PRIKKEN EN PRIKKELS
QUO VADIS?
We leven in het heden, kijken terug naar het verleden en proberen in de toekomst te kijken. Dit is een benadering om het gedrag en handelen van individuele mensen en van de omgeving en de maatschappij waarin de mensen leven te bestuderen. Deze benadering is ook toepasbaar voor de krijgsmacht en Defensie en in bredere zin voor de Nederlandse politiek.
Het verleden
Zo werd onlangs het optreden van Nederland en in het bijzonder dat van onze krijgsmacht in voormalig Nederlands-Indië onder het vergrootglas gelegd. Er werd keihard geoordeeld zonder rekening te houden met de tijd en de omstandigheden waarin dit optreden plaatsvond. Niet fijn voor de nabestaanden van de in Indië gesneuvelde veelal dienstplichtige militairen die daar in opdracht van de regering hun opdracht uitvoerden. Hierna brak de tijd van de Koude Oorlog aan waarin Nederland beschikte over een omvangrijke krijgsmacht met dankzij diezelfde dienstplicht veel militairen en grote hoeveelheden materieel; alles gericht op de dreiging vanuit het Warschaupact.

Quo Vadis, schilderij van Annibale Carraci (Wikimedia Commons)
Toen die dreiging wegviel wisten de politici niet hoe snel ze het vredesdividend moesten innen en begon de afbraak van de landsverdediging met o.a. het opheffen van eenheden, het verkwanselen van de slagkracht en het opschorten van de dienstplicht. In no time werd onze krijgsmacht afgebroken tot een organisatie die niet in staat is het grondgebied en de belangen van de staat te verdedigen, laat staan de toegezegde NAVO-afspraken na te komen.
Het verleden
Zo werd onlangs het optreden van Nederland en in het bijzonder dat van onze krijgsmacht in voormalig Nederlands-Indië onder het vergrootglas gelegd. Er werd keihard geoordeeld zonder rekening te houden met de tijd en de omstandigheden waarin dit optreden plaatsvond. Niet fijn voor de nabestaanden van de in Indië gesneuvelde veelal dienstplichtige militairen die daar in opdracht van de regering hun opdracht uitvoerden. Hierna brak de tijd van de Koude Oorlog aan waarin Nederland beschikte over een omvangrijke krijgsmacht met dankzij diezelfde dienstplicht veel militairen en grote hoeveelheden materieel; alles gericht op de dreiging vanuit het Warschaupact.
Toen die dreiging wegviel wisten de politici niet hoe snel ze het vredesdividend moesten innen en begon de afbraak van de landsverdediging met o.a. het opheffen van eenheden, het verkwanselen van de slagkracht en het opschorten van de dienstplicht. In no time werd onze krijgsmacht afgebroken tot een organisatie die niet in staat is het grondgebied en de belangen van de staat te verdedigen, laat staan de toegezegde NAVO-afspraken na te komen.
Het heden
Maar lang genoeg teruggekeken; laten we de aandacht richten op de huidige instabiele wereld. Een onrustige geopolitieke omgeving, met oorlog veraf en dichtbij, met verwarring en dreigingen van diverse aard. Klimaatverandering, milieuproblematiek en onbeheersbare migratiestromen leiden tot sociale onrust. De krijgsmacht verkeert door stringente en onverantwoorde bezuinigingen in slechte staat. Toen Rusland Oekraïne binnenviel kantelde het bewustzijn en plotseling was daar de politieke bereidheid om het defensiebudget significant te verhogen met de opdracht om in eerste instantie de bezuinigingsschade teniet te doen. Geluk bij een ongeluk zou je cynisch kunnen opmerken, maar het is vaak helaas zo dat calamiteiten noodzakelijk zijn voor bewustwording en verandering.
Het tij is veranderd en de bakens moeten worden verzet. Ook bij Defensie, waar de militairen loyaal maar vaak met tegenzin moesten meewerken aan de afname van de slagkracht, moet het roer om. Waar jarenlang de focus lag op minder van alles, moet nu in een razende vaart alles op alles worden gezet om de warfighting capabilities (lees gevechtskracht) van de krijgsmacht op orde te krijgen. De essentie van het beschikken over een krijgsmacht is immers dat deze, indien nodig, ingezet wordt om de belangen van de staat al dan niet in bondgenootschappelijk verband te verdedigen. De BV Nederland én de overige leden van het bondgenootschap moeten op onze krijgsmacht kunnen vertrouwen.
De toekomst
De toekomst is zoals altijd erg onzeker, waar gaan we heen en waar moeten we eigenlijk heen? Maar één ding is zeker en dat is dat de Nederlandse krijgsmacht over voldoende eigen gevechtskracht moet kunnen beschikken.
Daarmee moeten we minimaal onze NAVO-verplichtingen nakomen en zover zijn we nog lang niet. Onze organisatie, het beschikbare materieel en het personeel zijn onvoldoende toegesneden op een effectieve en succesvolle inzet.
Ongetwijfeld het grootste probleem vormt het personeelsbestand van onze strijdkrachten dat kwalitatief en kwantitatief onvoldoende is. Nog steeds is de uitstroom groter dan de instroom. Een te groot aantal militairen zoekt zijn heil buiten Defensie en dat is niet altijd geld-gerelateerd. Zo zorgt een alarmerend aantal operationele vliegers dat overstapt naar de burgerluchtvaart voor hoofdpijn in Breda. De vertrouwde instrumenten van hoger salaris en bindingspremie bieden geen oplossing meer voor de ontstane tekorten. Met enkel geld kun je niet oplossen wat niet alleen geld gerelateerd is; er zijn meer redenen waarom vliegers de organisatie verlaten. Bovendien kost het opvullen van het op deze wijze ontstane kwalitatieve en kwantitatieve tekort veel geld en tijd; voorwaarden die nodig zijn om nieuwe ervaren gevechtsvliegers op het niveau van de vertrekkende collega’s te krijgen en die tijd hebben we niet. Voor specialisten, onder andere op IT-gebied, geldt precies hetzelfde. Bij een compagnie van de verbindingsdienst is nog maar één peloton beschikbaar. De krijgsmacht is dus kennelijk niet concurrerend genoeg, alhoewel de staatssecretaris van Defensie in een debat met de Vaste Commissie van Defensie op 13 juni jl. beweerde, dat Defensie concurrerend is vanwege de financiën en de inhoud van het werk. Jammer maar helaas; de praktijk wijst domweg anders uit.
Hebt u nog even?
Commandanten ondervinden dagelijks problemen om hun eenheid inzetgereed te krijgen en dat wordt niet alleen veroorzaakt door personeelstekort, onvoldoende beschikbaar materieel en te weinig oefenmogelijkheden. Want over de inhoud van het werk gesproken, de grote ladingen voorschriften en vaak daaraan gekoppelde beperkingen, administratieve rompslomp en verstikkende bureaucratie dragen – wij stellen het wat eufemistisch – niet bij aan de motivatie van het personeel.
Er blijkt wel veel geld en personeel gestoken te worden in allerlei zaken die niet bijdragen aan de gevechtskracht, zoals bijvoorbeeld Defensie Open Op Orde, sociale veiligheid, diversiteit en tal van toezichthoudende organisaties, zoals op het naleven van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Defensie moet kennelijk eerst woke zijn alvorens we een deuk in een pakje boter mogen slaan.
De Haagse beleidsmakers zouden eens uit hun ivoren toren moeten afdalen om met commandanten en militairen te spreken over de inhoud van het werk en de reden waarom veel militairen bij Defensie weggaan. Dan zal blijken dat het niet alleen gaat over de zuigkracht van de burgermaatschappij, maar ook over de blaaskracht van Defensie.
Hoelang wordt in Den Haag eigenlijk al gesproken over human resource beleid? We mogen toch aannemen dat een dergelijk beleid gaat over personeel en dat dit beleid gericht is op het bereiken van een adequaat gevulde krijgsmacht. De praktijk toont daarvan weinig effect.
Duidelijk is dat nieuwe tools nodig zijn om mensen binnen de krijgsmacht te halen en om ze aan de organisatie te binden. Te denken valt bijvoorbeeld aan variabele aanstellingscontracten, aangepaste beloningsmodellen en arbeidsmarkttoelagen. Of gaat het dan toch weer te veel over geld? Wellicht kan een aangepaste dienstplicht ondanks alle praktische tegenwerpingen dan bijdragen aan de oplossing van het maar dooretterende personeelstekort. Wil de politiek dit niet? Wij hebben het vreemde gevoel dat er ooit een politieke meerderheid zal zijn om de tekorten bij de medische- en ouderenzorg, de krijgsmacht, de kinderopvang en nog wat van die knelpuntcategorieën op te lossen met een verplicht keuzejaar voor maatschappelijke inzet van schoolverlaters of jongeren omstreeks hun achttiende jaar. Blijkbaar is het nog niet urgent genoeg.
Redactie