OPINIE - BINNENLAND
De Vaagheid Voorbij
MARTIJN KITZEN
De Nederlandse militaire steun aan Oekraïne is inmiddels opgelopen tot meer dan 1,9 miljard euro. Dat is opmerkelijk groot voor een klein land, maar reflecteert het gevoel onder een meerderheid van de bevolking; in de ogen van de meeste Nederlanders verdienen de Oekraïners onze hulp tegen de Russische agressie. Met het sentiment zit het dus wel goed, maar hoe zit het met de rationele kant van de keuze om Oekraïne zo fors te steunen? De regering heeft al vaker laten weten vastbesloten te zijn.

Zo had minister Hoekstra het over ‘geen taboes als het gaat om spullen die Nederland kan leveren’ (zie p. 29 van het verslag) en minister Ollongren stelde zelfs dat ‘onze betrokkenheid bepaalt wie deze oorlog wint’. Deze woorden vormen een krachtig signaal, maar geven weinig inzicht in de overwegingen achter het kabinetsbeleid. Natuurlijk is het in het Nederlandse belang een destabiliserende oorlog binnen Europa op zo’n manier te beëindigen dat verdere Russische agressie ingedamd wordt. Dat lijkt een duidelijk doel waar weinig twijfel over kan bestaan. In de retoriek leidt dit vaak tot de uitspraak dat Oekraïne deze oorlog moet winnen. En daar begint de onduidelijkheid, want hoe ziet dat ‘winnen’ eruit? Onder anderen Rob de Wijk en Dieuwertje Kuijpers stelden deze vraag al waarbij laatstgenoemde liet zien dat men in Den Haag het antwoord schuldig moet blijven. Kortom, de operationalisering van het politiek-strategisch doel in een militair-strategisch doel dat richting geeft aan onze steunoperatie laat op zijn zachtst gezegd te wensen over.
Voor mij past dit in een duidelijk patroon. Het is de zoveelste manifestatie van het gebrek aan strategievorming dat zo kenmerkend is geweest voor de inzet van de krijgsmacht in de afgelopen decennia. Vanuit de krijgswetenschappen spraken we over ‘strategisch analfabetisme’ of ‘strategische vaagheid’, waarbij het ontbreken van heldere doelstellingen in Irak en Afghanistan centraal stond. Dit werd onder meer bevestigd in diverse evaluaties van de evaluatiedienst Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluaties (IOB). Recent publiceerde die haar bevindingen over de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support in Afghanistan (2015 – 2021), waarin onomwonden werd vastgesteld dat er wel heel veel ruimte bestond tussen de onderbouwing van de keuze om aan de missie deel te nemen en de daadwerkelijke bijdrage. Doelstellingen op het gebied van onder meer (internationale) veiligheid, economische groei en rechtsstaat bleken niet geoperationaliseerd. Dat uitte zich bijvoorbeeld in het ontbreken van enige onderbouwing van de aannames over de effecten die de missiebijdrage zou kunnen bereiken. Hierdoor was het volstrekt onduidelijk in hoeverre de relatief kleinschalige inzet (100 à 160 mensen) daadwerkelijk aan de hogere politieke doelen kon bijdragen. Waar velen hoopten dat dit gebrek aan strategievorming onlosmakelijk verbonden was met complex expeditionair optreden in de periode vanaf 2001, laat de situatie rondom Oekraïne zien dat we ook bij een directe dreiging voor Europese veiligheid met hetzelfde probleem kampen. Voor wat betreft onze steun ontbreekt het duidelijk aan een definitie van welk effect we daarmee precies willen bereiken om bij te kunnen dragen aan het politiek-strategische doel de oorlog te beëindigen en verdere Russische agressie in te dammen.
Vooralsnog komen we goed weg met deze voortdurende strategische vaagheid. Dat ligt enerzijds aan het feit dat Nederland niet het enige land is dat hieraan lijdt. Internationaal is er geen consensus over hoe de steun aan Oekraïne uiteindelijk zal moeten gaan leiden tot duurzame stabiliteit. Daarbij speelt mee dat de oorlog nog niet is uitgemond in een patstelling waarbij de Oekraïense strijdkrachten geen terrein meer kunnen terugveroveren. Met andere woorden, voor dit moment kunnen we het ons nog permitteren niet al te expliciet te zijn over hoe we denken dat ‘winnen’ eruit ziet. Dat brengt mij terug bij het heersende publieke sentiment, dat deze positie voor een belangrijk deel mogelijk maakt. Het draagvlak voor militaire steun blijft immers onverminderd groot. Toch zien we ook hierin langzaam terugkomen dat mensen verschillend denken over hoe onze hulp moet bijdragen aan de beëindiging van het conflict. Het risico schuilt in een verandering van de situatie waarbij het ontbreken van realistische militair-strategische doelstellingen ons kan opbreken. Wat als de oorlog bijvoorbeeld zou ontaarden in een langdurig statisch conflict en daardoor de aandacht van de gemiddelde Nederlander verliest? Het is daarom zaak in ieder geval een duidelijk militair-strategisch doel achter de hand te hebben. Ook helpt het daarbij een realistische voorstelling van zaken te geven, die mede gebaseerd is op een grondige analyse van de tegenstander. Dat voorkomt valse verwachtingen en teleurstelling. Als militaire professionals hebben wij bij dit alles een cruciale rol omdat we kunnen bijdragen aan beeldvorming die het Nederlandse publiek op de juiste manier informeert over het conflict. Tegelijkertijd kunnen we bij onze politieke leiders aandringen op operationalisering van hun doelstellingen. Al vrees ik dat we daarvoor moeten wachten op een nieuw kabinet.
Martijn Kitzen is hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie en voormalig officier.