouwd en daar werd hij met zijn vrouw en kinderen bijgezet. Hij ijverde voor een, voor die tijd, menswaardige behandeling van de bevolking.
Groot-Brittannië wilde, beïnvloed door de ideeën van Cecil Rhodes, een Afrikaans rijk van zuid naar noord stichten, dat zich uitstrekte van Zuid-Afrika tot Egypte, met de controle over het Suezkanaal als levensader. Opstanden in zuidelijk Afrika werden hard neergeslagen en ook de Boeren werden onderworpen aan het Britse juk. Later kwamen zij bij de uitbreiding van hun rijk naar het noorden Duitsland tegen, dat aanwezig was in Duits Oost-Afrika. Gevaarlijker werd de confrontatie met de uitbreiding van het territorium van de Fransen bij Fashoda, in het zuiden van Soedan. In 1898 kon bij dit Fashoda-incident ternauwernood een gewapend conflict tussen de Britten en de Fransen worden vermeden5. Bij meerdere van deze kolonisaties zien we combinaties van particulier initiatief en staatsingrijpen, zoals in het geval van Cecil Rhodes en Groot-Brittannië, waardoor gebieden als Rhodesië en Nigeria onder Brits mandaat kwamen. De Britten verwierven uiteindelijk zowel in economisch opzicht als strategisch in Afrika de sterkste posities. Die werden vooral ingenomen om andere Europese landen voor te zijn, al namen Duitsland, Portugal, België, Italië en andere landen hun deel uit de kaart van Afrika. Eventuele opstanden werden in bloed gesmoord, zoals tijdens de gevechten tussen het Duitse leger en het volk van de Herero in Duits Zuidwest-Afrika, het latere Namibië.

De Frans-Italiaanse ontdekkingsreiziger Pierre Savorgnan de Brazza

De begrafenis van Edward VII bracht een bont gezelschap monarchen bijeen
Het Europese kaartenhuis
Veel van de negentiende-eeuwse spanningen tussen Europese natiestaten hadden hun weerslag op het koloniseren van Afrika. Het versterken van de militaire macht, het uitbreiden van de nationale oorlogsvloten, het aangaan van steeds weer nieuwe en sterkere allianties, leidde in Europa tot de creatie van een enorm en politiek instabiel kaartenhuis. De onderlinge banden en relaties tussen de Europese vorstenhuizen kwam nog eenmaal vredelievend tot uiting bij de begrafenis van koning Edward VII van Engeland in mei 1910.
In de stoet liepen negen regerende monarchen, vijf erfgenamen van koninkrijken, veertig keizerlijke en koninklijke prinsen, meerdere vorstinnen of koningin-weduwen naast vele andere afgevaardigden. Een tableau aan kleuren: scharlaken, blauw, purper, groen met bepluimde helmen die schitterden in de zon. Niet minder dan zeventig volken waren vreedzaam voor een laatste maal bijeen. Er wordt wel eens gezegd dat bij deze begrafenis de negentiende eeuw werd begraven.
Het kaartenhuis aan allianties binnen Europa, afspraken en timetables voor de inzet van troepen, was gedetailleerd en onomkeerbaar uitgewerkt, tot op het niveau van de individuele soldaat en zijn plaats in de logistiek. Slechts een vonk in het kruitvat was genoeg om de goede oude tijd van vlak voor de Eerste Wereldoorlog (WO I) in de loopgraven te smoren. De schoten van de Servische nationalist Gavrilo Prinzip (1894 – 1918), die de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger Franz Ferdinand (1863 – 1914) op 28 juni 1914 doodden in Sarajevo, dompelden Europa en daarna de wereld in een vernietigend conflict zonder overwinnaars. Ook die oorlog zou eindigen met een verdrag dat al snel gezien werd als een wapenstilstand van twintig jaar. Een groot aantal Afrikaanse militairen sneuvelde in de loopgraven in West-Europa voor het koloniale moederland. Van velen van hen werd noch naam noch geschiedenis bewaard: ‘Numéro d’immatriculation inconnu’.
Inmiddels lijkt Afrika zich op te moeten maken voor een derde golf van economische kolonisatie
Historie van de toekomst?
De formele (tweede) koloniale periode in Afrika liep tot aan het begin van de jaren zestig van de twintigste eeuw. Daarna startte het vaak bloedig bevochten proces van dekolonisatie. De toenmalige regeringen van landen als Frankrijk en Portugal beschouwden hun Afrikaanse koloniën nog als onderdeel van het moederland en wensten daar geen afstand van te doen. De Koude Oorlog werd ook in Afrika uitgevochten waarbij communistische landen de zijde kozen van het dekolonisatieproces. Er ontstonden nieuwe onafhankelijke staten met een wisselende aanwezigheid en invloed van het oude moederland. Landsgrenzen werden met een zekere willekeur vastgesteld. Een periode van vijftig jaar kolonisatie, en vijftig jaar gekoloniseerd zijn, kwam ten einde. De analyse van deze korte periode binnen de Afrikaanse geschiedenis wordt nog steeds geschreven. Het proces van natievorming en natiestaten blijft in beweging. De rol van the scramble zal onderwerp van onderzoek blijven, en in toenemende mate ook door Afrikaanse schrijvers en historici. Inmiddels lijkt Afrika zich op te moeten maken voor een derde golf van (informele) economische kolonisatie. Een en ander indachtig de uitspraak van de Romeinse militair-letterkundige Plinius de Oudere (23 – 79 na Chr.): ‘Ex Africa semper aliquid novi’6.
Eindnoten:
- Martin Meredith’s The State of Africa. A History of fifty years of independence, 1997. Een goede introductie op de achtergronden van het moderne Afrika vanuit het huidige perspectief. Martin Meredith’s De Schatten van Afrika, 2014. Geeft een fascinerende beschrijving van vijfduizend jaar Afrikaanse geschiedenis.
- H.L. Wesseling, Europa’s Koloniale eeuw, 2003, pp. 61-62. Wesseling schreef veel imposante publicaties inzake de kolonisatie van Afrika.
- H.L. Wesseling, Divide and Rule. The partition of Africa 1880-1914, 1996. Wesseling citeert Cecil Rhodes: ‘I would annex the planets if I could’.
- Niet alleen de scramble zelf maar ook de beschrijving is voortdurend onderwerp van controverses. Thomas Pakenham’s uitgebreide analyse in The Scramble for Africa werd bewierookt en volledig de grond in geschreven.
- D. Levering Lewis, The Race to Fashoda. European Colonialism and African Resistance in the Scramble for Africa, 1987, pp.175 -206, beschrijft de fascinerende race tussen de verschillende partijen waarbij een directe oorlog tussen Frankrijk en Engeland maar net kon worden vermeden.
- ‘Uit Afrika komt altijd iets nieuws’. Het citaat schijnt een aanpassing te zijn van een citaat van Aristoteles ‘Uit Libië komt altijd iets nieuws’ uit zijn ‘Geschiedenis der Dieren’. Auteur dezes heeft dit werk niet gelezen.