OPINIE - BINNENLAND
Hoe een kleine krijgsmacht groot kan zijn
MARTIJN KITZEN

Martijn Kitzen is Hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie en voormalig officier
De Oekraïne-crisis maakt pijnlijk duidelijk wat u en ik allang wisten: we kunnen als Nederlandse krijgsmacht wel erg weinig op de mat leggen.
De met trots gepresenteerde infographics van het Ministerie van Defensie melden hoe in 2022 één fregat met boordhelikopter, één mijnenveger en twee F-35’s voor de NAVO zullen worden ingezet. Medio dit jaar wordt onze bijdrage aan de multinationale battlegroup in Litouwen uitgebreid van 250 naar 350 militairen. Daarnaast staan er grotere eenheden en meer materieel paraat voor inzet als onderdeel van de NATO Response Force en het Readiness Initiative. Een vriend zonder militaire ervaring sprak mij hierop aan. Hij had het idee dat dit allemaal niet zo veel voorstelde. Als hij dat al vond, wat zou Poetin dan wel niet denken? Mijn reactie was er – vreemd genoeg – een van opluchting. Zijn opmerking laat immers zien dat de verwaarlozing van de krijgsmacht doordringt en eindelijk een maatschappelijk thema begint te worden. Het valt te hopen dat deze trend doorzet en dat de weg naar herstel nu definitief is ingeslagen. Maar hoe moet dat herstel eruitzien?
Met de blik naar het oosten lijkt het nu vooral belangrijk om onze conventionele capaciteit weer op peil te brengen. Onze strijdkrachten zijn inmiddels echter zo klein geworden dat je je kunt afvragen of we nog wel de massa kunnen genereren die nodig is voor het grootschalig gevecht. De huidige krijgsmacht is zowel qua personeel als materieel een schim van de organisatie die tijdens de Koude Oorlog de Sovjet-Unie moest afschrikken. Voor dit moment ligt de oplossing in verdere samenwerking en integratie met andere NAVO-landen, maar ook daarbij is het van belang dat we investeren in kwantiteit. Dat is niet alleen nodig om geloofwaardig te kunnen optreden, maar ook om een geloofwaardige bondgenoot te kunnen zijn. Dat brengt me bij een andere mogelijke koers waarin de Nederlandse krijgsmacht vooral fungeert als leverancier van technologisch hoogwaardige capaciteiten, zoals onderzeeboten en F-35 gevechtsvliegtuigen. Door slim te specialiseren kan onze krijgsmacht ondanks haar beperkte omvang toch een grote bijdrage aan de internationale veiligheid leveren. Hoewel die bijdrage zeker welkom is, zou er ook een ongemakkelijk gevoel kunnen ontstaan over het relatief risicoloze karakter ervan. Dat zal niet alleen binnen de NAVO tot vraagtekens leiden, maar ook onze invloed op Europese veiligheidssamenwerking geen goed doen. Bovendien kun je je afvragen wat er gebeurt als andere landen ook voor een dergelijke taakspecialisatie kiezen. Wie levert er dan nog pure gevechtskracht? Daarom is het van belang dat we ons gebrek aan omvang compenseren en zorgen dat we in alle domeinen effectief kunnen opereren. De Defensievisie 2035 lijkt dit pad te bewandelen door te pleiten voor een technologisch geavanceerde krijgsmacht die via informatiegestuurd optreden in staat moet zijn een betrouwbare internationale partner te worden en de Nederlandse belangen te kunnen beschermen. De snelle, schaalbare en flexibele eenheden die dit in de praktijk moeten brengen bieden inderdaad een uitstekende mogelijkheid om relatief veel gevechtskracht te leveren; althans in theorie. In de praktijk zijn er veel vraagtekens bij de robuustheid van de hiervoor benodigde technologie en de effectiviteit daarvan op het moderne slagveld. Veerkracht zal dan ook voorop moeten staan en schaalbaarheid betekent dat je ook in fysieke massa moet kunnen escaleren. Dat staat of valt met voldoende en goed opgeleid personeel.
Voor mij is dat laatste punt cruciaal. Als we met onze kleine krijgsmacht een zo groot mogelijke bijdrage aan de internationale veiligheid willen leveren, dan zullen we nu moeten beginnen met grootschalige investering in de mensen die de gevechtskracht moeten gaan leveren. Tijd om het personeel nu echt eens op één te zetten en serieus werk te maken van een kwantitatief en kwalitatief toekomstbestendig bestand. Voor dat eerste geldt dat het initiatief vooral bij het ministerie ligt. Het is hard nodig dat militairen een passend pakket aan arbeidsvoorwaarden krijgen, waarmee Defensie zich nadrukkelijk manifesteert als een aantrekkelijke werkgever. Kwaliteit zie ik als een zaak van ons allemaal.
Om met onze kleine krijgsmacht zoveel mogelijk te kunnen bereiken zullen we een flexibele mindset moeten ontwikkelen die ons in staat stelt te schakelen tussen verschillende manieren van optreden. We zullen even goed moeten kunnen optreden tegen een conventionele dreiging, als dat we klaar moeten staan om via (vredes)missies instabiliteit in de wereld om ons heen aan te pakken. Hier ligt een hoofdrol voor u als officieren. Het is namelijk onmogelijk dat we de gehele krijgsmacht op alles tegelijk voorbereiden, maar het is wel zaak dat haar leiders blijven lezen, nadenken en discussiëren over alle mogelijke manieren waarop we onze gevechtskracht kunnen ontplooien. De krijgsmacht moet kunnen focussen op een specifieke taak en daarnaast voldoende operationele kennis hebben om snel andere taken op te pakken. Op die manier maken we onze kleine krijgsmacht in ieder geval groot in flexibiliteit.