
PRIKKEN EN PRIKKELS
'Je maintiendrai'
In het coronatijdperk hebben we te maken gekregen met een heel scala aan maatregelen, zoals testen, vaccineren, boosteren, maar ook met maatregelen die van ons een zeker gedrag vragen: zaken waaraan je je moet houden, om jezelf en anderen te beschermen. En hoewel de meeste mensen wel begrijpen waarom die maatregelen nodig zijn – met uitzondering van een groep principiële ontkenners – worden die vooral als vervelend ervaren. Dat geldt des te meer wanneer ze langer worden aangehouden. Er treedt een soort vermoeidheid op, maar ook irritatie die soms overgaat in een vorm van verzet. Men weigert zich nog langer aan de maatregelen te houden. In verband hiermee hebben we de laatste tijd, naast allerlei ‘coronawoorden’ – er is inmiddels een coronawoordenboek met meer dan duizend aan corona gerelateerde woorden en uitdrukkingen – vaak het woord ‘handhaven’ kunnen horen.
Het afkondigen van maatregelen is één, het handhaven ervan blijkt een lastige aangelegenheid. Dat heeft niet alleen te maken met het beschikken over voldoende handhavers maar toch ook met de Nederlandse volksaard. Wij gedogen liever dan dat we echt handhaven. Het proces van handhaven in het kader van coronamaatregelen, bijvoorbeeld bij vermeende overtredingen tijdens een lockdown, verloopt als volgt: de handhaving laat zich eerst alleen zien, een soort showing the flag, vervolgens wordt een praatje gemaakt, daarna volgt een echte waarschuwing; als ook dat niet voldoende is, volgt een boete en mocht dan de overtreding worden gehandhaafd, kan een maatregel worden genomen die een definitief einde maakt aan de overtreding, zoals het sluiten van de zaak. Het nemen van harde, niettemin noodzakelijke maatregelen wordt tot het allerlaatste moment uitgesteld. Dat is ten opzichte van de overtreder natuurlijk een heel klantvriendelijke aanpak, maar het is de vraag of hiermee het juiste signaal wordt afgegeven. Wordt het dan niet steeds moeilijker om, indien nodig, te handhaven? Onlangs hebben we nota bene enkele burgemeesters publiekelijk horen verklaren dat ze niet zouden handhaven bij het negeren van door de overheid opgelegde maatregelen. Die burgemeesters worden overigens wel gehandhaafd. Zo ontstaat wat je zou kunnen noemen een handhavingscontradictio (staat overigens niet in het coronawoordenboek), oftewel maatschappelijke tweespalt en dus een echt probleem.
Maar ook op andere terreinen blijkt handhaven een lastig fenomeen. Zo valt de laatste tijd bij discussies in ons nationale parlement een ernstige taalverruwing waar te nemen. Nu mag er best stevig worden gediscussieerd. De vrijheid van spreken in de Tweede Kamer is groot en zo hoort het ook te zijn. Maar ook die vrijheid heeft grenzen. Meerdere keren werd de afgelopen tijd aan de Kamervoorzitter gevraagd om orde op zaken te stellen, de afspraken over de omgang met elkaar te laten naleven; te handhaven! Er werd geaarzeld om dat te doen, zelfs toen een Kamerlid feitelijk opriep tot burgerlijke ongehoorzaamheid (in het kader van coronamaatregelen), iets wat zelfs in de Tweede Kamer blijkbaar niet is toegestaan.
Het lijkt zo beleid te zijn om het echte handhaven zo lang mogelijk uit te stellen. Hierin schuilt een risico, namelijk een soort acceptatie dat niet handhaven getolereerd wordt; in ieder geval zo lang mogelijk uitstellen en pas op het allerlaatste moment echt handhaven. Daarbij moet niet alleen worden gekeken naar het corrigeren van overtredingen, maar moet ook de gedachte achter de genomen maatregelen in het oog worden gehouden: het waarom en het beoogde effect. Met het uitstellen of achterwege laten van de handhaving vervaagt vanzelf de onderliggende gedachte; het beoogde effect verdwijnt uit beeld en het hele plan wordt ongeloofwaardig. We hebben voor dit typisch Nederlandse fenomeen overigens ook een term: gedogen. Het grote gevaar van gedogen door de overheid is dat diezelfde overheid niet meer serieus wordt genomen, aan gezag verliest en niet meer wordt vertrouwd. Ze doet immers niet wat ze zegt. De uitstraling is desastreus, want de instituties die de overheid vertegenwoordigen (de uitvoerders), zoals politie en krijgsmacht, worden bij gevolg niet meer serieus genomen. Weg is hun gezag.
In het leger kijk je heel vreemd tegen al dit gedoe aan. Daar heeft handhaven – je maintiendrai – namelijk een heel andere betekenis. Handhaven betekent dat je je, indien de situatie dat vraagt, tot het uiterste blijft inzetten, zelfs als dat fataal kan aflopen. Zo zijn we in het leger opgeleid, getraind en gevormd. Niet af laten weten, ook niet als het heel erg tegen zit en al helemaal niet anderen aansporen om het bijltje erbij neer te gooien (waar in feite de oproep in de Tweede Kamer tot burgerlijke ongehoorzaamheid op neerkwam); dat noemen we in het leger sabotage of verraad.
Als lid van de krijgsmacht verwacht je eigenlijk dat je maintiendrai ook door de hoogste leiding van Defensie, inclusief politici, wordt beleden. En niet alleen door díe politici, maar door de gehele politieke leiding van het land als het de nationale veiligheid betreft. Bijvoorbeeld als het gaat om het nakomen van de verplichtingen zoals vastgelegd in artikel 97 van de Grondwet. Vaak is de afgelopen jaren geschreven, ook in dit blad, over de verwaarlozing van onze defensie door decennialange bezuinigingen. Dat hoeft niet nog eens te worden herhaald. Wel is het goed om te constateren dat sinds enige tijd de politiek meer doordrongen raakt van de noodzaak van een geloofwaardige krijgsmacht. Een krijgsmacht die de belangen en verworvenheden van onze maatschappij behartigt en in stand houdt, zowel nationaal als in internationaal verband. Om die reden gaat nu meer geld naar onze defensie.

Het is zaak om de komende jaren die budgetten goed te laten besteden en de gedane politieke uitspraken over het belang van een goed toegeruste krijgsmacht vast te houden. Niet alleen op het juiste moment politiek gewenste uitspraken doen, maar er ook voor zorgen dat die uitspraken werkelijkheid worden. Dat betekent ook dat er geen uitvluchten gezocht moeten worden in onrealistische alternatieven zoals een ‘humanitaire krijgsmacht’. Daarbij zullen ongetwijfeld de nodige strubbelingen ontstaan, ook met de volksvertegenwoordiging. Maar of je nu een vakminister, vak-staatssecretaris of pure politicus (in de genderneutrale betekenis) bent, het gaat erom dat je staat voor onze krijgsmacht. Voor een organisatie die je maintiendrai tot het uiterste doorvoert!
Wat nu als we het bij militairen bekende mouwembleem met de oranje leeuw en daaronder de tekst ’Je maintiendrai’ eens levensgroot op de muur in de Tweede Kamer plaatsen? Dat zal een niet te missen herinnering voor Kamerleden én regering zijn om stand te houden en is in ieder geval een visuele verbetering ten opzichte van de nu aangelegde ’klimmuur’. Mocht dat voor de Kamer een brug te ver zijn, is wellicht een horloge met leeuw en oranje accenten nog een optie. Als politicus moet je tenslotte toch ook weten hoe laat het is!
Redactie
