OPINIE - BINNENLAND

Is er nog toekomst voor de tank?

Britse Mark I tank 1916 (foto: Wikimedia Commons)

LKOL B.D. PATRICK BOLDER EN LKOL B.D. P. DEKKERS

Een terugblik

In september 1916, tijdens de Eerste Wereldoorlog (WO1), hadden de Duitse troepen aan het westelijk front tijdens de Slag aan de Somme een primeur: voor het eerst kwamen zij oog in oog te staan met een nieuw, revolutionair wapen, de tank. Een wapen dat in eerste instantie bedoeld was om een einde te maken aan de langdurige patstelling in de loopgraven van Noord-Frankrijk. Alhoewel meerdere landen werkten aan de ontwikkeling van een gepantserd voertuig dat zich door allerlei soorten terrein en versperringen zou kunnen ploegen, komt de eer toch aan de Britten toe, die als eerste een in de praktijk bruikbare tank, de Mark I, inzetten op het slagveld. Tegen het einde van WO1 beschikten vrijwel alle strijdende partijen over grote aantallen tanks, maar ondanks de veelbelovende successen op het slagveld werd door de meeste militaire commandanten het wapen nog niet op zijn juiste waarde geschat. In tegenstelling tot die andere innovatie uit WO1, het vliegtuig, bleef de rol van de tank beperkt tot een soort close support voor de infanterie; niet veel meer dan een loopgraaf buster.

In het interbellum werd de doctrine over de inzet van tanks verder ontwikkeld waarbij de tank als wapen werd ondergebracht bij de cavalerie. Strategen als Lidell Hart en Fuller konden het echter niet eens worden hoe het wapen het best kon worden ingezet. De meest invloedrijke expert over de inzet van het tankwapen was de Duitse generaal Heinz Guderian. Helaas, voor de Duitsers, waren hun tanks niet berekend op de strategische concepten van Guderian. De meerderheid van de Duitse Panzer-eenheden bestond uit de, met een 20mm kanon bewapende en slechts licht gepantserde, Panzer II tanks. Tijdens de Tweede Wereldoorlog (WO2) leidden de ontwikkelingen bij de Duitsers tot de zwaardere Panther en Tiger tanks. Hierbij moet wel bedacht worden dat zwaarder niet automatisch beter is.

Tijdens de Koude Oorlog ging de ontwikkeling van de tank bij de NAVO en Warschaupact nog steeds verder met verbeteringen op tal van terreinen, zoals voortstuwing, bepantsering en geschut. De kentering kwam na het einde van de Sovjet-Unie in 1991. In meerdere landen begon twijfel te ontstaan over de relevantie van de tank. Enerzijds ingegeven door de toenemende kwetsbaarheid en anderzijds door de voortdurende neiging tot bezuinigen. Het laatste aspect speelde met name ook in Nederland een grote rol. Een van de slachtoffers was de Leopard 2A6 gevechtstank die toen de krijgsmacht moest verlaten en slechts via een leaseconstructie met Duitsland konden we nog wat ‘tank-optreden-kennis’ behouden. Ook in andere landen gingen de tanks van de hand of werden deze vervangen door lichtere gepantserde voertuigen. De toenemende kwetsbaarheid van de tank voor gespecialiseerde anti-tank wapens kon worden tegengegaan door de ontwikkeling van verbeterde, actieve, bepantsering. De operationele inzetbaarheid is daardoor toegenomen, maar de vraag blijft of de tank in de 21e-eeuwse oorlogvoering niet aan relevantie heeft ingeboet. Tekenend is dat bij sommige operators de klassieke Main Battle Tank (MBT) al geheel is afgeschaft, zoals bij het US Marine Corps, ofwel er wordt overwogen om dat te gaan doen, zoals bij de British Army. De Britten beschikken nu nog over 227 Challenger 2 tanks, waarvan er nog slechts 148 in aanmerking komen voor een broodnodige upgrade van de aandrijving, sensors en geschut. De geraamde kosten hiervoor zijn al opgelopen tot 1.5 miljard Pond. De chef-staf van de Engelse landmacht noemde de Challenger 2 al een ‘weapon of sunset’, zulks in tegenstelling tot ‘sunrise technologies’ als cyber en elektronische oorlogvoering.

Een strategische ontwikkeling

Zoals alles in deze wereld is ook het karakter van oorlog aan continue wijziging onderhevig. Waar sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw de Air-Land battle steeds verder verbeterd werd en waar landmachten en luchtmachten elkaar steeds beter gingen begrijpen, zien we nu de ontwikkeling naar multi-domein operaties. Zeker in het geval van peer-to-peer conflicten. Maar ook zullen door ideologie gedreven organisaties voor aanhoudende onrust blijven zorgen. In hoeverre is de Nederlandse krijgsmacht geschikt om beide uitersten van dit spectrum aan te kunnen? En vooral is het veelbesproken, afgevoerde en weer in gebruik genomen wapensysteem, de MBT, daarin nog wel relevant?

Alvorens deze vraag te beantwoorden is het wellicht goed om eens terug te gaan naar het project van de Interdepartementale werkgroep Verkenningen[1] naar de toekomst van de krijgsmacht. Twee jaar aan intensief werk heeft tot een eindproduct en terminologie geleid dat, na publicatie in 2010, nog vele jaren daarna is gebruikt. Ondanks de aanbevelingen, waarvan de vierde luidde dat er, ‘…gebaseerd op analyse van de mondiale, Europese en nationale veiligheidssituatie geen aanleiding is de defensie-inspanning te verminderen’, weten we wat er vanaf 2012 is gebeurd. Zonder keuzes te maken in de vier voorgestelde profielen is er grootschalig bezuinigd op Defensie vanwege de toen reeds uitgebroken kredietcrisis. Pas de laatste jaren lijkt het product van defensie beter te worden gewaardeerd en is er mondjesmaat, maar nog steeds te weinig[2], weer geld toegevoegd aan het defensiebudget.

Wat opvalt is dat de vijf strategische vragen, die op pagina 299 van het Eindrapport Verkenningen in een rood kader zijn geplaatst, nooit zijn beantwoord (zie kader) als het gaat om wat Nederland nu wil met zijn defensie. Deze vragen gaan over de fundamentele keuzes zoals internationale samenwerking en afhankelijkheden en hoever we hierin willen gaan, de balans tussen de drie hoofdtaken en hoe om te gaan met de fundamentele onzekerheid in de wereld.

Deze politieke keuzes hoeven wij nu niet te beantwoorden, wel kunnen wij schetsen welke ontwikkelingen er zijn om de politiek te helpen met het maken van keuzes. En die keuzes bepalen uiteindelijk de gereedschapskist van Defensie. Eigenlijk kunnen we een aantal grote ontwikkelingen duidelijk schetsen: De versnelling[3] van oorlogvoering, waarbij informatie een steeds belangrijkere rol gaat spelen, oorlogvoering over meerdere dimensies, niet alleen de vijf militaire als zee, land, lucht, cyber en space, maar ook diplomatiek, media, juridisch, etc. Miniaturisering en proliferatie van militair toepasbare technologie waardoor allerlei opponenten door alle dimensies heen op allerlei momenten ons het leven moeilijk kunnen maken en een steeds verder uitdijend spectrum van mogelijke opponenten die onze welvaart bedreigen, van statelijke en niet-statelijke (maar wel door staten gesponsord) actoren, ideologisch gedreven groeperingen, criminele organisaties die via ontwrichting hun werk doen en de zogenaamde ‘nuttige idioten’ die bewust of onbewust de ons onvriendelijke opponenten faciliteren. Uiteraard is een combinatie van de hiervoor genoemde actoren ook aan de orde.

Een vooruitblik

Het bovenstaande leidt tot een aantal observaties en conclusies. Zo zal de waarde van Situational Awareness (SA) en Situational Understanding, leidend tot Operational Knowledge in belang gaan toenemen. Dat kan alleen door te beschikken over goed beveiligde sensor- en communicatiesystemen, die zo goed zijn georganiseerd dat de gebruikers van informatie en intelligence instantane kennis hebben en directe bevelvoering kunnen uitoefenen. Doordat ook onze peer competitors over steeds betere observatiemiddelen beschikken, wordt het gevechtsveld steeds transparanter. Dat leidt ertoe dat in de peer-to-peer strijd van morgen het uitschakelen van knooppunten en systemen die de tegenstander oren, ogen en een mond geeft, het eerst worden aangegrepen. Interdictie en Suppression of Enemy Air Defence (SEAD) en Destroyal of Enemy Air Defence (DEAD) missies en een verschuiving van het tactische gevecht op de grond naar een meer strategisch gericht conflict, dieper in het hartland van de tegenstander zijn het logische gevolg daarvan. Deze ontwikkeling zien we ook bij onze mogelijke tegenstanders; hoogwaardige stealth vliegtuigen, zoals de Chinese J20 en Russische MiG-57, ontwikkeling van ballistische raketten en hypersone wapensystemen zijn daar exemplarisch voor, evenals het vergroten van de strategische diepte, zoals China nu doet met het uitroepen van de zogenaamde 9-dash-line tot Chinees grondgebied. Deze oorlog van de toekomst zal er dus vooral een zijn die op grote afstand wordt gevoerd. Een duidelijke frontlijn met troepen die direct met elkaar in contact komen lijkt dan ook iets van het verleden te zijn en niet meer van de toekomst.

Besluitvorming moet ook gaan versnellen en waar nodig moeten zelfs besluiten over ingrijpen bij een lager niveau worden neergelegd om de sensor-to-effector tijd te reduceren en zo de overwinningskansen te vergroten. Dat geldt zeker waar het de dreiging van de technologisch gedreven wapensystemen betreft. Het gevaarlijkste hierin is de dreiging met zwermen van onbemande en in hoge mate autonome systemen die vanuit de lucht, via zee of over land op ons af worden gestuurd. Dat vraagt dat we in ieder geval voor onze eigen verdediging ook zwaarder zullen moeten gaan leunen op door kunstmatige intelligentie (AI) gedreven wapensystemen en een betere verdediging tegen dreigingen vanuit het cyber-, lucht- en ruimtedomein. Het bovenstaande zal in eerste instantie tot uiting komen in een peer-to-peer conflict; echter, dat zal ook niet meer gevoerd worden op een wijze die wij acceptabel vinden. Via de verschillende domeinen zal verstoring, verzadiging, verblinding en vernietiging over ons worden uitgestort. Een formele oorlogsverklaring zal niet meer worden overhandigd, waardoor een continue paraatheid vereist is. Handelingsvaardigheid, en dat op alle niveaus, is het enige antwoord om onze territoriale integriteit en veiligheid te behouden. Belangrijker dan de vereiste hoge mate van handelingsvaardigheid is misschien nog wel te beschikken over een robuuste en geloofwaardige afschrikking om elke opponent de lust te ontnemen iets tegen ons te beginnen.

Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich de nation building operaties, of je die nu Security Force Assistance, wederopbouw missies of hoe dan ook benoemt. Daarvoor moet met en tussen de mensen worden geopereerd. Dat vraagt om een lange (politieke) adem, een duidelijke doelstelling en een visie; niet slechts een mandaat uitgesproken tijdens een parlementaire periode. Het idee dat in een paar jaar tijd westerse democratische normen en waarden kunnen worden geëxporteerd naar een land met een compleet andere cultuur en historie is door de recente gebeurtenissen in Afghanistan voorgoed onderuitgehaald. Dat constaterend zijn er een aantal kern-capaciteiten aan te wijzen waarin de krijgsmacht moet excelleren:

  1. Robuuste en geloofwaardige afschrikking en haalbare vergelding van een eerste aanval;
  2. Welhaast ondoordringbare verdediging tegen dreiging uit de lucht en de ruimte;
  3. Superieure informatie en intelligence;
  4. Uitstekende Command and Control (C2) capaciteiten op ieder niveau;
  5. Het vermogen om war amongst the people uit te voeren waarbij escalatie en de-escalatie direct kunnen worden uitgevoerd;
  6. Bewezen een betrouwbare partner te zijn voor het optreden met lokale eenheden en bevolking.

Om bovenstaande capaciteiten te bereiken moeten de wapensystemen die we daarvoor inzetten, inclusief de bemanningen, robuust zijn en goed verdedigbaar. In deze tijd van proliferatie van technologieën, is de onbemande kamikaze drone in de vorm van loitering munition niet meer weg te denken. De oorlog in het najaar van 2020 om Nagorno-Karabach heeft laten zien dat integratie van deze wapens in de bestaande krijgsmacht goed mogelijk is én vooral effectief. Om niet ook het slachtoffer te worden van dit soort goedkope wegwerpwapens zullen onze eigen systemen een hoge mate van beweeglijkheid, bepantsering, onzichtbaarheid en snelheid moeten hebben.

Als we kijken naar de huidige krijgsmacht zien we veel wapensystemen die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan zowel informatiewinning als vuurkracht in de diepte. Te denken valt aan wapensystemen als de F-35 (met daarbij de nucleaire taak), de MQ-9 Reaper, fregatten met SMART-L-ER, Fennek, maar ook nieuwe eenheden bij de landmacht, zoals de Cyber and Electromagnetic Activities compagnie. Vuurkracht kan vanuit de lucht en vanaf land worden geleverd en state-of-the art strategische luchtverdediging door fregatten en Patriot in combi. Deze systemen zijn voorts vereist om een veilige situatie te garanderen voor de operaties aan het andere einde van het spectrum, juist zodat deze kunnen worden uitgevoerd. Het optreden tussen en met de lokale eenheden en bevolking vraagt om uitgestegen militairen die op deze manier worden beschermd. Wat opvalt is dat de MBT in geen van bovenstaande profielen een functie lijkt te kunnen vervullen.

Kwetsbaarheid van de MBT

Tijdens de Eerste Golfoorlog geloofde de Iraakse legerleiding nog dat ingraven, verspreiden en verplaatsen bij duisternis hun tankleger vrijwel onkwetsbaar zou maken voor luchtaanvallen. Het succes van de Amerikaanse tank plinking missies, nachtelijke luchtaanvallen met o.a. A-10 vliegtuigen en smart weapons, bewees het tegendeel. Alleen al die kwetsbaarheid van de tank[4] voor een dreiging vanuit de lucht of door autonome loitering drones, zoals bijvoorbeeld de Harpy en de Harop spreekt in haar nadeel. De eerdergenoemde transparantie bewijst dat grote systemen vanuit de lucht redelijk eenvoudig zijn te vinden en uit te schakelen. Terminal guided en autonoom opererende munitiesoorten zorgen voor de benodigde precisie, ook bij bewegende doelen. Nog zwaardere bepantsering van de tank gaat ten koste van manoeuvreerbaarheid en snelheid. Zwaardere bepantsering zal het gewicht van de tank doen toenemen zodat een zwaardere motor en transmissie noodzakelijk wordt. Het gewicht zal hierdoor verder toenemen waardoor de tank langzamer wordt, minder manoeuvreerbaar en een nog gemakkelijker doelwit voor vijandelijke antitank wapens.

Leopard 2A6 in actie

Concluderend kan worden gesteld dat de MBT geen rol van betekenis meer lijkt te kunnen vervullen in het conflict van de nabije en iets verder verwijderde toekomst. De schaarse defensiegelden zijn beter besteed aan wat in Engeland werd genoemd sunrise technologies. De tank nadert het einde van zijn houdbaarheidsperiode, vergelijkbaar met de bereden cavalerie honderd jaar geleden.

Conclusie

De schrijvers zijn zich er terdege van bewust dat de conclusie over het aflopen van de houdbaarheid van de MBT reacties zullen oproepen. Het gaat er hier ook niet zozeer om bepaalde wapensystemen overbodig te verklaren. Dit artikel is vooral met een prikkelende kop (en inhoud) geschreven om een oproep te doen om bij defensie- en capaciteitenplanning te kijken naar strategische belangen van ons land in NAVO- en EU- verband, kijken naar geopolitieke en technologische ontwikkelingen en van daaruit vast te stellen waar onze krijgsmacht geschikt voor moet zijn, en welke taken zij moet kunnen uitvoeren. De vijf strategische vragen dus, uit het Eindrapport van de Verkenningen van 2010. Vervolgens moet worden bepaald welke capaciteiten en middelen daarvoor zijn vereist. Het recente verleden wijst uit dat de huidige praktijk van het één op één vervangen van verouderde middelen niet meer werkt. Ten eerste omdat de wereld verandert en op deze wijze de krijgsmacht niet mee verandert en dus minder goed inzetbaar wordt voor veranderende dreigingen en omstandigheden, maar vooral dat, ingegeven door te krappe budgetten één-op-één vervanging neerkomt op één-op-een-half vervanging. Deze praktijk leidt tot een race to the bottom en is een doodlopende weg. Vernieuwing in denken is derhalve hard nodig en moet samengaan met verhoging van het defensiebudget.

Waarom heet een tank ‘tank’?

In WO1 gelastte de toenmalige Engelse minister van marine, Winston Churchill, First Lord of the Admiralty, een onderzoek naar wat hij noemde land ships. Een speciale organisatie werd hiervoor in het leven geroepen, het Landship Committee. Na tal van mislukte proefnemingen werd in 1916 een bestelling geplaatst voor 150 exemplaren van wat werd genoemd His Majesty’s (HMS) Centipede, later ook wel ‘Mother’ genoemd. De benaming ‘tank’ kwam al in 1915 in zwang om geheimhouding te verzekeren rond dit revolutionaire wapen. De productiebedrijven werd verteld dat zij watertank-transportsystemen fabriceerden en de benaming ‘tank’ kwam in zwang bij de fabrieksarbeiders. Het Landship Committe nam deze term over om verdere geheimhouding te verzekeren en hernoemde zichzelf Tank Supply Committe. De nautische achtergrond van het tankwapen verklaart mogelijk waarom infanterie- commandanten aanvankelijk maar weinig op hadden met het nieuwe wapensysteem.